Datum: 25 februari 2018
Download PDF
1. Jihadist tot geloof in Jezus
In april vorige jaar plaatste The New York Times een artikel over een jihadist uit Syrië die tot geloof in Jezus was gekomen: ‘The Jihadi who turned to Jesus’. De man met de naam Mohammed groeide op in een moslimfamilie in Syrië en kwam op 15 jarige leeftijd in aanraking met jihadistische predikers. Al gaandeweg kwam hij steeds meer onder de invloed van de radicale vorm van de Islam. Toen in 2011 de burgeroorlog in Syrië uitbrak sloot hij zich aan bij de Koerdische strijders. Door de oorlog en vele doden die hij zag, radicaliseerde hij en sloot zich een jaar later aan bij Al-Nusra, dat strijdt voor de islamitische strijd.
Op een dag zag hij dat het Syrische regeringsleger gevangenen op net zo’n gruwelijke manier om het leven bracht als zij dat deden. En dat deed iets met hem. Ineens drong het besef door: wat zijn we aan het doen? Moslims die medemoslims doden. Hij besluit te vluchten, trouwt en komt in Turkije terecht. Op dat moment wordt zijn vrouw ernstig ziek. In zijn wanhoop belt hij zijn neef Achmed die in Canada woont. De neef is christen geworden. Aanvankelijk moet hij er niets van weten, maar omdat zijn vrouw zo ziek is, mag zijn neef via de telefoon voor haar bidden. Binnen een paar dagen is ze beter. Zo komt Mohammed in aanraking met het christelijk geloof. Hij zoekt een kerk op in Istanbul. Tegelijk beginnen hij en zijn vrouw dromen te ontvangen over Jezus. Ze krijgen een Bijbel en beginnen erin te lezen. Het lezen van de Bijbel geeft hem rust en vrede. Nu leidt hij een kleine huiskerk in die stad. Een kring van vluchtelingen die Jezus hebben gevonden. Ze komen samen in een kelder. Ze hebben daar een shelter gevonden, een schuilplaats bij de Allerhoogste God. Ze moeten er wel een hoge prijs voor betalen, want wie als moslim tot geloof komt, krijgt te maken met uitstoting uit de familie en met vervolging. Maar de angst die zijn leven beheerste, heeft nu plaats gemaakt voor vrede. God is Zijn toevlucht.
Een jihadist uit Syrië die tot geloof in Jezus komt.
2. Extremist Paulus tot geloof in Jezus
Vanmiddag lazen we hoe een ultraorthodoxe Jood in Syrië tot geloof komt in Jezus. Zijn Joodse naam is Saul. Sha’ul. Wij kennen hem als Paulus. In de wijde omtrek van Israël, tot helemaal in Syrië toe, zijn de geruchten over zijn ijver en agressiviteit doorgedrongen.
Als Stefanus om zijn geloof in Jezus gestenigd wordt, lezen we in het boek Handelingen, dat Paulus van harte instemt met zijn dood. Mede hierdoor ontstaat er een grote vervolging van de christenen in Jeruzalem. Al gaandeweg radicaliseert Paulus. Hij verwoest de gemeente, dringt huizen binnen, neemt mannen, vrouwen en kinderen mee en laat hen gevangen zetten. Hij krijgt zelfs toestemming van de hogepriester om helemaal naar Damascus in Syrië te gaan en daar aanhangers van Jezus onder de Joden geboeid naar Jeruzalem te brengen.
Later schrijft hij over zichzelf: ‘Ik dacht echt bij mijzelf dat ik tegen de Naam van Jezus van Nazareth veel vijandige dingen moest doen, wat ik ook in Jeruzalem gedaan heb. Ik heb velen van de heiligen in de gevangenis opgesloten, nadat ik daartoe volmacht van de overpriesters gekregen had; en als zij gedood werden, stemde ik daarmee in. En in alle synagogen heb ik hen dikwijls gestraft en gedwongen te lasteren; en ik trad in razende woede tegen hen op en vervolgde hen zelfs tot in de buitenlandse steden’ (Hand. 26:9-11).
Dat is nogal een bekentenis. Paulus zag voor zichzelf maar één missie: alles wat met Jezus te maken had, moest met wortel en tak worden uitgeroeid. Als je dit onkruid laat staan, overwoekert het tenslotte alles in de tuin. Paulus handelde niet in een vlaag van waanzin, maar uit diepe overtuiging. En daarin – zo schrijft hij – ‘heb ik het in het jodendom verder gebracht dan velen van mijn volksgenoten’ (vers 14). Hij wilde bij God aan de goede kant staan. De enorme gedrevenheid die hij had, bracht hem ertoe mensen te willen veranderen. Goedschiks of kwaadschiks. Paulus was een dreiging voor iedereen die wat met Jezus had.
Maar … toen kwam de verandering. Dat is het boeiende van Paulus. Hij liep vast in zijn godsdienst. Niet op een manier dat het hem niks meer zei; zoals je dat vandaag wel ziet: mensen die ervan losraken en afhaken. Nee, juist omgekeerd. De overtuiging en de passie bleven, maar niet op de manier zoals Paulus dacht dat het goed was.
De inquisiteur werd apostel. Paulus ontdekte dat Hij fout zat. Een sta-in-de-weg voor God. Dat liet Jezus hem zien, op weg naar Damascus. Het behaagde God Zijn Zoon in hem te openbaren, schrijft Paulus in vers 15-16. Wat is dat geweest? Paulus zag een visioen waarin Jezus naar Hem toe kwam. God liet hem zien dat Hij op een heel andere manier God was dan Paulus dacht. God verscheen aan hem in de persoon van Jezus. ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt.’ Precies die man die hij zo verafschuwde. Zo is mijn God niet, had hij gedacht. Mensen die Jezus volgen, vergissen zich. Nee, zei Jezus, Ik ben de Zoon. De Zoon, dat is degene in wie God zich bekend maakt. Wil je God kennen, dan moet je bij Jezus, de Zoon van God zijn!
We kunnen ons voorstellen, wat een schok dat geweest moet zijn voor Paulus. Een schok die Joden nog steeds ondergaan als ze Jezus als de Messias gaan zien. Een schok die moslims ondergaan als Jezus via dromen en visioenen aan hen verschijnt en de levende blijkt te zijn. Een schok. Zo heeft Paulus het ervaren. Verblind was hij. Maar God opende zijn ogen. God openbaarde Zijn zoon in hem. Van binnen, in je hart, waar de beslissingen vallen. Daar kwam Jezus als de Levende binnen. En vanaf dat moment ging het roer bij Paulus om. En de puzzelstukjes van zijn leven vielen op zijn plaats. Het is bijzonder om te lezen in Galaten 1, hoe Paulus op die ontmoeting met Jezus terugkijkt. Wat ontdekte Paulus? Twee dingen in het bijzonder.
3. God is de eerste
Dat God vanaf het allereerste begin in zijn leven aanwezig was. Hij schrijft: ‘God heeft mij vanaf de buik van mijn moeder afgezonderd’. God was in mijn leven de eerste. Vanaf het prille begin. Dat is een heel radicale uitspraak. God had hem afgezonderd. Opgeëist voor Zichzelf. Dat vind je op veel plaatsen in de Schrift terug. We lezen het van Jesaja en Jeremia. Van Simson en van Johannes de Doper. Heel verschillende mensen, maar allemaal door God geroepen en apart gezet. Dat is een Bijbels principe, dat God mensen apart zet en roept, voordat ze ook maar iets voor Hem doen. Het is niet zo dat God het eerst allemaal maar even aanziet en kijkt wie hier het beste bezig is en dat Hij die dan kiest. Nee, God zet mensen apart, Hij roept ze, voordat ze zelfs nog maar wedergeboren worden. De Bijbel noemt genade. Gods gunst die je niet verdient. Hij komt naar je toe, als eerste. Hij werkt in je, voordat je dat zelf ook maar bewust bent.
Paulus zegt het zo: God heeft mij vanaf de moederschoot afgezonderd en geroepen. Dat is ook wat Psalm 139 zo treffend zegt: ‘U hebt mijn nieren gevormd; mij in de moederschoot geweven. Ik ben wonderlijk gemaakt en U hebt alles in uw boek geschreven’.
In feite is dat ook wat bij de doop van kinderen zo treffend zichtbaar is. Ze zijn klein, eten en slapen alleen, kunnen niet veel meer doen. Maar God legt Zijn hand op hun leven. Je bent van Mij. Er rust een roeping op je leven. Nog voordat je bestond, kende Hij je naam!, zegt een lied.
Zo kijkt Paulus dus terug naar zijn leven. God heeft mij vanaf de moederschoot afgezonderd en geroepen door Zijn genade. Dat is dus een hele diepe en basale notie. Dat je bestaan dus niet toevallig is, enkele een product van de liefde van je ouders of zomaar ongewenst. Nee, het feit dat je er bent, mag je verbinden met het plan van God. Hij heeft je de levensadem in geblazen. Hij heeft ons in het aanzijn geroepen. Nu zijn wij hier. Nu mogen we in ons leven ontdekken, waarom we hier zijn. Wat het plan is. Welke roeping er op ons leven ligt. Wat de plek is in dit grote geheel die ik kan innemen. Ons leven is niet toevallig. Maar op ons leven rust een roeping, een plan. En als je dat ontdekt, dan kun je gaan meebewegen, meestromen met wat God wil dat je gaat doen. Dan kom je in de flow. Dan krijgen je gaven en talenten sturing. God heeft ons daarvoor bestemd. Daarom is komt Hij al in het eerste begin naar ons toe.
Weet je, die boodschap, dat God de eerste is, is voor Paulus wel erg belangrijk geweest. Het feit dat hij dat hier zo noemt geeft dat aan. Het vormde voor de apostel een soort fundament in zijn leven, waarop hij kon kunt terugvallen, toen de dingen in zijn leven heel anders verliepen dan de bedoeling was, toen er tegenslagen waren en diepe teleurstellingen. Dat God dan de eerste was. Want Paulus is geweldig aangevochten geweest. De meeste Joden uit zijn tijd vertrouwden de apostel niet echt. Hoe kan iemand die zo de christelijke gemeente vervolgde, nu opeens een aanhanger van Jezus zijn. Laat het eerst maar eens overwinteren. Ik weet niet of het echt is allemaal. En: het evangelie dat hij verkondigde, heeft hij slechts uit tweede hand. Hij is geen echte discipel van Jezus geweest. Zijn inzicht in het evangelie is nog maar beperkt. Hij vertelt niet het volle evangelie. Zo kwam er twijfel in de gemeentes die Paulus gesticht had.
Als je leven dan zo onder kritiek komt te staan, hoe goed je intenties ook zijn, als dingen in je leven onder druk komen te staan of als zekerheden je gaan ontvallen, waar val je dan op terug? Wat is dan je houvast? Misschien zit jij nu in zo’n periode. Dat er aan je leven geschut wordt, en dat je denkt: hoe moet dit verder, wat gaat het worden? Wat is dan je troost of houvast? Dat God de eerste was in je leven. Of zoals het oude leerboek zedgt: dat ik niet van mijzelf ben, maar van Christus.
Op zo’n moment val je niet terug op je prestaties, je goede intenties, op wat je allemaal bereikt hebt of kunt, maar dan is het enige wat echt houvast geeft, dit: dat God de eerste was in je leven. Dat Zijn hand op je leven rust. Dat die hand je ook zal vasthouden en verder helpen. God maakt af wat Hij is begonnen. Hij weet raad met onze raadsels, met onze brokstukken en met onze twijfels. Hij kijkt ook niet op van onze eigenwijsheid of die jaren van opstandigheid. Maar Hij gaat door. Hij maakt af wat Hij is begonnen!
Ik kom bij de tweede ontdekking van Paulus.
4. Jezus de allerbelangrijkste persoon
Paulus zegt in vers 16: God besloot, letterlijk: het behaagde God Zijn Zoon in mij te openbaren. Bij een eerste begin is het niet gebleven. Er ruste een roeping op Paulus leven. Alleen Paulus had die totaal verkeerd ingevuld. Hij deed het op zijn manier. Hij stond niet open voor de stem van God. Dat God je afgezonderd heeft, betekent niet dat je nooit kunt afdwalen. De drive die er in in je leven, je passie, kun je ook op verkeerde dingen richten, ook op verkeerde manieren inzetten. Dat zien we bij Paulus: wat Hij deed stond haaks op wat God wilde. Hij ging er zelfs radicaal tegenin! Maar God liet hem niet los. Hij bleef trouw in al die jaren van opstandigheid en verharding. God bleef aan hem trekken. God werkt niet op basis van prestaties, of omdat we het waard zijn. Maar op basis van genade.
Daarom kan Paulus in Filippenzen 1 zeggen: ‘Ik vertrouw erop dat Hij die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus’. Hoe wist hij dat? Hijzelf was het levende bewijs ervan! God heeft hem niet losgelaten. Misschien herken jij er ook wel iets van, dat als God u of jou niet tegemoet was gekomen of had opgeraapt, je hier vanmiddag niet had gezeten. Het behaagde God, zegt de apostel. Daar zit verlangen in. God werkt er altijd naar toe dat mensen Jezus leren kennen. Dat ze een ontmoeting met Hem hebben. Het behaagde God zijn Zoon in mij te openbaren. Dat gaat over een ontmoeting met Christus.
Hoe is het tot verandering gekomen bij Paulus? Nou door twee dingen:
1. Hij heeft een ontmoeting met Jezus gehad op weg naar Damascus. Jezus is aan hem verschenen. Die verandering zette zijn leven op zijn kop. Zo kan God werken. We horen er soms van bij moslims of boeddhisten als Jezus via een droom of visioen aan hen verschijnt. Jezus kan aan mensen verschijnen op zo’n radicale en bijzondere wijze. Jezus kan ook op je toekomen als je in de kerk zit, als het Woord verkondigt wordt of als je zelf de Bijbel aan het lezen bent. Dat de woorden blijven haken en je in een keer beseft: maar dit gaat over mij. Dit is God die tot mij spreekt. Het een is niet meer of minder dan het ander. God heeft veel pijlen op zijn boog om ons te raken.
2. Maar laten we de ontmoeting met Ananias niet vergeten! In Damascus is een groep van volgelingen van Jezus. Ze wijden de apostel verder in de geheimen van het evangelie. Ze bidden voor de apostel en geven hem woorden van God door. Profetische woorden die de apostel richting geven. Als Paulus later in Handelingen zijn bekeringsverhaal vertelt, dat doet hij nog twee keer, dan noemt hij heel specifiek wat God via Ananias aan hem heeft doorgegeven.
Het is de ontmoeting met Christus die een keerpunt in zijn leven vormde, maar ook de ontmoeting met de gemeente in Damascus was nodig om Paulus verder te onderwijzen in de weg die hij nu als volgeling van Jezus mocht gaan.
5. Blijvende lessen
Wat nemen we mee vanmiddag, van deze geschiedenis.
a. In ieder geval dit: God verandert mensen. Wie we ook zijn, wat ook ons verleden geweest is, God kan elke mensenkind gebruiken. Het behaagt Hem om mensen te trekken uit de duisternis tot het licht. Ik wens u en jou zo’n ontmoeting met Christus toe. Voor het eerst of opnieuw.
Paulus is in die ontmoeting met Jezus veel kwijt geraakt. Maar wat een zegen is dat! Niet langer wil hij mensen veranderen of ze veroordelen. Hij wil niets liever dan ze vertellen over de verandering bij God. Dat de sluizen van zijn genade opengegaan zijn. Dat Jezus ons echt leven geeft. Leven in vrede met God. Dat er verzoening is door het kruis.
Al dat eeuwige moeten. Al die ja-maars. Dat veroordelende vingertje. Paulus is het allemaal kwijt geraakt. Christus liet me zien dat het enkel genade is. Je leven wordt gedragen. Onder je leven zijn eeuwige armen. Je mag erbij horen omdat God dat wil.
Wanneer Christus ons leven binnenkomt, gaat de zon op. Dan valt zoveel weg. Je wordt misschien geen kampioen-gelovige. Soms sta je met lege handen – en toch leef je. Je kunt Jezus niet meer missen. Want die weet er van. Van alles wat er in je hart leeft. Hij rekent je er niet op af. Hij stelt zich garant. Neem jouw plaats in het oordeel in. Dat is genade.
b. Maar wat belangrijk dat er een gemeente is, die mensen helpt ook daadwerkelijk volgeling van Jezus te worden. Broeders en zusters die niet schrikken van het verleden van iemand, maar die biddend mensen verder helpen.
Helaas wil de ontmoeting met christenen wil nogal eens contra-productief zijn. Maar als we elkaar bij Christus brengen, dan gaat het goed. Dan ontdekken we samen wat genade is, vergeving en verzoening.
Ik hoop en bid dat we zo door Gods Geest als gemeente tot zegen mogen zijn, om mensen die God op onze weg brengt, verder te helpen, zodat ook van hen gelden zal: niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Wat een vreugde zal er dan zijn in de hemel! Amen.