Datum: 12 januari 2020
Download PDF
/
1. Beeld voor de gemeente
U kent de uitspraak wel: ‘vele handen maken licht werk’. Hoe meer mensen aan iets mee doen, hoe sneller het gedaan wordt. Als je elke week folders huis aan huis moet rondbrengen, en iemand helpt je daarbij, is de klus sneller geklaard. Als er in de gemeente iets georganiseerd moet worden en iedereen draagt zijn steentje bij, dan scheelt dat niet alleen tijd, maar kan iedereen ook doen waar hij of zij goed in is. Samen vullen we elkaar aan.
Vanmorgen starten wij met een nieuw blok van Focus. Dit vierde blok gaat over de christelijke gemeente. Hoe kijken wij vanuit de Bijbel tegen de gemeente aan? Wat is de bedoeling van alles wat we doen? Welke roeping heeft God voor ons, persoonlijk en hier als kerk in de stad.
Vanmorgen luisteren wij naar Paulus. In Efeze 4 geeft hij een hele diepe uiteenzetting van hoe de kerk bedoeld is te zijn. Efeze 4 vormt het tweede deel van de brief. Hij maakt hierin de overstap van de leer naar het leven, van het dogma naar de praktijk. In de hoofdstukken 1-3 heeft Paulus gesproken over wat God in de persoon van de Heere Jezus gedaan heeft. Jezus heeft door Zijn dood verzoening bewerkt tussen God en mens. Het grote obstakel van de zonde is weggenomen. De vijandschap is tenietgedaan. Er is vrede gekomen. God heeft een gemeente gevormd uit heel verschillende mensen. Maar één dingen hebben ze allemaal gemeenschappelijk: het geloof in de Heere Jezus! In Efeze 4 onthult Paulus een aantal belangrijke dingen over de gemeente.
Maar om de boodschap van Paulus goed te kunnen begrijpen, wil ik eerst een voorbeeld gebruiken. Er zijn veel beelden waarmee je de gemeente zou kunnen vergelijken. U kent het verschil wel tussen een roeiboot of een zeilboot: heel hard werken of je door de wind van de Geest laten meenemen. Vanmorgen gebruik ik twee andere beelden: dat van een gondel of van een galeischip
We kennen de gondel vanuit Venetië. Een stad met veel smalle kanalen. Je kunt als toerist de stad verkennen via eengondel. Zo’n lange en smalle boot. Aan de achterkant staat iemand die de gondel met een soort roeispaan voortbeweegt. Dat is de gondelier. Bij een gondel doet de gondelier alles. Hij zorgt ervoor dat de boot vooruit gaat, dat de mensen de mooie plekjes van de stad zien. Zelf hoeven de mensen niets te doen.
De Romeinen hadden vroeger ook grote roeiboten. Een galeischip of galjoen. Boten met aan twee kanten roeiers. In het midden liepen de mensen die er op toe zagen, dat iedereen aan het roeien was, en de juiste slag had. Aan het roer stond de kapitein. [Deze boten waren vaak oorlogsschepen. De roeiers waren slaven. Het beeld gaat niet helemaal op. De verhoudingen in de christelijke gemeente zijn gelukkig anders. Toch geeft dit beeld ook iets aan.] Het verschil met een gondel is, dat iedereen in de boot wat doet. Ze werken samen om vooruit te komen. Er lopen ook mensen rond om de roeiers te motiveren, om het vol te houden, om ervoor te zorgen dat iedereen dezelfde kant op roeit, in hetzelfde ritme. Een fregat heeft soms ook zeilen om de wind te benutten. En de kapitein van het schip bepaalt de koers, het doel van de reis.
Als we nu aan Paulus zouden vragen welke beeld hij het best vindt passen, dan zou hij denk ik kiezen voor de Romeinse roeiboot. Hoe weet ik dat? Nou, vanwege wat hij schrijft in Efeze 4. In het Bijbelgedeelte gaat het over gemeenteleden, die van God gaven gekregen hebben en die geroepen zijn die in te zetten. Zij zijn de roeiers. Dan zijn er mensen die toerusten en motiveren. Dat zijn de ambtsdragers of mensen die leiding geven. Ten slotte de kapitein, dat is Christus zelf, die het hoofd is van het schip van de kerk. Alle drie spelen ze in de visie van God op de gemeente een heel belangrijke rol.
Het hoofdstuk valt dus in drie gedeelten uiteen. De verzen 1-6 over de roeiers, dat is de gemeente. Dan de verzen 7-12 over de motiveerders, degenen die leiding geven. Dan 13-16 over de koers en de kapitein, het doel en het Hoofd van de kerk. Laten we samen de boodschap van God ontdekken. Allereerst
2. De roeiers en de eenheid
Over hen gaat het in de verzen 1-6. In vers 12 worden zij ‘heiligen’ genoemd. Dat is hoe in het Nieuwe Testament de gelovigen worden genoemd. Dat zijn geen heilige boontjes, maar heilig in de zin van apart gezet. Mensen van vlees en bloed die door God geroepen zijn. Geroepen uit de wereld, door God apart gezet. Drie keer gebruikt Paulus in deze verzen het woordje roeping. De gelovigen zijn geroepenen. Paulus heeft het hier niet over de specifieke ‘roeping’ of ‘opdracht’ die christenen hebben – de een om onderwijs te geven, de zending in te gaan of in de zorg te gaan werken. Nee, het gaat hier over de roeping van het evangelie zelf. Het evangelie roept mensen op om in de Heere Jezus te geloven, om Hem te aanvaarden als de de Heer van hun leven. Dus: als christenen zijn we geroepen om in Christus te geloven en ons leven aan Hem toe te wijden.
De gemeente van Christus dus is de kring van mensen die allemaal deze roeping hebben. Hoe verschillend ze ook zijn. Welke afkomst of achtergrond ze ook hebben. Welke theologische opvattingen ze ergens over huldigen. Er is iets dat hen samen bindt, namelijk: het geloof in de Heere Jezus. Paulus noemt maar liefst zeven dingen die alle gelovigen gemeenschappelijk hebben. In de verzen 4, 5 en 6. Hij zet de zeven dingen in een trinitarisch kader. Eén lichaam (dat gaat over de gemeente). Eén Geest. Eén hoop. Dat is werk van de Geest. Eén Heere. Eén geloof. Eén doop. Dat is allemaal verbonden met de Zoon. Eén God en Vader van allen. Dat gaat over God de Vader.
De gemeente bestaat uit gelovigen die tenminste deze 7 dingen gemeenschappelijk hebben. Heel veel dus. Dat schept een hele diepe verbondenheid. Er is veel meer dat ons bindt dan dat ons van elkaar onderscheidt. Eigenlijk wel bijzonder, vindt u niet, dat wij samen tot de gemeente van Christus mogen horen. Wij zijn een grote gemeente. Dat vinden we vaak heel lastig. Maar in een tijd van individualisme, waarin mensen op steeds meer op zichzelf zijn aangewezen en er ook veel eenzaamheid is, is de gemeenschap van de kerk in zichzelf al een missionair getuigenis. We horen dat soms als niet-kerkelijke mensen uit ons netwerk een dienst bezoeken, dat zij dan zwaar onder de indruk van de grote hoeveelheid mensen. De grootte van onze gemeente zien we vaak als een last, maar het is ook een geweldig getuigenis.
Dat maakt de opdracht om de eenheid te bewaren en te beschermen, des te belangrijker. De eenheid van de kerk is zowel een gave als een opgave. Dat is niet altijd makkelijk, ook wij zijn beïnvloed door dit tijdperk waarin individuele vrijheid hoogtij viert. Je in liefde en waarheid tot elkaar verhouden is dan best een opgave. Paulus is zich van die opgave bewust. Daarom spoort hij de gelovigen in Efeze aan om elkaar in liefde te verdragen. En om de eenheid van de Geest, de band van de vrede te bewaren. Waar mensen samen leven en samen werken is er vaak gedoe. Dat kan ons uit elkaar drijven. Daar moeten we alert op zijn. Er voor waken dat de eenheid van de gemeente onder druk komt te staan. En ook: we zin met velen, maar zien we elkaar ook echt? Is er ruimte voor kwetsbaarheid, echt meeleven met de noden van de ander. Dat hoort er ook bij. Daar zijn we met elkaar verantwoordelijk voor. Bij wat we zeggen of wat we doen, zou altijd deze vraag moeten meegaan: bevordert dit de eenheid van de gemeente? Of wordt de band van de vrede erdoor juist beschadigt?
Waarom is de eenheid zo belangrijk? Vanwege het getuigenis naar buiten. Verdeeldheid in de kerk of een verdeelde kerk laat naar buiten toe een verdeeld lichaam van Christus zien. Een verdeelde Christus. Dat doet de zaak van Christus geen goed. Daarom de opdracht bewaak de eenheid.
[Mail collega Bert Loonstra. Boek ‘Eén kerk – weg uit de verdeeldheid’. Verlangen naar eenheid. Hogepriesterlijk gebed: ‘Opdat zij allen een zijn’. Deze oproep kunnen we niet zomaar naast ons neerleggen.]
3. De gaven en de ambten
Dan het volgende wat Paulus inbrengt. Om de gemeente goed te kunnen laten functioneren, heeft Christus twee dingenaan de gemeente gegeven: gaven en ambten. Paulus maakt dat duidelijk op een wat lastige manier. Met behulp van een citaat uit Psalm 68. Waar het gaat over God als een veldheer, die over vijanden de overwinning heeft behaald. En zoals dat vroeger gebruikelijk was, nam de generaal in zijn triomftocht op weg naar huis, in de stoet krijgsgevangen mee en deelde hij onder weg geschenken uit. Paulus trekt de parallel met Christus. Hij heeft hier op aarde strijd gevoerd. Hij voerde oorlog met satan. Hij heeft zich vernederd tot aan het kruis. Daar deed Hij verzoening gedaan. De machten zonden, dood en duivel zijn verslagen. En nu is zijn hemelvaart als de triomftocht van de generaal. Zo is Hij opgevaren. En na zijn hemelvaart vervult Hij zijn Kerk met de gave van de Geest. Die gaven zijn nodig om de gemeente goed te laten functioneren.
Twee dingen gaf Christus.
(a) Vers 8: gaven aan de mensen
Dat gaat over de gelovigen. Zij hebben van God gaven ontvangen. Paulus laat hier in het midden welke gave. Elders in de spreekt hij daar uitgebreider over. Zo zijn er de gaven van geloof, wijsheid, kennis, profetie, genezing, onderwijs, vermanen, helpen, leidinggeven, vertroosten. Heel veel verschillende gaven. Te veel om op te noemen. Iedere gelovige heeft tenminste één gave van God ontvangen. En met die gave kunnen wij de gemeente dienen. Met die gaven zijn wij groepen in de gemeente ons steentje bij te dragen.
Gespreksvraag 5 van Focus luidt: Zoals ieder lid bijdraagt aan de groei van de gemeente, heb jij ook een rol. Wat draagt u of wat draag jij bij aan de groei en het goed functioneren van de gemeente? Dat is iets om met elkaar over door te praten. Want het is jammer als uw of jouw gave niet gebruikt wordt.
Gaven, dat zijn dingen waar je goed in bent. Het kan te maken hebben met een verlangen wat er leeft in je hart. In het ambt. Zorg voor kinderen. Muziek. Leiding. Club. Missionair. Het gaat erom dat je de gaven van God inzet. Daarmee dien je Christus en eer je God.
(b) Mensen die leiding geven
God heeft nog iets geschonken. Mensen met speciale roeping. De gaven in de gemeente moeten op een goede manier functioneren. Daarom heeft Christus uit de kring van de gelovigen sommigen geroepen om hiervoor zorg te dragen. Paulus noemt er in vers 11 vijf: apostelen (mensen met een missionaire roeping, betrokken bij stichting van gemeentes), profeten (mensen die namens God spreken en helpen naar God te luisteren), evangelisten (die het evangelie verkondigen aan mensen die Jezus niet kennen), herders (die zorg dragen voor de gemeente) en leraars (die onderwijs geven over God en het geloof). De lijst is niet uitputtend. Diaken worden niet genoemd. De eerste drie hebben een meer universele taak (stichting van gemeentes); de herders en leraars meer een lokale taak, vermoedelijk als oudsten in een gemeente.
Het gaat me vanmorgen nu even niet hoe dit zich heeft ontwikkeld tot de ambten die wij nu hebben. Paulus legt namelijk de nadruk op hun taak. Wat moeten zij doen? Zij moeten de gelovigen toerusten tot dienstbetoon en opbouw van het lichaam. Toerusten dat is het sleutelwoord. In de dagen van Paulus werd de term gebruikt voor een arm uit de kom die weer op zijn plek gezet worden. Als medische term betekende het: zorgen dat iets op de juiste plaats komt. Het kon ook in de scheepvaart gebruikt worden om de uitrusting van schepen te beschrijven. Zorgen dat bijvoorbeeld een schip tuigage heeft. Zeilen zodat het kan varen.
Dat is dus de taak: zorgen dat de gemeente goed functioneert en dat mensen een taak hebben, die past bij hun gave. Zij moeten ervoor zorgen dat mensen getraind worden, hun gave te ontdekken en gebruiken. Als je bijvoorbeeld een computer hebt, maar niet weet hoe je die moet gebruiken, dan heb je er niet veel aan. Zo is het met de gaven ook. Je moet ze ontdekken en leren gebruiken. En daarin hebben we als ambtsdragers een belangrijke taak.
In het Focusboekje gaat gespreksvraag 4 hierover: hoe krijgt de toerusting in jullie gemeente gestalte? Een belangrijke vraag om met elkaar in gesprek te gaan. Maar vergeet ook in gebed God om raad te vragen. Wat Hij hierin van ons vraagt.
Deze taak van toerusting is belangrijk. Op de achtergrond zit namelijk een gevaar: het gevaar van de gondel. Dat een persoon alles doet en de rest gewoon meevaart. Dat het werk op de schouders van enkelen terecht komt. En dat is niet de bedoeling van God. Ik kom bij het laatste punt.
4. Het doel en de kapitein
We horen over de eenheid van de gemeente. Over de gaven en ambten. Maar als laatste wijs Paulus op het doel. Heel het werk in de gemeente staat in groter kader. Het wijst ergens naar toe. Namelijk naar Christus! Paulus wijst daarop in de verzen 13-16. Opdat wij komen tot kennis van de Zoon van God tot een volwassen man … opdat wij geen jongere kinderen meer zijn … maar (vers 15) wij in alles toe zouden groeien naar Hem die het Hoofd is, namelijk Christus.
Voor Paulus is dit een aangelegen punt. Zeker in Efeze ziet Hij gevaar, dat de focus verlegt wordt. Van God naar de mens. Van Christus naar de christen. Er is allerlei wind van leer. Stemmen van buiten. Vanuit de cultuur. Dwaalleer binnen de gemeente. Mensen die een dubbele agenda hebben. Het is alsof Paulus zegt: de gemeente kan wel één zijn in liefde elkaar verdragen. De gaven kunnen goed functioneren, in het samenspel van ambt en charisma. Maar wat nut het ons, als dit ons niet steeds weer bij Christus brengt. Wat nut dit alles ons als de focus niet is gericht op het kennen van de Heere Jezus. Hij is namelijk Degene – vers 16 – die het lichaam doet groeien. In aantal, Hij voegt mensen toe aan de gemeente. In diepte, doordat mensen Hem steeds dieper leren kennen, als de Heer en Heiland van hun leven. Wat baat het ons, als we alles in de gemeente hebben, maar als Christus niet het levende centrum is?
Jezus heeft voor ons een hoge prijs betaald. In zijn lijden en sterven gaf Hij Zijn leven. Hij heeft ons in de gemeente geplaatst, samen met anderen. Hij gaf alles voor zijn kerk. Daarom heeft Hij recht op onze toewijding. Hij verdient het dat wij tegen Hem zeggen: Heere, hier ben ik. Hoe kan ik u dienen? Elke keer weer als we die stap maken, dan neemt de Geest ons bij de hand, en doet Hij ons groeien. Hij zorgt dat we een steeds intiemere relatie krijgen met de Heere Jezus. Hij geeft dat we samen, als gemeenteleden en ambtsdragers, de hoogte, breedte, lengte en diepte van de liefde van Christus kennen.
Daarom spoort het Woord ons aan vanmorgen om de focus te houden op Christus. Alles wat Christus als Hoofd niet eert, moeten we laten varen. Alles wat de band met Christus in de weg staat, moeten we verwijderen. Alles wat niet de opbouw van Zijn lichaam dient, daar moeten we mee stoppen. Hij is het namelijk die ons samenbrengt. Hij is het die ons voedt. Hij is het die ons leidt. Hij is het die ons gaven geeft. Hij is het die ons roept. Hij is het die ons heeft gered. In de kerk is het alles door Hem, alles voor Hem en alles tot Hem.
Zo kunnen we een gemeente zijn naar Gods hart. Waar mensen welkom zijn. Waar mensen overrompeld worden door de liefde van God. Waar mensen het leven vinden in de Heere Jezus.
Wat een voorrecht om lid te mogen zijn van het lichaam van Christus. Hem zij de lof en de eer, tot in eeuwigheid. Amen.