Datum: 6 oktober 2019
Download PDF
/
1. Wakker liggen
Ligt u ‘s nachts wel eens wakker? Zijn er wel eens momenten dat je niet kunt slapen? Ik weet, dat naarmate je ouder wordt, je minder goed slaapt ’s nachts. Maar dat bedoel ik nu niet. Ik bedoel: ligt u ‘s nachts weleens ergens wakker van? Iets wat u of jou zo bezig houdt dat je er niet van kunt slapen. Wat is dat dan?
Vaak zijn het dingen die ons overdag bezig houden. Problemen op het werk. Zorgen bij een van onze kinderen. De uitslag van een onderzoek. De chronische ziekte die je zoveel ontneemt. Je relatie die niet goed loopt. Een lege plek in huis: iemand die je zo mist. Een slepend familieconflict. Een moeilijke keuze. Of misschien nog iets anders.
Zoals zo vaak, je bent moe, je valt in slaap, maar als je dan midden in de nacht wakker wordt, begint het te malen in je hoofd. Je ligt wakker en kunt de slaap niet meer hervatten.
Gemeente, ligt u ook wel eens wakker van God. Omdat er misschien dingen zijn in uw leven waarmee u God niet onder ogen kunt komen. Verborgen zonden. Dingen die in je leven opgeruimd moeten worden. Iets van het verleden dat je meedraagt en dat niemand weet. Soms kan het je aanvliegen, midden in de nacht. Eigenlijk zou ik … Hiermee kan ik God niet ontmoeten.
Of dat je wakker ligt, omdat de ervaring van God niet meer is dan een herinnering van het verleden. Vroeger, toen wist ik me heel dichtbij God, was ik zo vol van Hem, maar nu is dat anders. Het is vaak zo leeg en dor. God lijkt zo ver weg en afstandelijk. Ligt u daar weleens wakker van. Wakker van heimwee naar God. Dat je het uitroept of zingt: mijn God, naar U, Heer, strekt zich mijn verlangen, als in Psalm 63.
Vroeg of laat gaan wij allemaal door perioden waarin God ver weg lijkt. Of de ervaring dat het lijkt of Hij zich tegen je heeft gekeerd. Momenten misschien dat de ervaring van Zijn nabijheid verleden tijd is. Weet u, Psalm 42 is geschreven in zo’n situatie. De dichter is overspoeld door moeilijke omstandigheden. En Hij ervaart de aanwezigheid van God niet langer. Psalm 42 is een lied van heimwee. Van heimwee naar God.
2. God niet langer ervaren
Hoe merk je dat de dichter in zo’n situatie zit? Kijk maar naar het begin: zoals een hert schreeuwt, smacht naar de waterstromen, zo schreeuwt, zo smacht mijn ziel tot U, o God. Smachten is een sterk woord. Het hert, de hinde zit in de woestijn, de zon brandt ongenadig, misschien moest het wel vluchten. Dan komt het eindelijk na veel omzwervingen in de wadi, waar een beek van stromend water is en het begint gulzig te drinken. Wanneer de dichter dat voor ogen ziet, dan herkent hij daarin zijn eigen leven. Van die dorst, van dat verlangen dat er in zijn hart leeft. Vers 3: mijn ziel dorst naar de levende God. Let dan even op dat woordje ‘levende’. De levende God. Dat is de God die handelt, die spreekt, die zijn aanwezigheid doet voelen. Daar verlang ik naar, met alles wat in mij is. ‘Wanneer zal ik binnengaan om voor Gods aangezicht te verschijnen.’ Of met de NBV: ‘wanneer mag ik nader komen en Gods gelaat aanschouwen’.
Heeft u of heb jij weleens zulke momenten in je leven gekend, met zo’n sterk verlangen naar God? Ik herinner mij een periode in Chili, dat ik erg worstelde met mijn gezondheid, en dat ik er maar geen grip op kreeg, en dat mijn gebed helemaal gereduceerd werd tot maar één vraag: o God, geef mij een diepe relatie met U, laat mij U opnieuw ervaren. Weet u, verlangen naar God ontstaat vaak in tijden van crisis. Als de dingen je bij de handen worden afgebroken. Als je de controle verliest. Als alles anders gaat dan je verlangt. Dat is wat de dichter van dit lied ervaart.
Voor die ervaring gebruikt hij allerlei beelden. Beelden die we zo uit ons eigen leven kunnen herkennen. Want wat gebeurt er bij een crisis? Als ziekte je leven treft, als je getroffen wordt door intens verdriet, als je midden in de problemen zit, als het fysiek even niet gaat, als er zorgen zijn. Dan zijn er vaak de tranen. Vers 4: ‘mijn tranen zijn mij tot voedsel, dag en nacht.’ Tranen zijn uiting van intens verdriet. Dan is er onrust en ben je down. Vers 6: ‘Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij’. Dan is er het gevoel van controle verlies, dat je mee genomen wordt door de omstandigheden. Vers 8: watervloed roept to watervloed; al uw golven en baren zijn over mij heengegaan. Het Hebreeuwse woord voor watervloed is ‘tehom’. Dat is de oervloed uit Genesis 1. Dat zijn de bedreigende en diepe chaoswatereren. De ervaring dat je overspoeld door de omstandigheden. Dat je geen grond meer onder je voeten hebt.
Kinderen: misschien herken je dat wel van bij de zee. Als er golven zijn. Je speelt er mee, maar soms zijn ze hoog, je verliest je evenwicht en zo’n golf neemt je mee. Gelukkig ben je dicht bij het strand, maar even voel je de kracht van het water. Zo voelt de dichter zich meegenomen door de golven.
En het spannende hier is ook nog eens, dat hij zegt: ‘al uw baren en uw golven zijn over mij heengegaan’. De dichter ervaart in de omstandigheden de hand van God. Misschien zet God hem hierdoor wel stil of wil Hij hem corrigeren. Als dat gebeurt, ja dan kun je ‘s nachts niet slapen. Vers 9: ‘s nachts zal Zijn lied bij mij zijn. Dat is de nacht waarin je wakker bent en gedachten worden vermenigvuldigd. De nacht is ook donker. Vers 10: ik ga in het zwart gehuld. Zwart: letterlijk in het donker. Het is donker om mij heen. Ik voel me verlaten een eenzaam. Ik zie de weg niet die ik moet gaan.
En dan zijn daar nog de vijanden: vers 4 en 11. Maar het zijn niet zomaar vijanden. Het zijn geen vijanden die mensen achtervolgen en doden. De vijanden zijn hier niet meer dan stemmen. Stemmen die lastig vallen en zeggen: ‘waar is nu je God?’ Mensen om je heen, je niet gelovige vrienden, een collega, de zegt: ‘Nou mooi geloof hoor. Jij die altijd met God leeft, moet je nu eens zien: Hij laat je mooi zitten. Wat heb je aan zo’n geloof? Wat heb je aan zo’n God.’ Juist als je het moeilijk hebt, doen die woorden pijn. Ze wrijven zout in de wonde. Juist nu, als de omstandigheden moeilijk zijn, heeft hij God zo nodig.
Gemeente, u voelt wel aan, dat dit lied uit het leven gegrepen is.
Het is vandaag Israël zondag. Psalm 42 is een lied uit het gebedenboek van Israël. In dit lied wordt ook iets zichtbaar van het lijden van het Joodse volk, door de eeuwen heen. De ellende, de ervaring van God afwezigheid. De golven van lijden die over het volk zijn heen gespoeld. De nacht van de pogroms en Auschwitz. De worsteling met vijanden. Het gebed om Gods ontferming.
Maar met dat we dit lied samen lezen, voel je als vanzelf de vraag opkomen. Hoe is dit nu zo gekomen? Die ervaring van Gods afwezigheid. Wat zou er gespeeld kunnen hebben in het leven van de dichter?
3. Mogelijke oorzaken
Ik zal een paar dingen noemen, die we misschien ook wel in ons eigen leven kunnen herkennen.
a. Zonde.
Het zou kunnen dat de geestelijke droogte het gevolg is van verkeerde keuzes die de dichter heeft gemaakt. Er zijn andere psalmen waar dit meer duidelijk is. Maar zonde beschadigt altijd de relatie met God. Als je je eigen gang gaat, dan doe je God verdriet. Daarom is het goed om jezelf te onderzoeken. Juist ook in deze week van voorbereiding. Zou het kunnen dat ik op een verkeerde weg ben terecht gekomen? Het ik met mijn keuze of juist het uitstellen ervan God verdriet gedaan? Als dat het geval is, ga dan op de knieën, belijd het aan God, en je zult merken dat de relatie met God weer hersteld wordt.
b. Afstand.
Het kan zijn dat je afstand hebt genomen van de gemeenschap, de kring van gelovigen. Net als bij de dichter. Hij bevindt zich in de het land van de Jordaan en het Hermon-gebergte (vers 7). Helemaal in het Noorden, op afstand van de tempel, waar God te vinden was. Hij heeft alleen nog maar de herinnering aan hoe het vroeger was. Vers 5: ik denk hoe ik vroeger optrok naar Gods huis, met vreugdezang en lofliederen. Maar dat is iets van het verleden. God is nu op afstand.
Er zijn veel mensen vandaag, die zeggen: ‘Ik geloof wel hoor, maar daar heb ik de kerk niet voor nodig’. Ik kan best christen zijn, zonder een kerk te bezoeken. Maar als je niet in contact staat met andere gelovigen, is moeilijk om vol te houden. Het geloof verwatert bijna altijd. Je wordt niet gevoed en ook niet meer gecorrigeerd. Vaak verdwijnt God en de Bijbel en het gebed naar de achtergrond.
Voor veel mensen, die vroeger kerkelijk waren, is God op de achtergrond geraakt. Ik moest denken aan de roman van Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer. In het hotel woont een oude vrouw. Zij is de vroegere eigenares van het hotel. Vroeger was ze het stralende middelpunt, maar nu leidt ze een teruggetrokken leven op haar kamer. Ze laat zich nooit zien. Ze woont zo verborgen, dat de mensen haar kamer niet eens kunnen vinden. Aan het einde van het boek overlijdt ze. Ik zag in deze persoon hoe velen God zien. Een persoon uit het verleden. Met zo’n iemand kun je geen relatie hebben, laat staan iets ervaren. Zijn of haar aanwezigheid is irrelevant voor het leven. God raakt buiten beeld. Geestelijke droogte is het gevolg. Of als derde
c. Teleurstelling.
De stemmen die zeggen, waar is nu je God, kunnen ook wel gedachten van jezelf zijn. De gang van je leven. Het verlies. Zorgen. Ziekte. Burn-out. Conflicten. Noem maar op. Je zit er midden in, maar je merkt Gods aanwezigheid niet op. Je bad, maar zonder resultaat. Dan komt er teleurstelling. Soms verbittering. Het is niet goed, je hebt er verdriet van, maar je kunt maar moeilijk weerstand bieden. Het zit naar God toe in de weg.
Soms is er die stem van het verlangen. Soms is er de hunkering naar vroeger. Heimwee naar God. Als een hert verlangt naar water, zo verlang mijn ziel naar U.
Wat moet je doen om uit die geestelijke droogte te komen? Hoe kan de ervaring van afstand naar God toe veranderd worden? Wat reikt de dichter ons aan?
4. Het antwoord van de dichter
1. Hij stort zijn hart uit voor God.
Vers 4. ‘Ik stort mijn ziel in mij uit’. Als niets je helpt, zeg dan maar tegen God hoezeer je Hem mist Blijf het maar tegen Hem zeggen. Zing het maar naar Hem uit.
2. Hij analyseert zijn hart.
In het refrein van vers 6 en 12 en ook in 43:5. ‘Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij’. Waarom ben ik zo onrustig. Maak ik mij zorgen? Ben ik met de juiste dingen bezig. Heb ik niet te veel energie gestoken in dingen die er niet toe doen? Speelt God wel echt in mijn leven een rol? Zelfonderzoek. Maar het meest belangrijke is het volgende.
3. Hij brengt zich de goedheid van God in herinnering.
Let op wat hij vers 5 zegt: ‘hieraan denk ik’. In het Hebreeuws: ik breng mij in herinnering. Hij brengt zich in herinnering wie God is. In vers 9 spreekt hij over de goedertierenheid van God. Het Hebreeuwse chesedbetekent Gods verbondstrouw, zijn onverdiende genade, zijn onvoorwaardelijke liefde. Het meest geholpen ben je, als je jezelf in herinnering brengt wie God is. Dat is de sleutel in deze psalm. Hij spreekt zichzelf toe: Hoop op God. Want er komt een moment dat ik Hem weer zal loven voor de verlossing die Hij geeft. God laat immers nooit los wat Hij begonnen is.
Voor ons is dit nog dieper waar dan voor de dichter. Voor verlossing staat in het Hebreeuws het woord ‘yeshua’, wij herkennen daarin de Joodse naam van de Here Jezus. De goedheid van God komen wij op het spoor als we dit lied lezen vanuit de Here Jezus. Aan het kruis riep Hij immers: ‘ik heb dorst’. Zoals een hert schreeuwt naar water, zo schreeuwde Zijn ziel naar God. Hij riep: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt u Mij verlaten?’. De eenzaamheid en afwezigheid van God heeft Hij als geen ander gevoeld. Er waren stemmen om Hem heen: ‘waar is nu jouw God? Laten we zien of Hij komt om je te redden’. Als je zo de liederen van Israël leest tot op Jezus, gaat er een wereld voor je open. Jezus heeft niet alleen heimwee naar God gehad. Hij is zelfs door God verlaten, ondanks zijn vertrouwen en gehoorzaamheid. Vergeten en verlaten. Eenzaam en ellendig.
Als de Messias van Israël en als onze Heiland heeft Hij geleden. Hij heeft de zonde van Israël en van ons gedragen. Hij is de weg gegaan, door de dood heen, om verzoening te bewerken, en ons ervan te verzekeren dat niets ons van de liefde van God kan scheiden. In Hem worden al Gods beloften vervuld. Hij laat Zijn volk niet los, Hij laat ons niet los. God legde op Hem de straf die wij verdienden, om ons in Zijn goedheid te kunnen laten delen. Het avondmaal spreekt daarvan. Het brood en de wijn getuigen ervan. Ze brengen ons in herinnering de genade en goedheid van God. Wij mogen het opnieuw proeven. Als laatste
4. Hij preekt tegen zichzelf.
In het refrein zegt de dichter tegen zichzelf: ‘hoop op God, want ik zal Hem weer loven voor de volkomen verlossing die Hij geeft.’ Dat is wat we tegen onszelf en tegen elkaar moeten zeggen. Tim Keller zegt: Je moet Christus preken tegen jezelf. Jezelf toespreken: als Hij dit voor mij gedaan heeft, dan mag ik erop vertrouwen, dat God mij hier doorheen helpt, door deze situatie van droogte, door deze moeilijke omstandigheden, want Hij laat mij niet los. Dat is de hoop voor Israël, dat is de hoop voor deze wereld, dat is de hoop voor ons: God laat niet los wat Zijn hand begon. Daarom kunnen we zingen:
Op U alleen, mijn licht, mijn kracht,
stel ik mijn hoop, U zorgt voor mij.
Door golven heen, door storm en nacht,
leidt mij Uw hand, U blijft nabij.
Uw vrede diep, Uw liefde groot,
verjaagt mijn angst, verdrijft de dood.
Mijn vaste rots, mijn fundament,
U bent de grond waarop ik sta.
Amen.