Datum: 28 januari 2018
Download PDF
1. Grote pastorale nood
Als het gaat om de zonde tegen de Heilige Geest, komt je heel verdrietige verhalen tegen. Mensen, vooral jongeren, die in grote nood zijn, omdat ze bang zijn dat ze deze zonde hebben begaan. Twee weken geleden nog kreeg ik een mail van iemand elders uit het land, die worstelde met seksuele zonden en zo bang was dat hij gezondigd had tegen de Heilige Geest. Maar ook op internet kun je aangrijpende verhalen lezen. Zo las ik het getuigenis van een meisje van 10 jaar, dat in een vlaag van boosheid, bewust God vervloekt heeft, en nu bang is dat ze tegen de Heilige Geest gezondigd heeft. Ze vindt het moeilijk om zich in de kerk te concentreren, Bijbellezen en bidden raakt haar niet meer zo, en zo trekt ze voor zichzelf de conclusie: ik heb deze zonde begaan. Ze is zelfs zo bang voor het oordeel van God, dat ze over denkt om maar uit het leven te stappen. Hoe minder zonde je begaan hebt, hoe minder zwaar het oordeel. Nu is dit voorbeeld misschien wel erg extreem. Maar je zult maar met die vraag rondlopen. Daarom is het goed om er weer eens bij stil te staan. Temeer, omdat dit onderwerp een heel eigen leven is gaan leiden. Wat is zonde tegen de Heilige Geest nu precies? En: hoe kunnen we voorkomen dat we deze zonde begaan?
2. Het oordeel van de schriftgeleerden
De menigte. Marcus begint te vertellen dat Jezus thuis is. Opnieuw lezen we dat een grote menigte van mensen Jezus is gevolgd. Ze hebben zijn onderwijs gehoord. Ze hebben de tekenen en wonderen gezien die Hij heeft gedaan. Nieuwsgierig geworden zoeken ze Jezus op. Ze luisteren naar Hem. Hij is anders. Hij onderwijst met gezag. Hij doet tekenen die niemand kan doen. Ze hangen aan zijn lippen. Zou Hij de Zoon van God Zijn, de beloofde Messias? De menigte. We komen hen tegen in vers 20 en 32: luisterend naar Jezus. Maar niet iedereen doet dat. Er zijn nog twee groepen.
Familie. Er zijn mensen die Hem beter kennen. Vers 21: zijn verwanten. Letterlijk: die bij Hem hoorden. Dat kunnen mensen zijn die Hem kennen. Klasgenoten. Dorpsgenoten. Maar uit vers 32 blijkt dat dit vooral zijn naaste familie is. Zijn moeder en zijn broers.
[Maria heeft na de geboorte van Jezus, nog verschillende andere kinderen gehad. Uit het feit dat Jozef hier niet genoemd wordt, vermoedt men dat hij reeds overleden is].
Ook voor hen is er reden om naar Jezus toe te gaan. De menigte kon niet genoeg krijgen van Jezus onderwijs en wonderen. Maar zijn familie is bezorgd. Ze willen Hem eigenlijk tegenhouden. Dit loopt helemaal uit de hand. Hij is buiten zichzelf, ‘in extase’ staat er in het Grieks. De mensen die verlost zijn door Jezus, genezen en bevrijd, zeggen: Hij is de Zoon van God, maar Zijn familie zegt: Hij is Zijn verstand kwijt. De menigte reageert in zekere zin nog neutraal, maar zijn verwanten zeggen: dat Hij ermee moet stoppen, met dat onderwijs, met mensen van demonen bevrijden en zieken genezen. Dat geeft zoveel onrust. Wat zullen de leiders er wel van zeggen? Ze schamen zich diep voor Jezus. Zouden zij Jezus als Zoon van God hebben gezien? Vermoedelijk hier niet. Jezus gaat niet op ze in en maakt ze geen verwijt.
[Na de opstanding van Jezus zijn de broers van Jezus waarschijnlijk wel tot erkenning gekomen van wie Hij is. Van twee weten we dat: Jacobus schreef een brief. Judas ook]
Schriftgeleerden. Maar Jezus komt pas in beweging bij de derde groep. Vers 22: de Schriftgeleerden. Een officiële delegatie uit Jeruzalem. Zij zijn gekomen om het werk van Jezus te oordelen. Maar voordat ze goed en wel met Hemzelf gesproken hebben, voordat ze zelf naar Hem geluisterd hebben, hebben ze hun oordeel al klaar: Hij is bezeten! Ze geven een theologisch oordeel. Zeiden zijn familieleden nog: Hij is buiten Zichzelf, de Schriftgeleerden doen iets wat veel verder gaat. Ze zeggen: De duivel is aan het werk. Ze ontkennen niet dat Jezus wonderen doet. Dat is trouwens wel slim, maar ze geven de tekenen een andere waarde. Het zijn tekenen van het rijk van de duivel. Ze lossen het raadsel op: hoe kan Jezus mensen bevrijden? Hij moet wel een sterkere demon zijn dan de andere demonen. Ze noemen de naam Beëlzebul. Het Jodendom in die tijd had een hele visie ontwikkeld op geesten en demonen. Een soort rangorde. Beëlzebul stond ergens hoger op in de lijst. Hij moet wel een verbond hebben met deze demon, anders kan Hij dit allemaal niet doen. Wat een verwijt! Wat een lastering!
Jezus. Hoe reageert Jezus hierop? Scherp, maar vriendelijk. Vers 23: Hij riep hen bij zich. Dat is bijzonder. Hij zoekt nog steeds het gesprek. Hij schrijft lasterende mensen nog niet af. Wat een genade! En wat zegt Jezus? Hij ontkracht met argumenten wat ze zeggen. Het klopt niet:
1. Als Ik Beëlzebul zou zijn, zou de satan de satan uitwerpen. Ik zou mensen bevrijden van mezelf. Dat kan helemaal niet. Onzinnig idee.
2. Als een koninkrijk onderling verdeeld is, en tegen zichzelf vecht, ontstaat er chaos. Zo’n rijk kan nooit lang blijven bestaan. Landen waarin een burgeroorlog heerst, gaan aan het geweld ten onder. Daar is geen hoop voor te verwachten.
3. Satan is sterk. Wil hem wil overwinnen, moet sterker zijn. Als er hier mensen verlost worden, moet degene die dat doet sterker zijn. Denk nog even terug aan 1:7: Hij is de Sterkere. Jezus is hier als de Sterkere aan het werk. Hij is bezig een buit te behalen. Jezus gaat als de Sterkere het huis van satan binnen en haalt daar weg wat geroofd was. Jezus brengt de gestolen goederen weer terecht. Jezus is bezig mensen te bevrijden uit de macht van satan. Zien ze dat dan niet? Hij doet, wat God al zo lang wilde doen: mensen bevrijden uit de macht van de zonde, uit de slavernij van de dood. Het evangelie gebeurt voor hun eigen ogen. Er is eindelijk goed nieuws. De deur van het Koninkrijk van God staat open. Er is redding en behoud voor iedereen die in Jezus gelooft.
3. De waarschuwing van de Here Jezus
De deur staat open, maar er klinkt ook een duidelijke waarschuwing om niet de zonde tegen de Heilige Geest te begaan. En die waarschuwing is niet in eerste instantie tegen de menigte gericht, en ook niet tegen zijn familie – zij luisteren natuurlijk wel mee – maar vooral tegen degenen die zijn werk veroordelen en aan de duivel toeschrijven. Dat kunnen we afleiden uit vers 30: want zij zeiden: Hij heeft een onreine geest. De waarschuwing is dus gericht tegen de schriftgeleerden, en tegen wat zij doen.
Maar de waarschuwing begint met een heel heldere samenvatting van het evangelie (vs. 28). Hoe kritisch God ook spreekt, Zijn genade gaat altijd voorop! Wat zegt Jezus: alle zonde die mensen doen, alle lasteringen (in het Grieks staat ‘blasfemie’, Godslasteringen) die mensen ook maar uitspreken, zullen hen vergeven worden. Vergeven in de zin van: als je berouw hebt, je zonden belijdt, dan zal God die zonde vergeven. Want daarvoor is Jezus nu juist gekomen. Zijn dood en sterven aan het kruis, vormt de basis, de grond van deze vergeving. Dat hebben wij vandaag in het avondmaal kunnen proeven. Dankzij Jezus staat de deur naar Gods Vaderhuis open. Dank zij Hem is er vergeving en verzoening voor wie God daarom vraagt!
Wat Jezus zegt, gaat dus heel ver. Voor elke zonde is er vergeving. Je kunt de ergste zonde gedaan hebben. Al heb je alles aan elkaar gevloekt, ben je zwaar verslaafd geweest, heb je iemand vermoord, als je oprecht berouw hebt en om vergeving vraagt, zal God je die schenken. Uit genade. Natuurlijk is dit geen vrijbrief om maar te blijven zondigen. De Here hoopt dat je groeit in de kennis van Hem. Dat je strijdt tegen de zonde in je leven en er niet aan toegeeft. Maar wat je ook hebt gedaan, als je gelooft in Jezus Christus, heeft de zonde of je verleden nooit het laatste woord. Er is altijd vergeving bij God te vinden!
Maar wat betekenen dan die woorden van vers 29? Als je lastert tegen de Heilige Geest is er geen vergeving voor je. Dan rest je het eeuwige oordeel. Dan gaat de deur die toegang geeft tot het eeuwige leven voor je dicht. Dat zijn aangrijpende woorden. We kunnen ons best voorstellen dat mensen hiermee worstelen. En als iemand een bepaalde zonde begaat, dat hij of zij zich afvraagt: heb ik nu die ene zonde, de zonde tegen de Heilige Geest, begaan. Hoe zit dat?
4. Zonde tegen de Geest is een proces
We kunnen wat Jezus hier zegt, alleen maar begrijpen als we beseffen dat (1) de heilige Geest een persoon is en (2) dat de zonde tegen de heilige Geest een proces is.
Iets daarvan zien we hier al. Jezus verwijt de schriftgeleerden dat ze Hem lasteren. En lasteren heeft te maken met verharding van het hart. Dat is wat je in het evangelie van Marcus iet gebeuren, als je het doorleest. In de houding van de farizeeën en schriftgeleerden zit een ontwikkeling. Aanvankelijk stellen ze vragen, gaan ze met Jezus in gesprek, maar al gaandeweg wordt het grimmiger, en maken ze plannen om Jezus te doden. Uiteindelijk leveren ze Hem over aan de Romeinen. Lasteren is geen eenmalige zonde. Lasteren heeft met die ontwikkeling te maken. Van toenemende afstand tot Jezus. Hoe groter de afstand tot Jezus wordt, hoe minder je met Hem bezig bent, hoe kritischer je begint te worden. Met als gevolg, dat er verwijdering ontstaat. Verharding. Verbittering. Lastering is het eindstadium. Zo werkt het met de Heilige Geest ook!
Paulus. Ik wil even een zijstapje maken naar Paulus. De apostel heeft een paar teksten die ons op dit punt kunnen helpen. Ik heb ze één keer eerder in een preek genoemd. Het lijkt erop dat Paulus niets zegt over de zonde tegen de Heilige Geest. Maar dat is niet waar. Paulus kent het thema wel degelijk. Als we goed naar hem luisteren, dan heeft God op de weg van verwijdering en verharding drie stopborden geplaatst.
Stopbord 1: Bedroef de Heilige Geest van God niet (Ef. 4:30).
Daar begint het mee. Toen we tot geloof kwamen, hebben we de Heilige Geest ontvangen. We zijn een een tempel van de Heilige Geest. Maar let erop: De Heilige Geest is een persoon die je kunt bedroeven. Hoe? Net zoals wij mensen kunnen bedroeven.
Paulus noemt heel wat dingen: door bitterheid (vasthouden aan je eigen gelijk), woede en toorn (hoe je je boosheid uit naar anderen toe), laster en roddel (dat wat je zegt over anderen). Door keuzes te maken die tegen Gods wil ingaan. Als jij bewust iets doet wat God niet goed vindt, moet je er niet vreemd van opkijken dat je niet veel van God in je leven ervaart. Dat heeft met elkaar te maken. Als wij de Geest bedroeven, dan trekt Hij zich terug. Dan merk je steeds minder van Zijn aanwezigheid, van Zijn fluisterstem, van Zijn kracht. Je merkt het ook in je relatie met de Here Jezus. Dat leeft minder. Minder vreugde beleef je aan het geloof en aan de kerkgang.
Wees er alert op dat je de Geest niet bedroeft door aan bepaalde zonden vast te houden. Maar breng dat aan het licht. Belijdt het, en je zult vergeving ontvangen.
Stopbord 2: Blus de Geest niet uit (1 Tes. 5:19).
Dat gaat een stapje verder. De Heilige Geest wordt vaak met vuur vergeleken. De Geest houdt het vuur van het geloof in ons brandend. Als gelovigen zijn we voor ons geloof helemaal van de heilige Geest afhankelijk. Dat vuur mag niet gedoofd worden, zegt de apostel. Uitblussen gaat met kracht gepaard. Hoe kun je dat vuur doven?
In dezelfde brief spreekt de apostel over heilig leven. Wees heilig want Ik ben heilig, zegt God. Dit wil God: uw heiliging, en dan noemt hij twee dingen concreet:
(1) ontucht (porneia in het Grieks). Dat heeft met seksuele zonden te maken. Pornografie. Buitenechtelijk geslachtsverkeer. Prostitutie. Overspel. Ontucht met minderjarigen. Je laten leiden door hartstochten. Dat is dus heel concreet. Hij noemt als tweede ook de
(2) onderlinge liefde, tussen broeders en zusters in dezelfde gemeente. Ook dat is iets wat steeds in de brieven wordt benadrukt. Heb elkaar lief. Leef niet in onmin met je broeder of zuster. Het kan niet zo zijn, dat je samen aan het avondmaal gaat, maar elkaar niet groet en niet door een deur kan. Dat dooft het werk van de Geest uit. In je persoonlijk leven, maar dat heeft ook invloed op de onderlinge gemeenschap in de kerk. Zou het kunnen dat dit een van de redenen is dat het niet goed gaat met de kerk in Nederland, omdat door hoe we leven en met mensen omgaan Geest verdriet hebben gedaan en Hem bedroefd hebben?
Stopbord 3: verzet je niet tegen de Heilige Geest (Hand. 7:51).
Dat lezen we in de toespraak van Stefanus. Waar het volk Israël verweten wordt zich tegen de Here God te verzetten. De omstanders worden boos. Ze ontploffen van woede en besluiten Stefanus te stenigen. Hier worden grote stappen gezet op de weg van de verwijdering van God. Hoe verder je bij Hem vandaan gaat, hoe harder je hart wordt. Zo komen mensen ertoe zich in woord en daad, bewust tegen Jezus en tegen God te verzetten. Openlijk en bewust. Dat zien we om ons heen gebeuren. In de samenleving. In films. In literatuur. Vaak zijn mensen die van huis ervan weten, nog het meest anti. We weten allemaal van schrijvers als Maarten het Hart, Jan Wolkers, en anderen, die er voor kiezen bewust afstand te nemen van het geloof en het belachelijk te maken. Ga die weg niet op, zegt Paulus. Er komt een moment dat je niet meer terug kunt. Niet omdat God dat niet zou willen, maar omdat jij dat niet meer wilt.
Troost. Wat zeggen we tegen mensen die worstelen of ze de zonde tegen de Geest hebben gegaan? Als je berouw hebt, is terugkeer naar God altijd mogelijk. Het is nog steeds genade-tijd. De deur zit bij Hem nog niet op slot.
En denk ook even aan Paulus. Hij was iemand die al drie de stopborden allang gepasseerd was. Of Petrus die Jezus drie keer verloochend heeft. God heeft zich over hen ontfermd. Terugkeer naar de Here God is altijd mogelijk. Maar als je dat niet wilt, ja dan blijft er alleen het eeuwige oordeel over.
5. Wat God van ons verlangt
Gemeente, de zonde tegen de Heilige Geest is dus een proces. Een weg van verwijdering, die begint met ongehoorzaamheid, vasthouden aan bepaalde zonden, en dan daarin volharden. Hoe langer je volhardt, hoe moeilijker het wordt om terug te keren op de weg.
Daar ligt ook onze zorg, denk ik, als we denken aan familieleden, kinderen, die zijn afgehaakt. Mensen die de kerk verlaten hebben. Misschien dat ze niet onverschillig staan ten opzichte van de Here Jezus. Maar ze lopen wel een risico, zoals we zagen. Het risico van verwijdering. Dat kunnen wij ook lopen, als wij door onze manier van leven Here God verdriet doen. Maar daar heeft de Here God heeft ons niet voor over.
We hebben avondmaal gevierd. Wat nemen we mee van dit gedeelte? Er is één ding wat Christus van ons verlangt. Hij zegt het als zijn familie Hem komt halen. Hij kijkt de kring rond en zegt: dit zijn mijn broeders en zusters. Wie de wil van God doet is mijn broeder, zuster en moeder. Wat is de wil van God? Nou kijk wat de mensen doen: zij zitten aan de voeten van Jezus en luisteren luisteren naar Hem. Neem dat mee voor de week die komt. God de Vader zegent iedereen, die Jezus liefheeft en luistert naar Zijn Woorden. Dat kun je niet in eigen kracht, maar de Heilige Geest wil je daar van harte bij helpen. Amen.