Datum: 9 december 2018
Download PDF
1. Na de pijn de opluchting
Op dag dat ik aan mijn preek bezig was, ben ik even naar mijn huisarts geweest. Ik had al enige tijd last van mijn duim. Ik vermoed dat bij het klussen een splinter of iets anders onder mijn nagel terecht is gekomen. En dat was gaan ontsteken. Je duim wordt rood. Doet zeer. Gaat kloppen. Je stopt je duim in de soda. Pleister met zalf erop. Maar de ontsteking ging niet over en ik had er echt last van. Ik kon mijn duim niet goed gebruiken. Toen heeft de huisarts met een naald een gaatje gemaakt in mijn nagel. Dat gaf verlichting; er kwam gelijk allerlei troep uit. Nu gaat het gelukkig weer beter en de pijn neemt af. Na de pijn kwam de opluchting. Zo kunnen er dingen zijn waar je tegen opziet: sollicitatie, spreekbeurt, presentatie. Maar wat een opluchting als het voorbij is.
Zoiets moeten we ons vanmiddag in gedachten houden bij Jesaja 12. Het is een lied van opluchting, van ontlading. Natuurlijk gaat het om veel meer dan een duim. Na de diepe crisis, kwam de bevrijding. Zoals het opschrift boven het hoofdstuk aangeeft: ‘danklied van de verlosten’. Jesaja 12 is een lied waarin een enorm contrast te vinden is: het begint met de toorn van God, en het eindigt met uitzinnige vreugde. Vers 6: juich en zing vrolijk. Twee werkwoorden die bedoeld zijn om elkaar te versterken. Zing psalmen en jubel, want God is goed geweest. Op de achtergrond van dit lied zit een grote en diepe crisis. Vergelijkbaar met de doortocht van Israël door de rode zee.
Als God Mozes en het volk door de rode zee brengt en het komt aan de overkant terecht, dan zingen Mozes en het volk een loflied. Dat loflied begint met dezelfde woorden als in vers 2: ‘De Here is mijn kracht en lied, Hij is mij tot heil geweest’ (Ex. 15:2). Het volk dat achterna gezeten werd door het leger van de Egyptenaren, is door God veilig door het water van de rode zee gebracht. En aan de overkant komt de ontlading, de opluchting, en men zingt een lied van dank. Zo ook hier.
Maar er is één groot verschil. Hier wordt over de toorn van God gesproken. De crisis van het volk is een andere, door eigen schuld ontstaan. Wat was er hierdan aan de hand?
2. Putten uit een andere bron
De hoofdstukken 7-12 horen bij elkaar en vertellen het verhaal van wat er in Juda is misgegaan. Iets daarvan zagen we vanmorgen. Het noordelijke tienstammenrijk Israël sluit een verbond met Syrië en wil in opstand komen tegen Syrië. Ze vragen aan koning Achaz van Juda of hij meedoet. Maar dat weigert Achaz. Hij is bang. Dan komt de profeet Jesaja bij hem op bezoek. Hij moet zijn vertrouwen op God stellen. Die zal hem helpen. Hij mag zelfs God om een teken vragen, maar dat weigert Achaz (Jes. 7). In plaats van op God te vertrouwen, sluit hij een verbond met het grote en machtige Assyrië. Achter de rug van de koning van Israël en Syrië om. Als Achaz dat verbond heeft gesloten, komt de profeet Jesaja opnieuw naar hem toe. Met een indringende boodschap, die we lezen in Jesaja 8:6-7: ‘Omdat dit volk versmaadt de zacht stromende wateren van Siloah …, daarom, zie, doet de Heere over hen opkomen de machtige, geweldige wateren van de rivier de Eufraat, namelijk de koning van Assyrië met al zijn luister. Deze zal buiten al zijn stroombeddingen treden, en over al zijn oevers heenstromen. Hij dringt door tot in Juda, overspoelt het, trekt er doorheen, hij reikt tot aan de hals’.
Met beeldspraak probeert Jesaja duidelijk te maken, wat het probleem is. Omdat het volk de zacht stromende wateren van Siloam versmaad heeft voor de machtige wateren van de Eufraat, zullen deze wateren het land en het rijk van Juda helemaal overspoelen. Jeruzalem was voor zijn water afhankelijk vanhet water van Siloah (dat vanuit de Gihon-bron stroomde). Zonder dat water kon niemand in de stad in leven blijven. En God zegt nu tegen de koning en zijn volk: die bron, dat ben ik. De bron die water geeft aanSiloam staat symbool voor Mij. Jullie versmaden deze bron. Jullie kiezen niet voor mij, maar voor het water van Assyrië. Ik ben de God van Israël. In deze bron ligt jullie leven. Nu zal het water van Assyrië jullie allemaal wegspoelen.
Geen vertrouwen hebben in de Here, de God van Israël. Hem niet serieus nemen. Dat doet God pijn. Als het volk echt niet wil, dan trekt God zijn bescherming weg en is het overgeleverd aan de machten van het kwaad.
Vertrouwen hebben in God. Ook als het moeilijk wordt in je leven. Dat is ook niet gemakkelijk. Bij ons toch ook niet. Wat vertrouwen betekent: de controle uit handen geven, loslaten, aan God overlaten. Dat is spannend. Durven we de Here te vertrouwen? Veel mensen vandaag kiezen andere bronnen. Dat christelijke geloof, de kerk, Jezus, dat is toch iets van het verleden. Die bron is allang opgedroogd. Er zijn wel alternatieven. Andere religies, andere bronnen. Of we halen alle voldoening uit ons werk, onze vriendenkring, onze carrière. We steunen op bekende mensen uit ons netwerk. Maar durf je God ook te betrekken bij de keuzes die je maakt. Hem toe te laten in de slaapkamer of je werkkamer? Als Jezus geen Heer is van alles, dan is Hij in alles geen Heer.
De boosheid van God, waar Jesaja 12 mee begint, zijn toorn, is dat zijn mensen, zijn volk, voor iets kiezen wat niet goed is. God is boos, wantzonden (dat we niet in verbondenheid met God leven; Hem niet kennen in wat we doen) niet alleen ons leven kapotmaken, maar ook dat van anderen. Dat doet God verdriet. Dat gaat Hem aan het hart.
3. Putten uit de bron van God
Gelukkig kan het ook anders. Na Achaz komt zijn zoon Hizkia op de troon. Hizkia is het tegenovergestelde van zijn vader. Hij heeft álle vertrouwen in God. Hij houdt van de Here met heel zijn hart. Je ziet dat ook hoe hij met de Gihon-bron omgaat. De bron ligt buiten de stadsmuur, op de oosthelling van de stad. Een gevaarlijke plek, als vijandelijke legers komen. Wat doet Hizkia? Hij laat een tunnel graven van de bron, dwars door de heuvel waarop Jeruzalem ligt, naar de zuidkant van de stad, want daar is de heuvel lager. En de bron komt terecht in de Siloam-vijver, wat wij kennen als het badwater van Siloam. Een tunnel die er nog steeds is. Je kunt er doorheen lopen in Jeruzalem. De manier waarop Hizkia omgaat met deze bron, is symbool voor hoe hij omgaat met God.Hij koestert de bron. Wil hebben dat hij water geeft aan de mensen. Zo is God voor hem. Onmisbaar.
En hoe is het afgelopen? De belegering van Jeruzalem door de Assyriërs, die was vreselijk zwaar. Hizkia heeft God gebeden, gesmeekt om hulp. En toen hééft de Here geholpen. Het hele leger van de Assyriërs is door God zelf verslagen. Getroffen door een pestepidemie, moest het leger de belegering opgeven. En Jeruzalem kon weer ademhalen. Wat een vreugde. Wat een blijdschap. De stad was bevrijd. Gods toorn is geweken.
4. Danklied voor de verlossing
Zo komen we bij Jesaja 12. Een danklied voor de verlossing. ‘Zie, God is mijn heil, ik zal vertrouwen en geen angst hebben, want mijn kracht en mijn psalm is de Here en Hij is mij tot heil geworden’. Zo heeft het volk van Juda het geleerd: als je je sterkte zoekt bij andere machten, bij sterke mensen, kom je bedrogen uit. Dan zijn bronnen die opdrogen. Maar wie het met de Here waagt, zal niet beschaamd worden, die komt nooit bedrogen uit. Hij is mijn krachtbron. Hij is de God die mij helpt. Wat mooi als je dat door de crisis heen weer mag ontdekken. Hizkia mocht zijn volk daarin voorgaan.
Ik dacht bij mezelf, dat Jesaja 12 een mooi danklied is dat past bij het avondmaal. Gedenken we daarin immers niet, dat God zijn toorn over ons leven heeft laten varen. Dat zijn boosheid over de zonde die we doen, onze laksheid en lauwheid, dat we Hem zo gemakkelijk vergeten, heeft laten varen? Omdat Jezus zijn leven gaf. Omdat Hij in onze plaats het nee van God tegen de zonde gedragen heeft. Het brood en de wijn zijn tekenen, dat God zijn toorn heeft laten varen en ons daarin zijn genade aanbiedt. Neemt, eet, dit is mijn lichaam, zegt Jezus, dat voor u verbroken is. Doe dit tot een volkomen verzoening van al je zonden. Dat zijn vergaande zinnen. Maar ze zijn waar. In het brood en wijn laat God zien dat Hij het echt meent. Hij wil niets liever dat de omgang met Hem hersteld is, dat we met Hem omgaan als onze Vader. Het geeft Hem vreugde als we zeggen en belijden: U bent de God van mijn heil. Ik zal in vertrouwen leven en geen angst hebben. Het brood en de wijn verzekeren mij ervan dat niets mij van uw liefde kan scheiden. Dankzij de Here Jezus is deze maaltijd tot een vreugdemaaltijd geworden.
En dan de tekst: ‘u zult met vreugde water scheppen uit de bronnen van het heil’. Daar zit heel wat in. Een paar gedachten die bij mij opkwamen.
5. Putten uit de bronnen van het heil
a. Bronnen.
Dat is meervoud. Daar zit een geweldige overvloed in. Ik denk dat dit over de Here God gaat. De profeet houdt het volk voor, dat ze niet naar andere machten of goden hoeven te gaan. Maar bij God zelf is alles te vinden. Er is meer. Meer bij Hem. Hij is een bron die nooit ophoudt te stromen. Dat is wat het volk moet leren. En wij ook. Dat je bij God nooit uitgeleerd raakt. Het is zoveel meer van Hem te leren. Zoveel meer in Hem te ontdekken. Zoveel aspecten van zijn karakter die we maar ten delen kennen. Zijn hart. Zijn genade. Zijn liefde. Zijn geboden. Zijn plannen. De bedoeling van de bevrijding is juist dat de mensen zich meer op God gaan richten. En God is niet karig. Het gaat er bij Hem overvloedig aan toe. Denk even aan die oude Psalm 81: ‘opent uwe mond, eist (vraag) van Mij vrijmoedig, en al wat u ontbreekt, schenk Ik zo gij het smeekt, mild en overvloedig’. Zo is God. Zo wil Hij voor zijn volk zijn. Voor Israël en voor ons.
b. Water scheppen.
Water drink je als je dorst hebt. Nou dat kennen we wel. Als je zout gegeten hebt, krijg je dorst. Als het warm is buiten, zeker daar in Israël, dan moet je drinken. Water is van levensbehoefte. Hoe is dat bij jou, vraagt God. Hoe is het met je dorst? Verlang je ook zo naar het water dat ik geef? Dat is de vraag naar ons verlangen. Waar gaat ons hart naar uit? Is er bij ons het verlangen ook om de Here beter te leren kennen. Investeren we ook in de omgang met Hem. Hebben we de discipline om dagelijks zijn aangezicht te zoeken? God zegent dat verlangen. Wie veel dorst heeft, zal veel water drinken.
Maar wat als je geen dorst hebt. Misschien zit jij hier zo wel in de kerk, dat je denkt: ik geloof wel, maar zo vurig ben ik niet. Dorst, nee, dat heb ik niet echt. Dat kan ook. Je bent er niet minder om. Het kan zijn dat je niet veel aan het geloof beleeft. Dat het allemaal wat vlak is. Vol vreugde water scheppen. Misschien irriteert je dat wel. Doe maar gewoon. Dat is goed genoeg. Goed, dat kan. Maar mag ik je één ding vragen: zou je het dan als gebed mee willen nemen. Misschien als een eenvoudig gebed: Here, als het zo is, dat er meer bij u te vinden is, wilt u dan het verlangen daarna bij mij opwekken. Wilt u obstakels daarvoor wegnemen en geven dat ik daarnaar dan ga verlangen. Weet u, ik denk dat God dat gebed zal verhoren. Want hoe begint vers 3? Met een belofte: ‘u zult met vreugde water scheppen’. Die belofte komt voort uit het verlangen bij God, om onze zonden weg te nemen, zodat Hij meer van Zichzelf aan ons kwijt kan.
Er is trouwens nog iets moois in deze tekst. Ik vind dat zo mooi.
c. Heil is Jezus.
Het Hebreeuwse woord voor heil is Jesjoea! De Hebreeuwse vorm van de naam Jezus. Zo wordt hij genoemd door Joden die in Hem geloven. Jesjoea. Je mag met vreugde putten uit de bronnen van Jesjoea. Je mag leven uit wat Hij voor je gedaan heeft. Zijn vergeving mag je ontvangen. Zijn kracht. Zijn nabijheid. Zijn liefde. Door de dood van Jezus aan het kruis is er redding voor ieder mens die gelooft. Hij is de bron waaruit je dagelijkse mag putten. Jeruzalem de belegerde stad werd gered door die ene bron, de Gihon-bron, waarvan het water vloeide door de tunnel naar vijver van Siloam. Zo worden wij gered door Jezus, de Bron van levend water.
In de geschiedenis van Israël speelde Jesaja 12 een bijzondere rol bij het loofhuttenfeest. Het feest waarin het volk in de buitenlucht in loofhutten woonde, om daarmee woestijnreis te gedenken. Tijdens het feest vond dagelijks een plengoffer plaats. Onder begeleiding van muziek brachten de priesters grote kruiken vol water, uit de vijver van Siloam, via een bepaalde route omhoog naar de tempel. En wanneer de kruiken bij het altaar werden leeggegoten, brak het volk uit in gejuich. Het wateroffer symboliseerde de overvloed van genade en goedheid van God.
In Johannes 7 lezen we dat Jezus tijdens het loofhuttenfeest op het tempelplein aanwezig is. Op het hoogtepunt van het feest roept Hij met luide stem: ‘Als iemand dorst heeft, laat Hij tot Mij komen en drinken’.Jezus stond daar in levende lijve. Hij was de belichaming van de genade van God. Kom tot Mij en je zult leven. Ik heb het oordeel voor jou gedragen. Ik geef je vrede die alle verstand te boven gaat.
De Here Jezus voegt er nog een belofte aan toe: Als je komt en drinkt van wat Ik je geef, stromen van levend water zullen uit je binnenste vloeien. Wie zich op de Here Jezus focust, op Hem die de bron is, zal zelf ook tot een bron worden voor de mensen om je heen. Jezus schenkt je namelijk zijn Geest, die in je komt en door je heen stromen gaat. Zo vindt zijn liefde en kracht een weg naar de mensen om je heen. Johannes begreep waar Jezus op doelde, want hij voegt er aan toe: ‘dit zei hij van de heilige Geest’.
Wie put uit de bron van Jesjoea, wordt zelf ook tot een bron.
6. Niet alleen ik, ook anderen.
Tot slot nog één aspect. Dat vloeit hieruit voort. Het danklied eindigt heel missionair. Het heil is niet alleen voor Israël. Daar is het wel begonnen. In Jeruzalem. Daar hebben velen ontdekt, daar is de levensbron te vinden. Daar is God begonnen. Daar is Jezus voor ons gestorven. Daar is Hij opgestaan. Al onze bronnen liggen in Jeruzalem. Dat zullen we straks met de woorden van Psalm 87 zingen. Maar ook daar is het bredere perspectief. De Psalm zegt ook: ‘Zij zullen saam, de groten met de kleinen, dansend de harpen en symbalen slaan en onder fluitspel in het ronde gaan, zingend: “In u zijn al onze fonteinen!”’ Al onze bronnen liggen in Jeruzalem! Dat wil zeggen: alleen bij de God van Israël is leven!
Maar wie het leven ontdekt heeft, die houdt het niet voor zichzelf. Ook Israël wordt opgeroepen om het te delen. Kijk maar naar het slot van Jesaja 12: maak zijn daden bekend onder de volken. Hij heeft grote dingen gedaan. Laat dit bekend worden over heel de aarde. Als dat niet missionair is.
De focus op Jezus richt onze blik als gemeente naar buiten. Wie door het geloof met Hem verbonden is, staat anders in de wereld, kijkt anders naar de mensen om ons heen. Hoe we ze kunnen bereiken, daar zit onze verlegenheid (we doen ons best: Kerstfair, KND), maar Jesaja 12 zou zeggen: zorg maar dat je water schept, dan zorgt God ervoor dat je leven tot een bron wordt, voor de mensen om je heen, de buren in de straat, de collega’s op je werk, je vrienden.
Andere bronnen drogen op. Deze bron niet. God die zich laat kennen als Vader, Zoon en Heilige Geest. Put maar uit die bron. Elke dag. Levenslang. Met vreugde. Dan heb je meer dan genoeg om te delen.
Lof zij Jesjoea, lof zij de Here Jezus voor nu en voor altijd.Amen.