Datum: 24 september 2017
Download PDF
1. Van wie ben je er één … ?
Een van de dingen die ik mij van school herinner, is dat aan het begin van het nieuwe jaar, in de mentorklas, of soms gewoon bij een nieuw vak, de docent bij het zien van onze namen steevast vroeg: ben jij familie van die en die? Is je vader soms dominee? En ben je familie van de schrijver Vreugdenhil die dat boek schreef over van de kerkgeschiedenis? Of: van wie ben jij er één …? De een vond dit leuk, de ander wat minder. Zeker als je oudere broers en zussen op school had rondlopen. Als die dan iets hadden uitgevreten, dan werd er met een scheef oog naar je gekeken of je ook van hetzelfde hout gesneden was. Jij bent er ook één van … Dat zal vandaag vast niet meer voorkomen.
Als aan je gevraagd wordt ‘Van wie ben jij er een?’, dan gaat dat over je naam, je familie en je achtergrond. In één woord over je identiteit.
Identiteit is voor iedereen van ons geweldig belangrijk. Maar zeker voor kinderen, tieners en jongeren is het belangrijk om te worden bevestigd in hun identiteit. Dat ze weten wie ze zijn. Dat ze zich geliefd mogen weten door hun ouders, gewaardeerd door hun vrienden, en bovenal: dat ze zich gekend en geliefd mogen weten door de Here God.
Zoals het voor bedrijven en organisaties belangrijk is om een heldere identiteit te hebben, geldt dat ook voor als christenen. Dat we in deze wereld bekend staan als mensen die bij Jezus horen. Dat we een herkenbare identiteit hebben. Want als we zelf eigenlijk niet weten in Wie en wat we geloven en geworteld zijn, vallen we niet op, maar om in deze wereld.
Van wie ben jij er één … ?
2. Vraag van Paulus
Dat is de vraag die Paulus stelt aan de gelovigen in Galatië. Hij doet dat op een hele ingewikkelde manier. Uitleggers hebben hun hoofd hierover gebogen en staan er verwonderd over hoe Paulus allerlei thema’s met elkaar verbindt: over Hagar en Sara, de slavin en de vrije, belofte en vlees, Wet en Geest, het aardse Jeruzalem en het hemelse. In zekere zin onnavolgbaar, allegorisch zoals dat technisch heet, maar dwars daar doorheen gaat het Paulus om deze vraag: wie is je geestelijke moeder Hagar of Sara? Ben je geestelijke gezien een Ismaël of een Izak? Dat is de vraag waar het Paulus om te doen is. Van wie ben jij er één? Zeg het maar.
Met deze allegorie (een soort verhaal, met een symbolisch, diepere betekenis) zet Paulus heel bewust de dingen op scherp. Soms is dat nodig om duidelijkheid te scheppen. Om mensen te bevragen: waar sta je nu eigenlijk? Hoe is het in jouw leven? Sta je aan de kant van de Here Jezus, in de vrijheid, of heb je je aan Hem nog niet echt gewonnen gegeven, en leef je in angst, als iemand die gebonden is. Zeg het maar …
Dat Paulus de dingen zo op schep zet, is hem niet in dank afgenomen. Het is zelfs zo dat wat Paulus hier in Galaten 4 schrijft – over Hagar en Sara – voor de Joden aanleiding vormde om Paulus af te wijzen. U weet hopelijk nog wel, wat de spanning was waarmee Paulus te maken had. Ik herhaal even wat ik in de laatste preek hierover heb gezegd. Het verschil tussen Paulus en de Joodse leraars kun je zo samenvatten. Wat is nodig om gered te worden? De Joodse leraars zeiden: ‘geloof in de Here Jezus, houd je aan de wet van God, en dan zul je gered worden’. Geloof en Wet brengen redding voort. Maar Paulus had iets anders verkondigd. ‘geloof in de Here Jezus, en je zult gered worden, en dan – als vrucht – zul je je aan de wet van God houden’. Geloof leidt tot redding en dan komt gehoorzaamheid als vrucht.
De uitwerking was behoorlijk verschillend. Of je bent bezig met regels, geboden en tradities die je probeert te gehoorzamen. Of je bent bezig met de Here Jezus en wat Hij voor jou gedaan heeft. Dat is een groot verschil.
Paulus ziet de gemeente wegglijden, de kant op van de Joodse leraars en dat is volgens hem de kant op die opnieuw tot gebondenheid leidt, tot angst, tot nooit genoeg doen, tot ‘laat maar eens overwinteren’, ‘je bent nog niet echt doorgeleid, eerst dit nog en dan dat’. Maar dan doe je het werk van de Here Jezus te kort. Daarom zet hij de dingen op scherp.
3. Kinderen van Sara of Hagar?
Paulus grijpt terug op de geschiedenis van Abraham die ze allemaal kennen. Sara kon geen kinderen krijgen en stelt haar man voor om met haar slavin Hagar naar bed te gaan. Abraham bewilligt en na verloop van tijd wordt Hagar zwanger en baart Ismaël. Vanaf dat moment verandert de houding van Hagar naar Sara. Ze begint haar meesteres te bespotten en te verachten. Die situatie duurt jaren voort. Dan wordt Sara zwanger en baart een zoon die de naam Izak krijgt. En Izak wordt tot ongenoegen van Hagar en Ismaël erfgenaam. Zo ontstaat er rivaliteit in het huis van Abraham. Rivaliteit tussen Hagar de slavin en Sara de vrije vrouw. Tussen Ismaël, de zoon van een slavin, en Izak de zoon van de vrije.
Het is een rivaliteit die trouwens tot op de dag van vandaag voortduurt. U weet dat de Arabieren de fysieke nakomelingen zijn van Ismaël en dat de Joden de fysieke nakomelingen zijn van Izak. De rivaliteit tussen deze beide groepen is de uiteindelijke oorsprong van het huidige Midden-Oostenconflict. Dat is de reden dat er na 4000 jaar nog altijd dezelfde spanning is, want Joden en Arabieren zijn halfbroers.
Het spannende punt dat Paulus nu naar voren brengt is dit: wat in God ogen telt, is niet je fysieke afstemming maar je geestelijke afstamming. Hij zegt tegen de Joden: ‘jullie mogen dan fysieke nakomelingen zijn van Izak, maar geestelijk zijn jullie nakomelingen van Ismaël. Jullie zijn slaven, en jullie zijn zo geworden door de Wet van Mozes. Jeruzalem, de huidige hoofdstad, wordt onderdrukt, maar niet door de Romeinen, maar door de wet van Mozes. Jullie zijn geboren in slavernij. Geestelijke gezien stammen jullie allemaal af van Ismaël. Jullie zijn gebonden’.
Nou, u begrijpt, dat deze boodschap geweldig confronterend was. Dat zij als Joden, de fysieke nakomelingen van Abraham, geestelijk gezien niets anders waren dan afstammelingen van Hagar. Dat was nogal wat. Die boodschap stuitte op veel verzet. Veel Joden namen het Paulus kwalijk dat hij de dingen zo op scherp zette. En bovendien de Wet in zo’n kwaad daglicht stelde.
Paulus zag dus een parallel tussen de twee moeders met hun zonen en de twee hoofdverbonden in het Oude Testament: het verbond met Abraham, waarin de belofte centraal staat, en dat zijn kinderen in de vrijheid brengt, en het verbond met Mozes, opgericht op de Sinaï, waarin de wet centraal staat, en dat alleen maar gebonden kinderen voorbrengt.
Nou moeten we Paulus niet verkeerd verstaan, alsof de Wet het probleem zou zijn. Het probleem zit niet in de Wet zelf, want de Wet van God is heilig en volmaakt en goed, maar het probleem zit in mensen die deze wet als voorwaarde stellen. Geloof en wet, dan is er redding. Dat is Paulus zorg. Dat het geloof zijn reddende kracht verliest en allerlei andere zaken ook als voorwaarde moeten gelden. Dan komen mensen niet in de vrijheid. Dan kunnen ze geestelijk niet opbloeien, maar blijven ze gebonden. Dan zijn ze net als Ismaël. Zoon van een slavin, een gebondene.
Van wie ben jij er één? Ben je geestelijk gezien een Ismaël of een Izak? Misschien heb je wel iets van allebei. Paulus wil bereiken dat iedereen geestelijk een Izak is. Dat je iemand bent die in de vrijheid leeft, niet gebonden, geen slaaf van je passies en begeerten, van je verkeerde verlangens. Maar vrij van de wet, de zonden en dood. Dat is de bestemming die God voor ieder van ons voor ogen heeft. Of je nu van origine een Jood bent, arabier of heiden, God wil je maken tot een Izak, tot een zoon of dochter van de vrije, zodat je werkelijk vrij kunt zijn.
4. Hoe wordt je een Izak?
Ja, zeg je, hoe word ik geestelijk een Izak. Ik ben misschien een arabier. Ik ben misschien een Jood, of een heiden. Hoe word ik dan een Izak? Het antwoord is heel eenvoudig: laat de Here Jezus toe in je leven. Dat is de weg! Geloof dat Hij de Messias is die gekomen is om ons vrij te maken van de wet, van de zonde en de dood. Verwonder je erover dat Hij, de meest glorieuze persoon in het hele universum, geworden is als wij, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet. Hij is tot een Ismaël geworden, om ons tot een Izak te maken; Hij werd een Zoon des mensen, opdat wij zouden worden zoals Hij: zonen en dochters van God.
Weet u, het hart van het christelijke geloof, dat is de persoon van de Here Jezus. En de vraag die ook aan ons gesteld mag worden: heb je de Here Jezus lief. Dat was de vraag die Jezus aan Petrus stelde. Tot drie keer toe. Heb je Mij lief? Heb je Mij werkelijk lief? We kunnen heel veel van het geloof weten, veel kennis hebben van de Bijbel, maar het gaat de Here om de relatie die we hebben met Zijn Zoon. Heeft u, heb jij de Here Jezus lief. Dat is de sleutel waarom alles draait. Als Paulus het heeft over de vrijheid en het in de vrijheid staan, als Paulus het heeft over het kind-zijn van God en de zekerheid daarvan, dan is het geheim van die vrijheid, de persoon van de Here Jezus. Hij maakt je tot een Izak. Of beter: tot een zoon en dochter van de Vader, die in de vrijheid van het geloof kan staan.
Hoe doet Jezus dat? Nou heel eenvoudig: als je je leven in Zijn hand legt, neem mijn leven Heer, laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer, als je je reserves naar de Here toe laat varen, en je zegt: hier ben ik. Neem de regie maar in mijn leven. Dan komt de Here Jezus en neemt je bestaan voor Zijn rekening.
Paulus zegt het zo in 2:20: ‘Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij’ en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven’. Dat is zo mooi verwoord. Jezus komt in je leven, en neemt plaats op de troon van je hart. Hij zet het kruis door al die dingen die niet goed zijn in je leven. Maar weet u wat Hij vooral doet? Hij maakt je vrij. Dat is de boodschap van Galaten 5:1. Jezus is gekomen om ons vrij te maken.
5. Wat is vrijheid?
Wat is vrijheid dan? Het is een sleutelwoord vandaag de dag. De wereld roept om vrijheid. En als je aan mensen vraagt wat ze met vrijheid bedoelen, dan zitten daar oprechte verlangens achter: vrij van slavernij, onwetenheid, armoede, vrij van ziekte en honger. Maar heel vaak – als je het persoonlijk vraagt – dat is vrijheid voor velen ‘ik wil vrij zijn om te doen wat ik wil’. Zoals Marco Borsato zingt: ‘Vrij zijn. Ze wil alleen maar vrij zijn. Ze wil het leven proeven zonder regels of gezag. Juist al die dingen doen, die bijna niemand anders mag’. Het is ook zo vaak vrij zijn van God. Mensen willen niet Zijn adem in hun nek. Ze willen niet van Hem horen wat ze wel en niet mogen doen.
Wat is de vrijheid van het Evangelie? Niet: vrij van God, vrij van de beperkingen die anderen je opleggen, vrij om te doen wat je maart wilt, maar: vrij zijn van mijzelf, dat is werkelijke vrijheid! Door de zondeval zijn wij mensen slaaf van ons eigen ‘ik’. Want hoe vrij je voor je gevoel ook kunt zijn, je bent nog steeds in ketenen gebonden aan die kleine persoon genaamd ‘ik’. Ik wil. Ik zal. Ik doe. Ik.
Maar ons ‘ik’ houd ons gebonden. Maakt ons slaaf van ons vlees, van onze begeerten en verlangens. Zodat er geen ruimte is voor wat God wil. Zodat we de fluisterstem van de Geest niet horen. Daar is Jezus nu voor gekomen. Hij maakt ons ‘ik’ vrij om te zijn wat God wil dat ik ben en te doen wat God graag wil dat ik doe. Wanneer Christus je vrijmaakt, is dat echte vrijheid omdat je dan eindelijk vrij bent om goed te zijn. Toen we slaaf waren van ons ‘ik’ waren we vrij om te zondigen, maar niet vrij om voor God te leven. De Here Jezus heeft voor die vrijheid de deur geopend. Nu kunnen we ervoor kiezen – met vallen en opstaan – om te leven zoals God het bedoeld heeft, om die man en vrouw te worden, die Hij wil dat we zijn. Door het geloof komt Hij in ons wonen en maakt Hij mogelijk wat vroeger niet kon.
Daarom dat appel van Paulus. Sta dan in de vrijheid. Als je Jezus hebt leren kennen, is je ‘ik’ gekruisigd, je hoeft er geen slaaf meer van te zijn. Niet van wetten en tradities. Niet van wat mensen tegen je zeggen of over je zeggen. Er is maar één ding dat telt: Heer, wat wilt u dat ik doe. Door die vraag te stellen – steeds weer opnieuw – wordt je ‘ik’ op zijn nummer gezet, en besef je weer: niet ‘ik’ maar Christus leeft in mij. Hij die mij liefheeft en zichzelf voor mij heeft overgegeven. Hij mag het zeggen.
Als wij volgende week avondmaal vieren en ons in de week ervoor erop voorbereiden, moeten we ons niet richten op de Ismaël in ons. Op wat niet goed is, op de dingen die ons nog zo naar beneden trekken. Maar laten wij ons richten op wat de Here Jezus voor ons heeft gedaan. Hoe? Mag ik een suggestie geven?
6. Vrijheid is: ik ben van Christus!
Door de woorden van zondag 1 van de HC te spellen. Wat is uw enige troost, zowel in leven als in sterven? Antwoord: Dat ik met lichaam en ziel, zowel in leven als in sterven, niet mijzelf toebehoor, maar het eigendom ben van mijn trouw Heiland Jezus Christus. Hij heeft met zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle heerschappij van de duivel verlost. Hij bewaart mij zo dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd kan vallen, ja zelfs dat alle dingen mij tot mijn heil moeten dienen. Daarom verzekert Hij mij ook door zijn Heilige Geest van het eeuwige leven en maakt mij van harte bereid om voortaan voor Hem te leven.
Van wie ben jij er één … ?
Ik hoop dat uw en jouw antwoord mag zijn: ik ben van Christus. Dat is alles mee gezegd.
Amen.