Laat uw ja ja zijn, en uw nee ja!

Schriftlezing: Mattheüs 12:46-50 en 21:28-32
Datum: 29 mei 2016
Download PDF


1. Daden stroken niet met woorden

Niets is zo vervelend als mensen die ja zeggen en nee doen! Je maakt afspraken met iemand en je rekent erop dat het ‘ja’ ook een oprecht ‘ja’ is, maar toch komt die ander zijn afspraken niet na. Het komt er maar niet van. Is het onwil. Is het onvermogen. Je weet het soms niet. Knap vervelend. Je vraagt aan je kinderen om hun kamer op te ruimen: ja mam, ga ik doen, en een halve dag later is er nog steeds niets opgeruimd.

Natuurlijk weten we als kind ook al het ‘ja’ van ouders niet altijd ‘ja’ betekent. Gaan we nu weg mam? Ja, zo. Mag ik iets lekkers? Ja, straks.

In het buitenland is dit soms knap lastig. In Chili: wanneer kom je de tuin doen? Morgenmiddag? Ja, afgesproken! Maar morgenmiddag kan ook een paar dagen later zijn. In Afrika: vertrekt er zo een bus? Ja, ja. Na een uur: komt er nog een bus? Ja, misschien komt er ook een auto langs. Dan kun je die ook nemen. Er kwam een auto, tegen betaling kon je mee. In het weekend reed de auto in plaats van de bus. Onofficieel dan. Als ze nu maar gezegd hadden: er rijdt geen bus, maar er zijn wel auto’s die je kun nemen. Dan was het duidelijk geweest. Maar in sommige culturen is het onbeleefd om nee te zeggen tegen gasten.

Er kan soms een wereld van verschil zitten tussen wat mensen zeggen en doen. Mensen kunnen makkelijk hun opvattingen en bedoelingen loskoppelen van wat ze feitelijk doen. Hoe vervelend dat soms kan zijn, dat weet u of jij misschien maar al te goed.

Waarom zeggen mensen ja terwijl ze nee bedoelen? Daar kan van alles achter zitten. Het kan zijn dat mensen je niet willen teleurstellen. Zeker als je hogergeplaatst bent in hun ogen. Of ze willen geen gedoe. Door ja te zeggen voorkomen ze dat ze mogelijk ruzie krijgen. Mensen willen onder de druk uit. Ze willen van het onderwerp af zijn. Door ja te zeggen voorkomen ze dat je argumenteren blijft verzinnen waarom ze dingen moeten doen of laten. Vaak ervaren ze dat als druk. Door ja te zeggen kun je dat ontvluchten. Of mensen kunnen niet leveren wat je vraagt, maar durven dat niet toe te geven. Of mensen willen niet doen wat je vraagt en hebben geen zin om dat toe te geven. Dat geeft alleen maar weer gedoe. Ze hopen dat het overwaait. Of ze durven geen nee te zeggen, omdat ze bang zijn voor de reactie van de ander. Dus zeggen ze maar ja. Of ze vinden het onbeleefd om nee te zeggen en zeggen daarom maar ja.

2. Wil van de Vader

In de gelijkenis die Jezus vertelt komen we twee zonen tegen die allebei iets anders doen dan ze zeggen. Twee kinderen bij wie hun woorden anders zijn dan hun daden. Hoe lastig is dat. Je kunt op beiden niet aan. De een zegt nee, maar doet toch ja. De ander zegt ja, maar doet toch nee. Hun daden komen niet overeen met hun woorden. En Jezus verbindt aan dit kleine verhaaltje gelijk een vraag. Deze vraag vormt de sleutelzin in de gelijkenis. Vers 31: wie van deze twee heeft de wil van de vader gedaan? En uit wat er meteen achter komt, blijkt dat het doen van de wil van de vader, niet minder is dan de sleutel om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Alleen wie de wil van de vader doet, zal dit Koninkrijk binnen kunnen gaan. Voor de Heere Jezus is dit een aangelegen punt. Dat kun je zien in het vervolg van vers 31: Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u, tollenaars en hoeren zullen je voorgaan in het Koninkrijk van God. Voorwaar. In het Aramees dat Jezus sprak, is dat ‘Amen’. Dat wat waar en zeker is. Je kunt ‘voorwaar’ het beste vertalen met: ‘Ik zeg je de waarheid’. Let op. Ik zeg je de waarheid. Dit waar het om draait: wie doet de wil van de vader?

De wil van de vader. Wat wordt daarmee bedoeld? Twee dingen wil ik hierover zeggen. In eerste Bijbelgedeelte zagen we dat Jezus omringd was door zijn discipelen. Hij geeft ze onderwijs. Spreekt het Woord tot hen. Dan staan daar opeens zijn moeder en broers. Ze waren naar Hem op zoek en hebben Hem eindelijk gevonden. Ze willen dat Jezus met hen meegaat. Maar dan zegt Jezus tegen zijn volgelingen: wie is mijn moeder, broeder en zuster? Jullie zijn mijn moeder en broeders, want wie de wil van mijn Vader doet die is mijn broeder, zuster en moeder. De wil van de vader is dus: bij Jezus zijn, aan zijn voeten zitten, naar Hem luisteren, het Woord horen. Dat is wat de vader verlangt.

Het tweede is iets eerder in het evangelie. De tekst waarmee ik de dienst begon. Mat. 7:21: niet ieder die tegen Mij zegt Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van mijn Vader in de hemel.

Dus het gaat om horen en doen! In Lucas 11:28 komt dit heel mooi samen: ‘zalig zijn zij die het Woord van God horen en het bewaren’. Vaak gebruiken dominees deze zin na de Schriftlezing. Maar het woord ‘bewaren’ klinkt nogal passief. Bewaren doe je met spullen in een oude doos. Dat kan hier niet de bedoeling zijn. Het is bewaren in de zin van houden, er naar leven. Ik kwam in het Engels een prachtige vertaling tegen: ’to put on practice’. In de praktijk brengen. Dus de wil van de vader omvat twee dingen: luisteren en in de praktijk brengen. Zoals Jacobus zegt: hoorders van het Woord zijn en daders van het Woord zijn.

Maar met het doen van de wil van de vader is iets vreemds aan de hand, zo maakt Jezus duidelijk in deze gelijkenis, maar ook in de twee die erop volgen. De gelijkenis van de slecht landbouwers en de koninklijke bruiloft gaan over dezelfde spanning. Horen en niet gehoorzamen. De wil van de vader blijkt weerstand en verzet op te roepen. De wil van de vader komt in botsing met de wil van zijn kinderen. Bij de een gebeurt dit gelijk, bij de ander pas in tweede instantie. Maar duidelijk is dat de wil van de vader en de wil van zijn kinderen niet zomaar op één lijn zitten. Als je ouder van kinderen bent, weet je dat dit in de opvoeding vaak het geval is. Opvoeden is soms een dagelijks gevecht tussen de ene wil en de andere. Hier dus ook.

En het aangrijpende is, dat wat in de gelijkenis vertelt wordt, precies beschrijft wat er in Israël gebeurt. Hoe mensen reageren op de prediking van Johannes de Doper en op Jezus zelf, wordt hier zichtbaar. De mensen van wie je het zou verwachten dat ze de boodschap van Johannes en Jezus zouden aanvaarden en gehoorzamen, haken af. Terwijl de mensen van wie je het absoluut niet zou verwachten, wél overtuigd worden en die wil gaan doen. De gelijkenis gaat dus over hoe mensen staan tegenover Jezus: met hun ja of nee-woord.

3. De eerste zoon

Laten wat nader de gelijkenis bekijken. Het gaat om een wijngaard, waarop een familiebedrijf is gevestigd. Zoals gebruikelijk is, helpt iedereen een handje mee. De wijngaard is een kostbaar familiebezit. Daar leefde men van. De vader richt tot een van zijn zonen op een liefdevolle manier. Jongen, kind (dat staat er letterlijk, niet zoon), ga vandaag mij helpen in de wijngaard. Er moet het nodige werk verricht worden. Een normale vraag, vanzelfsprekend ook. Het is een uitnodiging om mee te werken met de vader.
Maar de reactie van de zoon is heel abrupt en verrassend. Ik wil niet, zegt hij. Zonder er ook maar even over na te denken. Een reactie die ongehoord is in die tijd. In het Oosten met zijn eerbied voor ouderen en de oudere generatie, onbestaanbaar dat iemand zo zou antwoorden. Maar dat is precies te punt van de gelijkenis. De eerste reactie is nee. Zijn wil en gedachten zijn op iets heel anders gericht. Hij is helemaal niet gericht op de wil van de vader, maar met zijn eigen dingen bezig. Die hebben voor hem prioriteit. ‘Ik wil niet’ is een bijna automatische reactie. Daar zit precies het probleem. Hij geeft de vraag van de vader geen kans.

Aan wie denkt Jezus bij deze eerste zoon? Aan mensen die wel bij het volk van Israël hoorden, gehoord hadden, maar die zich innerlijk (en ook uiterlijk) van God hebben afgekeerd. Jezus noemt twee groepen: tollenaars en hoeren. Mensen die met hun leven, in de keuzes die ze hebben gemaakt, nee zeggen tegen God. Bij de ene groep draait alles om geld, speelt hebzucht een grote rol. Bij de andere draait alles om sex, en speelt wellust, maar daar achter misschien ook wel verlangen naar echte geborgenheid en liefde, een grote rol. Hun eerste reactie op de vol van de vader is automatisch nee. Waarom maken ze deze keuzes? Hebben ze de liefde van God nooit echt geproefd? Zijn ze afgeknapt op de regels en tradities die in de opvoeding centraal stonden. Op de veroordelende houding van kerkmensen, toen ze het moeilijk hadden of andere keuzes maakten? Het zou zomaar kunnen dat de nee-zonen en de nee-dochters, eens gedoopt waren, maar dat door allerlei oorzaken (omstandigheden of foute keuzes) het geloof is uitgedoofd of weggeëbd.

Maar het bijzondere wat er toen gebeurde – en gelukkig nog steeds gebeurd – is dat verloren zonen en dochters de weg terug vinden naar God. Door de kracht van de genade komen ze toch op andere gedachten. Het gebeurde in de tijd van Johannes – en gebeurt nog steeds – dat mensen hun seks-relaties en onzuivere relaties verbreken en hun lichaam weer gaan zien als de wijngaard van de vader. Bedoeld om zuinig op te zijn en tot zegen voor anderen. Of dat mensen opeens het mes zetten in hun uitgavenpatroon, en hun geld en middelen gaan inzetten voor Gods koninkrijk. Het tolhuis, het belastingkantoor, je bedrijf, wordt opeens een wijngaard van de vader.

Dat was het wonder wat er gebeurde en gelukkig nog steeds gebeurde. De eerst zoon krijgt berouw. Zijn geweten gaat knagen. Opeens beseft hij wie de vader is en krijgt hij ook voor de liefde van de vader. Dat verandert zijn leven.

Gemeente zomaar een vraag: als God iets van u vraagt (om iemand de hand te reiken, iemand op te zoeken, voor iemand te bidden, geld te geven aan iemand, iets te doen, je te bekeren van een zonde), wat is dan uw eerste reactie? Ja! Of: ja maar? Ik hoop: het eerste!

4. De tweede zoon

Bij de tweede persoon gaat het precies andersom. Ook tegen hem zegt de vader hetzelfde. Jongen kom vandaag met mij in de wijngaard werken. De reactie van de tweede zoon is net zo abrupt en automatisch als de eerste, alleen dan precies omgekeerd. Opvallend dat hij zijn eigen vader, Heer noemt. Dat lijkt ook wel op de oudste zoon in de gelijkenis van de verloren zoon. Ik heb u nu al zoveel jaar gediend. Uit plicht. Uit gewoonte. Hier is de eerste reactie: ja, vader. Mooi is dat, denk je dan. Zo is het bedoeld. Maar ook hier het verbijsterende, dat hij ja zegt maar nee doet. In tegenstelling tot de eerste denkt hij er niet over na. Bij de eerste stond nadrukkelijk dat hij zich nog bedacht. Maar de tweede zoon denk helemaal niet, hij doet het gewoon niet. Innerlijk is hij dus nog veel meer los van God dan de eerste zoon. Er is in zijn hart zelfs geen ruimte voor wroeging van het geweten, voor berouw.

Wie bedoelt Jezus met de tweede zoon? Dat zijn de hogepriesters en oudsten van het volk. Jezus is daarmee in gesprek, in discussie. Ze waren kenners van Gods wil, stonden altijd vooraan om hun gehoorzaamheid te tonen. Maar als Jezus voor ze staat, dan doen ze niet wat Hij vraagt. En ze hebben er ook geen berouw van. Hoe kan dat? Hoe kan het dat tollenaars en hoeren blijkbaar éérder bereid zijn de wil van de vader te doen dan de geestelijke leiders van het volk. Daar kan maar één verklaring voor zijn. De geestelijke leiders hebben van al hun kennis en ideeën over God een gesloten systeem gemaakt. Het is een bouwwerk dat staat als een huis, maar waar geen ruimte is voor de stem God. Ze zijn letterlijk ‘zelfgenoegzaam’. Dan ben je overtuigd van je eigen gelijk en is er geen ruimte meer voor berouw maar alleen voor verharding. Dat is aangrijpend.

4. Toepassing: lessen voor nu

Wat kunnen wij van deze gelijkenis meenemen? Wat zou hiermee willen zeggen? Ik noem drie dingen.

4a. Werken in de wijngaard

Het is dit: Jezus nodigt ons allemaal uit om in de wijngaard te werken. Kind, ga vandaag in mijn wijngaard werken. Wat is dat, werken in de wijngaard? Misschien denk je in eerste instantie wel aan de kerk. Dat je God dient met de gaven die je van Hem hebt gekregen. In de crèche. Het clubwerk. Catechese. De taak die je hebt in de kerk. In je ambt. Dat ook. Maar laten we het iets breder trekken. De wijngaard is de wereld waarin wij leven. Dat is de plek waar God ons heeft geplaatst. Op school te midden van je klasgenoten. Kunnen ze dan op je rekenen. Hoe ga je met anderen om: respectvol, ook met die ene die er zo vaak buiten ligt. Of als je hoort dat iemand problemen heeft, ga je dan eens langs of bid je ’s avond voor die ander. God wil ons graag inzetten in zijn wijngaard. Hij verlangt dat zijn liefde tastbaar wordt gemaakt, in je studie, op je werk, in het gezin. U, jij en ik, wij zijn als een leesbare brief. Kunnen ze iets zien of merken dat wij bij Jezus horen. Zijn we beschikbaar? Kan de Heere op ons rekenen. Als Hij op ons hart legt: zoek die ander eens op, schrijf een kaartje, bid voor hem of haar. Komen we dan in beweging? Dat is de bedoeling. Dat je je schoolklas, collegezaal, studentenhuis, je werkplek, je huis, gaat zien als een stukje van Gods wijngaard. Daar mag je zijn, daar mag je leven. En dan het tweede.

4b. Wees iemand die ja zegt en ja doet

Als God dan tot je spreekt, als Hij iets op je hart legt om te zeggen of te doen, dat je reactie dan is: ja Vader, ik zal het doen! Dat is wat God van ons verlangt. Waarom zouden we dat doen? Omdat Jezus dat van ons vraagt.

Jezus! Wat gaf bij de tollenaars en hoeren de doorslag om toch naar Jezus te luisteren, om toch ja te zeggen? Ze hadden een ontmoeting met Jezus gehad. Die ontmoeting had hun hart radicaal veranderd. Want ze ontdekten dat Hij de derde zoon was, de wáre zoon van de Vader die ja zei en ja deed. Toen de Vader vroeg, wie wil naar deze aarde gaan, om het weer goed te gaan maken tussen de mensen en Mij, zei Jezus, Vader laat Mij maar gaan. Ik zal de mensen over u vertellen. Ik zal uw liefde hier bekend maken. Toen Jezus in aanraking kwam met allemaal mensen die nee zeiden en nee deden, die ja zeiden en nee deden, offerde Hij zich op om voor hen aan het kruis te gaan. De liefde van Jezus is liefde tot het einde. Dankzij Jezus, en dankzij zijn kruis, is God een Vader, die alles van ons weet, en toch van ons houdt.

Want wat is ons probleem. Dat wij mensen zijn die zo vaak ja zeggen, maar nee doen. Ik weet niet of je dat herkent in je leven. Hoe vaak heeft God op jou een appel gedaan om iets in orde te maken, met een zonde te breken, iets te belijden naar iemand toe, om je echt aan Hem toe te wijden, maar het komt er niet van. Je zegt ja, maar je doet nee. Dat is de pijn en het verdriet achter deze gelijkenis, die Jezus vertelt. God nodigt ons vriendelijk uit om in de wijngaard te werken, om door ons heen te werken, om betrokken te zijn bij wat Hij doet, maar het komt er zo vaak niet van. Herken je dat? Heb je er ook last van?

Ik las een boek over de gelijkenissen van Jezus en de betekenis ervan voor de postmoderne tijd waarin wij leven. En de auteur stelde dit: de kerk van vandaag zit vol met ja-zeggers. Met elke psalm, elke gebed, elke lied, elke keer dat ze naar de kerk gaan, zeggen ze ja, maar wat is het moeilijk om ook ja te doen. De Geest is gewillig, het vlees vaak zwak.

Jezus staat voor je en vraagt je: het komt er vaak niet van, je wilt misschien niet, maar ik vraag het opnieuw aan je: de vader heeft je nodig. Hij wil je gebruiken, door je heen werken, Hij kan toch op je rekenen? Zou je misschien toch ja willen zeggen. Zou je niet voor Jezus willen gaan?

4c. Berouw is nodig

Het kan nog steeds. In de gelijkenis komt twee keer het woordje ‘berouw’ voor. Misschien is deze dienst wel het moment, dat je berouw krijgt, en dat je tegen God zegt, Heer, eigenlijk had ik … Ik belijd dat aan u Heere. Goed om dat dan te doen. Nu of straks thuis. Weet je, weet u, berouw is een sleutel. Berouw, dat je soms lijkt op de eerste zoon, soms op de laatste zoon. Berouw, dat het soms gewoon niet van komt. Weet je, weet u wat het evangelie is, dat als je oprecht berouw heb, dat de deuren van het Koninkrijk voor je open gaan en God je wil vergeven. Hij wil je erbij hebben. Je weer gebruiken in Zijn dienst in deze wereld. Wie je ook bent. Wat je verleden ook is. Hij vraagt maar een ding. Ja wat vraagt God?

Als je op reis gaat buiten Europa en je komt aan in het land van je bestemming, moet je op het vliegveld altijd antwoord geven op de vraag of je nog iets hebt aan te geven. Mensen die meer dan één liter sterke drank of meer dan één slof sigaretten bij de tax free shop gekocht hebben, moeten namelijk invoerrechten betalen. Breed is dan ook de rij van hen die beweren niks aan te geven te hebben en smal de rij van hen die zo eerlijk zijn te zeggen wel iets aan te geven te hebben. God vraagt hen die zijn Koninkrijk willen binnengaan hetzelfde: hebt je nog iets aan te geven? En Hij zit te wachten op maar één antwoord: Ja, mezelf!

Amen.