Datum: 29 november 2015
Download PDF
1. Het Bezoek.
Ik vermoed dat u het boekje van de Engelse schrijver Adrian Plass wel kent, dat als titel heeft: Het Bezoek. Misschien heb jij de gelijkname film wel eens gezien. Het verhaal gaat over een kleine gemeente, die bezoek krijgt van haar Grondlegger. Het bericht van zijn naderende bezoek brengt een schok teweeg. ‘Het zat wel goed met onze kerk. We spraken met ontzag en gepaste dankbaar-heid over onze Grondlegger. Alles liep op rolletjes. Het nieuws dat Hij van plan was ons binnenkort op te zoeken, kwam dan ook op zijn zachtst gezegd onverwacht en was nogal schokkend’. Er komt een welkomstcommissie, er wordt van alles georganiseerd, men is er druk mee, maar als Hij dan komt, gaat alles anders. Hij bezoekt niet de mensen die uitgekozen zijn. Hij doet niet mee met alle activiteiten. Nee, Hij trekt zijn eigen spoor. Hij heeft oog voor mensen die juist niet in tel zijn. Zijn woorden en daden prikkelen de mensen. Hij stoort zich niet aan hun plannen. En sommige mensen hebben daar moeite mee. Ze zijn teleurgesteld. Worden boos. Willen Hem niet meer zien en blijven thuis.
De vraag die Adrian Plass in dit boekje aan de orde stelt, wil ik ook vanmorgen centraal stellen: wat zou er gebeuren als wij het bericht krijgen dat onze Grondlegger, de Here Jezus, onverwacht bij ons op bezoek zou komen? Wat zouden we dan doen als kerk? Hoe zouden we persoonlijk op Zijn komst reageren? Meestal is het zo dat aan een bezoek van Hogerhand, een staatsbezoek, een bezoek van een beroemde persoon, heel wat voorbereiding vooraf gaat. Lang van te voren wordt er contact gelegd, er worden afspraken gemaakt, voorbereidingen gepleegd. Alles wordt gedaan om het bezoek in goede banen te leiden.
2. En het geschiedde.
Hoe gaat dat eigenlijk in zijn werk als de Here God besluit deze aarde te bezoeken? Met eerbied gezegd: hoe pakt Hij dat aan? Aan wie maakt Hij dat bekend? Welke weg kiest Hij om dat te doen. Het zijn deze vragen waarop Lucas antwoord geeft in de eerste twee hoofdstukken van zijn evangelie. Als we deze hoofdstukken doorlezen, komen we heel vaak het zinnetje tegen ‘en het geschiedde’ of zoals in de HSV ‘en het gebeurde’. In beide hoofdstukken komen we dat 7 keer tegen. 14 keer in totaal. En u weet misschien wel dat 14 in het Hebreeuws het getal is voor David. 14 keer ‘en het geschiedde’. Dat is veelzeggend. Er gaat van Godswege iets gebeuren. God komt in beweging. Hij grijpt in. En het geschiedde.
Dat is bijzonder. Het is namelijk een donkere tijd. Het is in de dagen van koning Herodes, lezen we in vers 5. Herodes was door de Romeinen als koning aangesteld. Hij moest de belangen van Rome in Judea behartigen. Herodes was geen Jood, maar een Edomiet. Hij is vooral om twee dingen bekend geworden. (1) Hij was een bouwer. Overal in het land had hij vestingsteden voor de Romeinen gebouwd, monumenten voor zichzelf en tempels voor de Romeinse goden. Maar om dat te kunnen financieren, moesten de Joden enorm veel belasting betalen. Het leven was zwaar voor hen. (2) En Herodes was ontzettend wreed. Hij was zo bang om het koningschap te verliezen, dat hij niet alleen drie van zijn eigen kinderen ombracht, maar ook zijn schoonmoeder en een hogepriester, omdat hij hen niet vertrouwde. Herodes is de koning van de kindermoord in Bethlehem.
Politiek en economisch een moeilijke tijd en geestelijk een donkere tijd. De tempeldienst was bezoedeld door inmenging van Herodes. Er waren hogepriesters aangesteld, die niet door de Here aangewezen waren. Bovendien, het was al meer dan 400 jaar stil in de hemel. Na Maleachi, de laatste profeet van het OT, was er geen profeet meer geweest die namens de Here sprak, waren er geen dromen of visioen meer van God afkomstig. Het was als in de dagen van Samuël. Het woord van de Here was schaars. De hemel was gesloten. God deed de deur niet van binnen open, en het volk kon de hemel ook niet openen door hun offers in de tempel. God had zich vanwege de ongehoorzaamheid, vanwege de zonde en ontrouw van het volk teruggetrokken. De stilte openbaart Zijn oordeel. Niets is zo erg als zwijgen in een relatie.
3. Zacharias en Elisabeth.
Daarom is het zo bijzonder, dat God, in de dagen van Herodes, in die donkere en godloze tijd, Zelf in beweging komt. En het geschiedde. De Here stuurt zijn engel Gabriël naar een echtpaar in Jeruzalem. Het licht valt op Zacharias en Elisabeth. Want in die donkere tijd zijn er in Jeruzalem mensen die ondanks alles de Here trouw zijn. Met een paar woorden schetst Lucas hun leven: ze zijn rechtvaardig voor God en wandelen onberispelijk volgens zijn geboden. Rechtvaardig voor God, wil niet zeggen iemand zonder zonden, maar iemand die betrouwbaar is. In het Hebreeuws is dat een ’tsaddik’, een vrome. Iemand op wie je aankunt. Iemand die vasthoudt aan het woord en de dienst van God. Ondanks de donkere tijd, ondanks het verdriet in hun leven van hun kinderloosheid, zijn ze beiden trouw aan de Here en leven ze naar zijn geboden.
Beide zijn ze afkomstig uit een priesterfamilie. Elisabeth stamt van Aäron af, Zacharias van Abia. Ze dragen bijzondere namen: Zacharias betekent: ‘De Here gedenkt’. Elisabeth: ‘Mijn God is Eed: mijn God is betrouwbaar’. Hun namen zijn op zich al een getuigenis. Maar maakt God het ook waar? Waarom zien we de vervulling van Gods beloften niet? Waarom is het juk van de Romeinen zo zwaar? Wanneer komt de Messias orde op zaken stellen? O God, wanneer laat u weer van zich horen?
4. Zacharias uitgekozen.
Het antwoord komt, als Zacharias dienst heeft. Hij is priester naar de orde van Abia. Het priesterschap was verdeeld over 24 afdelingen. Abia was de achtste afdeling. Iedere orde was weer verder verdeeld in 4-9 families. Men schat het aantal priesters in die tijd op wel 18.000. Als priester deed je gemiddeld 2 keer per jaar dienst in de tempel. Je was dan samen met anderen een week lang verantwoordelijk voor de offers. Elke dag werden er offers gebracht om 9.00 uur in de morgen en 15.00 uur in de middag. Dit waren brandoffers om verzoening te brengen tussen God en zijn volk. Op het moment, dat buiten de offers werden aangestoken, moest ook binnen in de tempel het reukoffer aangestoken worden. Onder de priesters die dienst hadden werd er dan geloot, wie het reukoffer mocht brengen in het heilige van de tempel. Velen viel dit lot nooit te beurt en wanneer je als priester was aangewezen, was dit slechts voor één keer in het leven. Dus een bijzonder moment voor Zacharias toen het lot viel op hem. Zacharias moest dan een paar gloeiende kolen van het brandoffer mee naar binnen nemen en daarmee het reukoffer aansteken. Het wierookoffer werd aangestoken met het ‘vuur van verzoening’. Daarna belijdt de priester voor God de schuld van het volk en bidt Hij om Zijn genade. Vermoedelijk deed hij dat geknield. Buiten bij het brandofferaltaar bidt het volk met de priester mee: God van trouw neem ons offer aan; vergeef onze schuld; vervul uw beloften; zend uw Messias! Het reukoffer symboliseerde de gebeden van het volk. Als dan de priester klaar was met het reukoffer en zijn gebed, ging hij weer naar buiten. Hij gaat dan op de trappen boven de voorhof staan, strekt zijn handen over de mensen in de voorhof uit en zegent het volk met de bekende zegen uit Numeri 6: “De Here zegene u en Hij behoedde u; de Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe zijn aangericht over u en geve u vrede’.
Op het moment dat Zacharias in de tempel het reukoffer brengt, alle gebeden voor Gods aangezicht uitspreekt, komt God in beweging. Op dat moment verschijnt de engel Gabriël en kondigt aan wat er gaat gebeuren. God komt op bezoek en Zacharias en Elisabeth zullen een zoon krijgen, die het volk op dat bezoek moet voorbereiden.
5. Geestelijke lessen.
Gemeente, wat kunnen wij van deze geschiedenis leren? Welke geestelijke lessen zitten hierin voor ons? Ik zou er drie willen noemen. Het bezoek van Hogerhand is (1) een antwoord op volhardend gebed, (2) een teken van genade, en (3) vraagt om grondige voorbereiding.
a. Volhardend gebed.
Ondanks dat het geestelijk een moeilijke tijd was, ondanks dat Elisabeth en Zacharias zelf met een groot verdriet worstelden, waren ze trouw en volhardend in het gebed. Omdat ze op hoge ouderdom gekomen waren, zal het gebed om een eigen kind steeds meer plaats hebben gemaakt, voor het gebed om de Messias en om verlossing van het volk van God. Als Zacharias daarmee bezig is, verschijnt de engel en doorbreekt hij de jaren van stilte uit de hemel met een schitterende belofte: je zult een Zoon krijgen en die Zoon mag de komst van de Here voorbereiden. Want God komt op bezoek om zijn volk te verlossen! Het is best bijzonder, dat de Here niet alleen de nood van zijn volk ziet, maar ook oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van Zacharias en Elisabeth. Hij heeft ook oog voor de verlangens die leven in hun hart. Uw gebed is verhoort: je zult een zoon krijgen. Het persoonlijke verlangen is ingebed in het grotere plan van God. God heeft oog voor zowel het kleine als ook voor het grote geheel.
De boodschap van de engel is heel nadrukkelijk verbonden met de gebeden van Zacharias en het volk. Want in vers 11 lezen we dat de engel rechts staat van het reukofferaltaar. Dat staat er niet voor niets. Zijn komst is verbonden met het reukwerk van de gebed. Wat nemen we hiervan mee? Dit: God antwoordt op volhardend gebed! Gisteren op de dag van Open Doors was dat ook steeds weer de les van de vervolgde kerk: blijf bidden! God sterkt ons in onze strijd, dankzij jullie gebeden. Daarom is het belangrijk – ook al leven we in een donkere en chaotische tijd – net als Zacharias en Elisabeth trouw en en volhardend te zijn in het gebed. Het meest krachtige gebed, is gebaseerd op Gods eigen beloften. Het verlangen van God om zijn volk Israël te zegen en Zijn heil aan deze wereld in nood te schenken. Laten we dat niet vergeten, gemeente. Om standvastig te zijn in het gebed om de doorbraak van Gods Koninkrijk, om een krachtig werk van Gods Geest, om vurige liefde voor elkaar, om ook onze moslimbroeder en zuster liefde hebben. Niet bommen, maar liefde is sterker dan haat. Volhardend zijn is niet gemakkelijk. Dat is iets van de lange adem. Soms zie je de vervulling van het gebed niet. Maar we mogen weten dat God alle gebeden verzamelt in zijn kruik en dat Hij gaat antwoorden. God zoekt mensen, ook vandaag, die als wachters in gebed op hun post staan: ik blijf de Heer verwachten, mijn ziel wacht ongestoord, meer dan wachters op de morgen, hoop ik op Zijn Woord. Ik hoop dat wij ook zulke mensen zullen zijn.
b. Teken van genade.
In de tweede plaats, staat de aankondiging van de geboorte van Johannes en later van Gods eigen Zoon, helemaal in het teken van de genade. Dat God na zoveel jaar in beweging komt en Zelf het initiatief neemt, daar is maar één reden voor: God is in het diepst van zijn wezen een genadige God; een God die ons geeft wat wij niet verdienen (Grace in het Engels) en ons niet geeft wat wij wel verdienen (Zijn Mercy). Je ziet dat in dit gedeelte aan twee dingen. Allereerst aan de naam die Zacharias aan zijn zoon moet geven: u zult hem de naam Johannes geven. Een Hebreeuwse naam ‘Jochanan’ dat betekent: ‘de Here is genadig’. Johannes zal de wegbereider zijn. Hij moet het volk en de mensen klaarmaken voor de komst en het bezoek van God. Hij moet ze het besef bijbrengen, dat de komst van de Zoon van God genade is. Dat God komen zal om de zonde te verzoenen, de dood te overwinnen en de duivel te verslaan, is genade. Dat doet Hij omdat het zijn wezen karakteriseert. Dat is het eerste.
De overmacht van de genade blijkt in de tweede plaats uit wat van Elisabeth vermeld is, namelijk dat zij onvruchtbaar was. Als je een beetje thuis bent in de Bijbel, dan weet je misschien wel hoe vaak we lezen dat God aan onvruchtbare of bejaarde mensen kinderen geeft. Abraham en Sara kregen Isaak. Izaäk en Rebekka kregen een tweeling: Jacob en Esau. Jacob en Rachel kregen Jozef en Benjamin. Manoach en zijn onvruchtbare vrouw kregen Simson. Elkana en Hanna kregen Samuël. Elke keer weer als de geschiedenis dood lijkt te lopen, grijpt God in. Eerst door zijn belofte te geven, daarna door die belofte te vervullen. Daardoor was in het hart van het volk diep het besef ingekerfd, wij hebben ons bestaan niet aan onszelf te danken maar aan het genadig ingrijpen van God. God schept leven in oude en onvruchtbare mensen. Dat laat zien: dat Israël – en ook wij – uit onszelf onvruchtbaar zijn om het heil voor te brengen. Als het aan ons had gelegen, was het plan van God mislukt. God zelf moest eraan te pas komen met zijn genade. Daarom hebben we psalm 98 gezongen: Hij heeft gedacht aan Zijn genade, zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt. Juist omdat het heil van God afhankelijk was, is het zeker en betrouwbaar. Wij hoeven aan Gods plan niet te twijfelen, omdat het niet van ons afhangt, maar van Hem en Zijn genade. En daarom is het zekerder dan zeker. Tenslotte, het bezoek vraag om
c. Grondige voorbereiding.
De engel besteedt vrij veel aandacht aan de zoon die Zacharias en Elisabeth zullen krijgen (vs. 14-17). Zijn leven zal voor veel mensen van grote betekenis zijn; hij zal geen wijn drinken, maar vervuld zijn van de heilige Geest. Hij zal helemaal de Here toegewijd zijn. In de geest en de kracht van Elia. De laatste profeet Maleachi had voorzegd, dat voor het bezoek van God Elia gezonden zou worden. Jezus heeft een paar keer van Johannes gezegd dat hij Elia was die komen zou. Wat is de taak die Johannes krijgt? Hij moet voor de Here een toegerust volk gereed maken. Hij moet de mensen klaar maken om God te ontmoeten.
Dat woord ’toegerust’ komt uit de scheepsbouw. Een schip moet zo gebouwd worden dat het zeewaardig is en niet bij de eerste de beste storm, zal vergaan. Het moest stormproof zijn. Hier gaat het over het volk. Straks zal Christus komen, de storm van de eindtijd zal losbreken, zullen we dan klaar zijn om Hem te ontmoeten? Zoals dat lied zegt: Hoe zal ik u ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet? Johannes moet de mensen op de komst van Jezus voorbereiden. Hoe?
Door het hart van de vaderen te bekeren tot de kinderen (vs. 17). Een bijzondere uitspraak. Je zou eerder het omgekeerde denken: dat kinderen worden als hun ouders. Nee, dat is hier niet bedoeld. Wat dan wel? Het gaat om wat Jezus later zegt: dat wij moeten worden als een kind; afhankelijk, ontvankelijk voor wat God ons geven wil. Niet jezelf handhaven; niet de regie over je eigen koste wat het kost willen houden. Niet wat ik wil, maar vragen: Here wat wilt u dat ik doe? Een kind doet dat nog vanzelf. Daar gaat het hier om. Ontvankelijk leven. Here wat wilt u mij geven? Wat staat u in de weg? Wat is er in mijn leven niet op orde. Johannes moest de mensen daarop wijzen. Dat er geen obstakels meer zouden zijn naar God toe. Dat mensen hun zonden zouden belijden en in het reine met God zouden komen, zodat ze met vreugde de komst van Jezus tegemoet zouden zien.
Daar zit ook een les in voor ons. God ontmoeten vraagt altijd voorbereiding. Als we avondmaal vieren, maar ook als we denken aan zijn wederkomst, dan is het goed om ons leven te bekijken: wat staat mij naar God toe in de weg. Wat staat zijn zegen in de weg? Het zuurdeeg van trots, van eigengereidheid, van zonden waar we aan vast houden, dingen die naar een broeder of zuster toe in de weg staan, moeten we belijden en van ons wegdoen. Een week van voorbereiding is een goede oefening om schoon schip te maken naar God toe. Zodat als Jezus terugkomt, er niets naar Hem toe in weg zal staan.
6. Slot.
Ik eindig. Hoe zouden we reageren als God bij ons op bezoek zou komen? Zijn we daar klaar voor? We weten niet wanneer Hij komt, maar we mogen elke zondag naar Zijn stem luisteren. Ook vandaag klinkt de stem van Jezus: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij. Amen.