Datum: 16 september 2018
Download PDF
1. Het begon zo goed
Het is een onwaarschijnlijke geschiedenis. Een profeet, een man van God, die met een prostituee moet trouwen, uit de roze buurt van laten we zeggen Samaria. De hoofdstad van het Noordelijke tienstammenrijk. Ga, zegt God, en bemin een vrouw, die als prostituee werkt. Trouw met haar. Neem haar bij je in huis. Hosea gehoorzaamt. Hij zoekt en vindt Gomer. Er ontstaat wat tussen die twee en het komt tot een huwelijk. Ik stel me voor dat ze in het begin zielsgelukkig waren. Gomer wordt zwanger en baart een zoon: Jizreël. Bijzonder moment voor die twee. Maar het geluk duurde niet lang. De nacht kwam dat het bed naast Hosea leeg bleef. En na die gestolen eerste nacht een tweede. En een derde. Totdat het gewoon was, dat ze er niet was. Hosea had het kunnen weten. Ze was geen gemakkelijke vrouw. Dat kun je horen aan haar naam. Gomer, dat betekent ‘de maat is vol’. Volop genieten van de aandacht van mannen. Hoe meer bewondering, hoe beter.
Wat moet dat voor Hosea betekend hebben. Niet te bevatten eigenlijk. De woedde die je voelt. De pijn van geschonden vertrouwen. De wanhoop en verbijstering. Rozegeur en maneschijn. Vergeet het maar. Wat hebben ze vaak samen rond de keukentafel gezeten. Hosea met zijn handen in het haar. Wat is er toch Gomer? Wat drijft je toch steeds uit huis? Wat zoek je in die ander? Kun je dat bij mijn niet vinden? Je bent alles voor me. Zeg me, wat is er aan de hand?
De Amerikaanse schrijfster Francine Rivers heeft over de geschiedenis van Hosea de roman geschreven: ‘Bevrijdende liefde’. Een aangrijpend verhaal over Michael Hosea die trouwt met de knappe Angel. Zij is een enorm beschadigde vrouw. Als jong meisje werd zij verkocht en misbruikt, en later gedwongen in de prostitutie te werken. Het is een heel aangrijpende roman over het leven van Hosea.
Maar anders dan het boek van Francine Rivers, draait het in Hosea 1 niet in de eerste plaats om Hosea, om Gomer, hun verleden, hun relatie. Het gaat in dit boek over de relatie van God met Israël. Alles staat in het teken daarvan. Dat is het grote verhaal achter deze geschiedenis. Want Hosea was een profeet. Zo begin het boek in vers 2: ‘Het begin van het spreken van de Heere door Hosea’. Wat Hosea doet, doet hij op initiatief van God. God heeft een geding met Israël. Het gaat niet goed tussen hen. Ze waren getrouwd, maar daar is ook alles mee gezegd. Het huwelijk is op sterven na dood
Hosea is geroepen om dat te belichamen. De liefde van God voor zijn volk en de pijn van de afwijzing, als Israël vreemd gaat, komen samen in de persoon van Hosea. De mensen rond Hosea hebben dat wel gezien. En daar zal zeker over gepraat zijn! Een profeet die met een hoer trouwt; een vrouw die steeds maar weer terugvalt in haar verleden; ze kan maar niet van de aandacht van mannen loskomen. Als Hosea preekt tegen mensen, weten ze hoe het er bij hem thuis aan toegaat. Als hij sprak over het huwelijk tussen God en Zijn volk. Het verbond dat ze hadden gesloten. Als hij sprak over overspel en Gods verdriet en boosheid daarover. Dan was dat net als bij hem thuis.
2. De pijn van God
Waar zit precies de pijn van God? Nou, dat wordt in het eerste hoofdstuk gelijk duidelijk uit de namen die de kinderen krijgen. Daar wil ik mij vanmorgen op richten. De drie kinderen die Gomer ter wereld zet, krijgen symbolische namen. Namen die spreken. Elke naam is al een preek op zich.
Kijk, dat namen betekenis hebben weten we. Ook de kinderen die gedoopt worden. David: Geliefde. Femke: meisje. Stijn komt van Augustijn: de verhevene. Livia komt van Olivia: olijfboom, symbool van vrede. Namen hebben betekenis.
Zo ook hier. De namen die Hosea aan de kinderen geeft, bevatten allemaal een heel duidelijke boodschap. Ja sterker nog, ze vormen een aanklacht tegen het volk. Ze kondigen het oordeel van God aan. Zullen de kinderen zelf beseft hebben welke naam ze droegen? Zullen ze met hun eigen naam blij geweest zijn? Dat vertelt het boek niet. Maar de mensen hebben het wel begrepen.
Als je de drie namen op je laat inwerken, dan zit daar een beweging in. Als we de verzen 2-9 overzien is het alsof we afdalen in een diepe put. Het daglicht verdwijnt al gaande weg en dieper in de put wordt het steeds donkerder. Iedere nieuwe naam van een kind van Hosea en Gomer kondigt een donkerder oordeel aan dan de vorige. Gaat het bij Jizreël alleen nog om de ondergang van het koningschap en de legermacht van Israël, bij Lo-Ruchama en Lo-Ammi wordt de ondergang van het volk Israël, het tienstammenrijk, als geheel beschreven. Is er bij Lo-Ruchama nog een lichtpuntje in de verte: God zal zich over Juda nog ontfermen, bij Lo-Ammi is ook dat weggenomen. Israël zal zichzelf terugvinden in de stikdonkere duisternis van dood en ballingschap, helemaal alleen.
De pijn van God wordt zichtbaar in de namen van de kinderen. Ik wil bij elke naam even stil staan en de lijn doortrekken naar ons. De namen bevatten ook voor ons een boodschap. Ze zijn bedoeld om ons aan het denken te zetten. Allereerst de naam van Jizreël.
3. De boodschap van Jizreël
We lezen in vers 4, dat God zegt: ‘Ik zal de bloedschuld van Jizreël vergelden aan het huis van Jehu’. Wat was er daar namelijk gebeurd? In 1 Kon. 21 lezen we Nabot die in Jizreël een wijngaard heeft. Deze wijngaard grensde aan het paleis van koning Achab. En Achab wil op aandrang van zijn vrouw Izebel deze wijngaard hebben. Er komt een proces met valse getuigen en Naboth wordt veroordeeld en door steniging om het leven gebracht. In Jizreël is onschuldig bloed vergoten.
Later is daar Jehu, die van de profeet Elisa de opdracht krijgt, om het oordeel over het huis van Achab te voltrekken, in 2 Kon. 9-10. Dat heeft Jehu gedaan, maar hij heeft er een enorm bloedban van gemaakt. Hij maakt korte metten van de profeten en priesters die Baäl dienen. Maar in dat alles diende hij niet de Heere. Het past allemaal in zijn plan om zelf koning te worden. Hij wandelde niet nauwlettend en met heel zijn hart in de wet van God, lezen we in 2 Kon. 10:31. In plaats van bij alles weer terug te keren naar de Here, ging hij zijn eigen gang. Zijn blinde ijver en ambitie verhinderde hem steeds weer te vragen: Here, wat wil u dat ik doen zal? Dat is precies hier de pijn van God. Dat wanneer mensen Hem nodig hebben, ze tot Hem roepen; dat wanneer er nood is, er gebeden wordt, maar zodra de nood voorbij ga je gewoon weer je eigen gang. Dat is toch wel herkenbaar of niet? Willen wij ons echt door God laten storen? Durven we de dingen die we zo graag willen, als het om werk of een relatie gaat, ook echt op het altaar van God te leggen: Heer, wat wil u? Wat is goed voor mij?
De naam Jizreël betekent: ‘God zaait’. Of nog beter: ‘moge God zaaien’. Ik versta die naam zo, als een appel of een oproep: Mag Ik in je leven zaaien? Mag Ik in je leven meedoen? Krijgt Mijn Woord, mijn geboden en beloften, ook een plek in je leven. Of ga je liever je eigen gang? Maar als je dat doet, dan verdwijnt God steeds meer naar de zijlijn. Dat kan. Je ziet hier in de kerk, maar in je dagelijkse leven speelt God niet echt een rol. Je leeft je leven en je vind het wel best? Laat deze naam je dan gezeggen. God vraagt vanmorgen aan jou: ‘mag Ik zaaien in je leven’? Mag Ik betrokken zijn in de keuzes die je maakt? De eerste naam: Jizreël.
4. De boodschap van Lo-Ruchama
Dan wordt Gomer opnieuw zwanger en baart een dochter. Hosea moet haar de naam Lo-Ruchama geven. Geen-ontferming betekent die naam. Ik zal Mij – zegt God in vers 6 – niet langer meer ontfermen over het huis van Israël. Lo-Ruchama. Dat is een aangrijpende naam. Er staat nu niet bij dat ze hem, Hosea, een kind baart. Het is dus mogelijk dat dit kind niet van hem is. Dan betekent het dat ze Hosea ontrouw is geweest. Geen ontferming. Dat betekent, niet dat Hosea zich over dit meisje niet ontfermd heeft. Hosea was juist geroepen om Gomer en zijn kinderen te beminnen, lief te hebben. Hij heeft in ontfermende liefde haar als zijn eigen dochter geadopteerd. Maar die naam is een boodschap voor Israël. God zal zich niet langer over het huis van Israël ontfermen. In de naam wordt de band met Israël nog niet doorgesneden. De deur staat nog op een kier. Wat is de pijn van God hier?
Israël was voorwerp van Gods ontferming geweest. God had het gezegend. God had het gered uit de nood. God had het beschermd. Wat was er niet dat Hij voor ze had gedaan. Maar wat had het opgeleverd. Ze hadden Zijn zegen en ontferming niet erkend. Geen erkenning. In Deut. 8 waarschuwt God het volk. Als jullie het beloofde land binnengaan en de akkers vrucht voortbrengen, als het jullie aan niets ontbreekt, pas er dan voor op dat je de Here niet vergeet en dat je niet in je eigen hart zegt: door mijn eigen kracht en harde werken heb ik dit verkregen.
De pijn van God zit hierin, dat je Hem alleen nodig hebt als er problemen zijn, en als alles goed gaat op school, in je werk, in je studie, als je carrière in de lift zit, als je kinderen het goed doen, dat je dit toeschrijft aan je eigen inspanning en dat je vergeet dat dit zegen is van God. Dat je Hem er niet voor prijst en dankt. Ik moest denken aan de 10 melaatsen die door Jezus genezen worden. Van die 10 komt er slechts 1 terug om Hem te bedanken. De andere 9 leven verder, alsof alles vanzelfsprekend is. Zo kun je leven. Ja ik heb toch mijn best ervoor gedaan. Dat is prima. Maar vergeet God niet. Alles wat je hebt en wat je bent, heb je aan Zijn ontferming te danken. Ondankbaarheid, de Here vergeten, is een slag in Zijn gezicht.
5. De boodschap van Lo-Ammi
En dan wordt Gomer voor de derde keer zanger en word Lo-Ammi geboren. Wat een aangrijpende naam. Lo-Ammi betekent: niet mijn volk. God herkent zich niet langer meer in zijn volk. In vers 9 lezen we: ‘En Ik zal er voor u niet zijn’. Ik zal met Mijn Naam ‘Ik ben’, ‘Ik zal er zijn’ niet meer bij jullie zijn. Tot dus ver hebben de preken van Hosea niet veel opgeleverd. Drie jaar lang heeft Israël gelegenheid gehad om tot inkeer te komen, maar zonder resultaat. Nog een keer klinkt de boodschap. Ga niet verder bij Mij vandaan. Laat het niet gebeuren dat ik in plaats van Ammi, Mijn volk, Lo Ammi, niet meer mijn volk tegen jullie moet gaan zeggen. De breuk is bijna definitief.
Waar zit hier de pijn? Dat het volk niet langer meer herkenbaar is als het volk van God. In hun manier van leven en handelen speelt Hij nauwelijks nog een rol. Apart gezet uit de volkeren. Een heilig volk, dat leeft naar de geboden van God. Het heeft zich aangepast aan de wereld om haar heen, in wat ze zeggen, doen en denken. Om het ouderwets te zeggen: wereldgelijkvormig. Dat je in je leven en denken je zo hebt aangepast aan de cultuur en gewoontes, de moraal en overtuigingen van mensen die niet geloven, of in iets anders geloven, dat God zich er niet meer in herkent. Het gaat misschien nog wel over God en over Jezus, maar het draait uiteindelijk om jezelf. Dat was nou de kern van de Kanaänitische godsdienst. Vruchtbaarheid, voorspoed en welvaart, alles draait om jou: je wensen en verlangens. En God? God staat in dienst van jouw plannen en ambities. Is een verlengstuk van jezelf geworden.
Maar de God van de Bijbel zegt: nee! Daar doe ik niet aan mee. Ik herken mij daar niet in. Het gaat niet langer over MIJ. Ammi? Zeg maar Lo-Ammi!
6. In de spiegel – en toch: God is genadig!
Wij kijken vanmorgen in de spiegel. De namen laten iets zien van de pijn van God. Toen en nu. Een sombere boodschap vindt u niet? Niet zo passend voor een doopdienst. Dat moet toch vooral een feestelijke dienst zijn. Weet u, het is goed om van tijd tot tijd in de spiegel te kijken. De spiegel die God ons voorhoudt. Maar die spiegel is niet bedoeld om ons somber te maken, maar juist om ons aan te sporen. Het hoofdstuk eindigt niet met de spiegel, maar met een woord van heil.
Er vindt na vers 9 ineens een ommekeer plaats. Als in vers 9 de deur dicht lijkt te gaan. Staat hij in 10-12 opeens weer open. In vers 10: Op de plaats waar tegen u gezegd is: ‘U bent niet Mijn volk, zal gezegd worden: Kinderen van de levende God’. En in vers 12 lezen we: Zeg tegen uw broeders: Ammi. En tegen uw zusters: Ruchama (vers 12). God zal zelfs Israël dat verstrooid is weer samenbrengen met Juda, onder één Hoofd.
Als je denkt: nu is alles over, neemt God redenen uit Zichzelf. Luther noemde Gods toorn het ‘vreemde werk’ van God en zijn genade het ‘eigenlijke werk’ van God. Het zit diep in Gods hart om genadig te zijn. Hij blijft zijn volk tot het einde lief hebben.
Zo is God ten voeten uit. Ook al wordt zijn liefde niet beantwoord; Hij blijft aan ons trekken. Hosea belichaamde de liefde van God. Hij ondervond in zijn eigen leven de pijn van de afwijzing. Hosea is daarin een beeld van de Here Jezus. Als er iemand was die de liefde en trouw van God belichaamde, dan Hij wel. Zijn hele leven zette Hij in om ons te winnen. God had er alles voor over om zijn bruid weer terug te winnen. Gods Zoon werd mens, Hij ging om met zondaren. Hij ging om met prostituees en andere zondaars. Mensen verachten Hem daarom. Maar Hij ging door. Hij zette heel zijn leven in. Onmogelijk om het vol te houden, maar Hij deed het.
De God met het gebroken hart, wiens liefde eeuwig is, zoekt ons op en gaat achter ons aan. Tot op Golgotha.
Geregeld verwaarloos ik Gods liefde. Toch herinnert Hij mij steeds aan zijn liefde en trekt Hij mij weer naar zich toe. Het is moeilijk om te begrijpen waarom iemand die in zijn leven iets van Gods ontferming ervaren heeft, zich toch niet geheel aan Hem gewonnen geeft. Aan die God die in alle gebrokenheid, en onwil en ontrouw, toch dezelfde blijft. Zijn goedertierenheid, zijn verbondstrouw is eeuwig.
Elke doopdienst worden wij hieraan herinnerd. Dopen is ondergedompeld worden in de ontferming van God. Ik wil niet – zegt Hij – dat er ook maar iemand verloren gaat.
De naam van je kind wordt verbonden met de naam van Jezus.
De doop zegt mij dat ik bestemd ben om een kind te zijn van de levende God. Daarom worden wij ook gedoopt in de naam van Jezus. Het is dankzij Hem, dat wij van Lo-Ammi, Ammi mogen worden; dat Lo-Ruchama wordt tot Ruchama.
De preek en de doop vragen om een antwoord. Wat geeft God vreugde? Dat wij Hem – zoals het doopformulier zegt – vertrouwen, liefhebben en gehoorzamen. Hij is het waard. Alleen zo zal ons leven tot Gods bestemming komen en zullen we werkelijk gelukkig zijn.
Amen.