God de Zoon en onze verlossing (5): Jezus, onze Heer(e)!

Schriftlezing: Openbaring 1:8-18
Datum: 14 februari 2016
Download PDF


1. Jezus is Heer!

Vanmiddag gaat het over dat kleine zinnetje uit de geloofsbelijdenis, dat van Jezus gezegd wordt, dat Hij ‘onze Heer’ is. ‘Ik geloof in Jezus Christus, zijn eniggeboren zoon, onze Heere’. De vraag die centraal staat is deze: wat betekent het dat Jezus Heer is?

In de catechismus valt het volle accent op het verlossingswerk van Jezus. Waarom noemen we Hem onze Heere? Dan is het antwoord: omdat Hij mij met zijn kostbaar bloed heeft vrijgekocht van al mijn zonden, mij van de heerschappij van de duivel verlost en tot zijn eigendom heeft gemaakt. Alle aandacht gaat in dit antwoord uit naar wat de Here Jezus voor ons heeft gedaan. Dat is de spits van de catechismus. Het drukt de verwondering uit van de gelovige, die door genade de Here Jezus heeft leren kennen, als zijn Verlosser, zijn Zaligmaker. Net als in zondag 1 vinden we ook hier de blijde wetenschap, dat we als gelovigen – als wij tenminste de Here Jezus kennen en als we door het geloof met Hem verbonden zijn – het eigendom van Christus zijn. Hij heeft zijn eigen leven gegeven om ons te verlossen uit de macht van de boze en ons zo tot zijn eigendom te maken. Prachtige woorden. Diepe inhoud.

Alleen, daarmee is nog niet gezegd, wat het betekent dat Jezus Heer is, dat Hij onze Kurios is. Daar wil ik vanmiddag vooral bij stilstaan. Daarom hebben we uit Openbaring 1 gelezen over dat visioen dat Johannes te zien krijgt. Dat visioen laat als geen ander zien, wat het betekent dat Jezus de Kurios is, de machtige en opgestane Heer.

2. Heer en Heer

Voordat ik verder ga, nog even iets over het woord ‘Heer’ of ‘Heer(e)’ zelf. Daar is in de kerk veel discussie over geweest. Moest je die naam nou met 2 of 3 e’s schrijven; met een e aan het einde of niet. In de SV en de HSV heeft men de Hebreeuwse Godsnaam JHWH met het woord ‘HEERE’ (met 3 e’s) weergeven. Dat was in de 17e eeuw de gebruikelijke schrijfwijze voor het woord Heer. In die tijd schreef men niet Vrouw, maar Vrouwe. In de gewone spreektaal en schrijftaal is die ‘e’ op het eind van Heere en Vrouwe weg gevallen. Men ging spreken over Heer en Vrouw. Maar in de Bijbel liet men het woord ‘Heere’ staan. Dat was eigenlijk niet consequent, maar men vond het oneerbiedig om de naam Heere (3 e’s) die zo vertrouwd was, te veranderen. In de NBV wordt de naam van God wel met ‘Heer’ weer gegeven. Daar is inhoudelijk niets op tegen, maar het klinkt wat meer afstandelijk. Het is dus een kwestie van gewoonte en traditie dat je Heer zegt of Heere. Het mag allebei. We mogen elkaar er ieder geval niet om verketteren. Het woord Heere klinkt meer vertrouwd. Het woord Heer wat meer afstandelijk. Maar misschien moeten we die beide aspecten vasthouden. We mogen over de Here Jezus spreken als ‘Onze Heere’. Onze. Dat wijst op een band. De band van het geloof. Dat is het vertrouwelijke in deze belijdenis. Tegelijk moeten we beseffen, dat in de oorspronkelijke betekenis, het Griekse woord Kurios, vooral de nadruk legt op de majesteit van God en van Jezus. Want aan het einde van de eerste eeuw, de tijd van Johannes, werd de keizer Domitianus vereerd als God en Heer (Kurios). Het is een naam die ontzag en respect vraagt. Dat wordt beter uitgedrukt door het woord ‘Heer’. Dus het gaat om beide aspecten: de naam Heer (e) heeft iets vertrouwds (mijn Heiland en Redder) maar vraagt ook ontzag (hij is de hoogste Heer).

3a. Situatie van Johannes

Als Johannes op Patmos is, krijgt hij een bijzonder visioen te zien. Jezus komt naar Hem toe als Kurios. Zo begint Hij te spreken in vers 8: Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde, zegt de Heere (daar staat het woord Kurios), die is en die was en die komt, de Almachtige. Het visioen dat Johannes te zien krijgt is een openbaring, een onthulling van Jezus als de Kurios, de opgestane Heer. Voordat we het visioen wat nader bekijken, eerst even iets over Johannes. De apostel krijgt het visioen namelijk op een moeilijk moment in zijn leven.

Hij bevindt zich op het eiland Patmos. Maar is daar niet vrijwillig. In vers 9 lezen we dat hij daar is omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus. Johannes is verbannen vanwege zijn geloof. Omdat hij net als alle christenen in die tijd, niet de keizer, maar Jezus beleed als Kurios, als de hoogste Heer. Die boodschap botste dus met de gangbare mening. En daarom deden de christenen niet mee aan de feesten ter ere van de keizer en brachten zij hem geen offers. En om de christenen hiervoor te straffen, hadden de Romeinen twee middelen. De ene straf was deportatio (ons woord deportatie, dan moest je weg uit het land, verloor je het burgerrecht en raakte je al je bezittingen kwijt) en de andere was relegatio ad insulam (verbanning naar een eiland, vanwege bedreiging van het publieke belang). Met deze laatste straf, de verbanning naar een eiland, hebben ze Johannes gestraft. De apostel Johannes was een belangrijk leider in de christelijke gemeente in Efeze. Vermoedelijk was de gedachte van de Romeinen, dat als de voorganger weg zou zijn, de zaak vanzelf wel zou instorten. Dat zie je vandaag soms ook in landen waar veel christenen vervolgd worden, dat men in het bijzonder de voorgangers probeert op te pakken of om het leven te brengen, om zo het werk van God in de gemeente te verstoren of te dwarsbomen. Maar ondanks alles gaat God door met Zijn werk. Hij waakt erover. Dat mag Johannes zelf ook gaan ervaren.

Je kunt je voorstellen dat de verbanning voor Johannes niet gemakkelijk is. Zijn eigen toekomst is onzeker. Hij is op hoge leeftijd gekomen? Zijn gezondheid kwetsbaar. Wat gaat er met hem gebeuren? Zal hij op dit eiland sterven? En daarbij: zal hij de gemeentes ooit nog terug zien? Er was namelijk een hechte band ontstaan. Johannes had als apostel een speciale band met Jezus gehad. Hij was de apostel die Jezus lief had. Juist vanwege deze speciale band met Jezus, nam hij een belangrijke plaats in in de gemeentes van Klein Azië, en in het bijzonder in Efeze. Johannes was voor de meesten een soort raadsman en vertrouwenspersoon. Daarom is de verbanning voor hem zo moeilijk. Hij moet het werk in de gemeente los laten. Hij kan zijn ambt niet langer uitoefenen. En dat is voor Johannes extra moeilijk.

3b. Situatie in de kerk

Waarom? Omdat er zoveel speelde. De gemeentes in klein-Azië gaan door een periode van verwarring en vervolging. Dat blijkt uit de brieven die aan de zeven gemeentes gericht worden. De gelovigen leven in een vijandige wereld. Ze worden vervolg vanwege hun geloof. Maar vooral – en dat was veel moeilijker – waren de gemeentes in verwarring.

Want wat speelde er zoal? Ik zal een paar dingen noemen: Efeze was een actieve en enthousiaste gemeente. Orthodox. Men bleef dicht bij de waarheid van God. Maar ze hadden de eerste liefde verlaten. Het gebed was verschraald en de omgang met de Here uitgehold. Op andere plaatsen was men druk met de handel, leefde men midden in de wereld, kregen de gelovigen macht en aanzien. Maar liep men het gevaar van twee walletjes te eten. Er was een geest van toegeeflijkheid, van slapheid. Men durfde geen nee te zeggen tegen de verleidingen van de wereld. Men durfde niet te staan voor het geloof. Bidden voor het eten op het werk, uitkomen voor je geloof, het was er niet meer bij in Pergamum en Thyatira. Of Sardis die getroffen was door de ziekte van de alledaagsheid. De gesprekken gingen over het werk, de dagelijkse dingen, bezittingen, koopjes, maar er was geen echte diepgang. Het geloof was oppervlakkig. Er was geen echte overgave aan de Here. Of Laodicea, een gemeente die rijk was en het goed had gedaan. Maar daarmee waren ze zelfvoldaan geworden, en wereldgelijkvormig. Men durfde de Here Jezus niet echt in hun leven binnen te laten. Bang dat de dingen wel eens op z´n kop konden gaan. Dan zou Hij misschien wel meer radicaliteit vragen.

4. Johannes zoekt God

Ja, zo was er in de gemeentes van alles aan de hand. Dat houdt Johannes bezig, als hij daar op Patmos zit. Hij voelt zich verantwoordelijk. Misschien ook wel door aanvechting overvallen. Heb ik het goed gedaan? Heb ik in mijn werk de juiste accenten gelegd? Hoe moet het verder met de kerk? Hoe blijven we trouw aan de Here? Wat doet Johannes? Veel kan hij niet doen. Hij is verbannen. Het enige dat hij kan, is zijn handen vouwen, en zijn zorgen en de nood bij God brengen. In de stilte zoekt hij het contact met God. Ook op Patmos, blijft hij trouw aan de Here en aan Zijn dienst. We lezen in vers 10, dat hij in de geest was op de dag des Heeren. Ook op Patmos, waar hij verbannen is, blijft hij door gaan met het dienen van de Here. Met de vragen die er leven in zijn hart. Juist op de dag die aan de Heer gewijd is, als hij in gebed is, komt de Heilige Geest over hem. Wordt Hij door God zelf aangeraakt. Hij hoort en stem en ziet een visioen.

5. Het visioen. Wat ziet Johannes?

Hij ziet een persoon. Iemand die achter hem staat. Een bijzondere persoon, want hij kan niet goed beschrijven hoe Hij eruit ziet. Hij heeft een lang gewaad aan, met een gouden gordel. Zoiets werd vroeger door koningen of priesters gedragen. Zijn haar is wit. Dat heeft met wijsheid te maken. Mensen die ouder worden hebben vaak grijs of wit haar. Wijsheid komt met de jaren. Zijn ogen zijn vurig, dat wil zeggen: doordringend. Hij ziet alles. Zijn voeten gloeien. Dat is een beeld voor heiligheid. Het vuur verteert alles. Metalen worden gelouterd in het vuur. Zijn stem klinkt helder en duidelijk. De sterren die Hij in zijn hand heeft, duidt op zijn macht. Hij heeft macht over sterren. De keizers in die tijd werden afgebeeld op munten met sterren boven hun hoofd. Hier hebben de sterren met de gemeentes te maken en met hun leiders. Het zwaard dat uit zijn mond komt, is aan beide kanten scherp, heeft met het Woord van God te maken. Paulus noemt het Woord van God het zwaard van de Geest. Dat woord gaat de wereld in en legt menselijke gedachten open. Het dwingt mensen tot een keus. Geloof in de Here Jezus, en je zult leven. Geloof je niet, dan wacht het oordeel. Tenslotte straalt zijn gezicht als de zon. De zon is symbool voor de heerlijkheid van God.

Wat ziet Johannes? Hij ziet de Here Jezus als de Opgestane Heer, als overwinnaar, heilig en machtig. Jezus die de dood en de zonde heeft overwonnen. Die alle macht in hemel en aarde heeft. Jezus openbaart zich als de Kurios. Johannes is er diep van onder de indruk. Hij valt op de grond. Hij beseft zijn kleinheid ten opzichte van de majesteit van Jezus. Hij beseft dat hij een zondig mensenkind ten opzichte van de heiligheid van Jezus.

Weet u, waarom dit visioen zo bemoedigend is? Omdat de Heere Jezus antwoord geeft op alle vragen die Johannes heeft. Met dat visioen, die openbaring, bemoedigt Jezus niet alleen Johannes, maar ook ons. Daarom is het opgeschreven. Zodat het ook ons kan troosten en bemoedigen. Ik noem drie dingen, tot slot.

6. De betekenis van het visioen?

Het eerste punt is wat Jezus tegen Johannes zegt. Hij zegt

5a. Ik ben de Alfa en Omega

De eerste en de laatste. Wat betekent dat? Nou dit: dat Jezus aan het begin staat en aan het einde. Dat heel ons leven door Hem omgeven is. Dat het ingebed is in de trouw van God. Van A tot Z maakt God zijn werk af. Dat is de bemoediging voor Johannes. God gaat door met zijn werk. Ook al moet hij het loslaten, omdat God de Omega is, maakt Hij af wat Hij begonnen is. Ik zou zeggen, neem dat mee als bemoediging voor uw en jouw leven. Als je dingen hebt moeten loslaten: je werk, je gezondheid, je ambtswerk, als dingen op school of bij je studie heel ander lopen, aan het begin van een operatie of onderzoek. Wij kunnen niet vooruit kijken, maar Jezus wel. Hij is erbij. Hij is op ons betrokken als de Alpha en de Omega. Als Degene die het goede werk van God in ons leven of dat van onze kinderen zal voltooien. Want Jezus is de machtige Heer. Er is nog iets wat opvalt. Het tweede punt. De kandelaren en de sterren.

5b. Hij is erbij en heeft alles in Zijn hand

Jezus wandelt te midden van de zeven kandelaren. De kandelaren staan voor de gemeentes. Het zijn er zeven. Dat getal drukt volheid uit. De zeven zijn symbool voor de wereldwijde kerk. Hij wandelt in het midden ervan. Hij is er dus bij. Hij is op het wel en wee van Zijn kerk betrokken. Johannes kan niet fysiek aanwezig zijn, maar Jezus draagt zorg voor zijn eigen schapen, zijn eigen kerk. Dat wat deze verschillende gemeentes samenbindt, dat is de band met Jezus. Hij is het hart en levende midden van de kerk. Waar dat uit het oog verloren wordt, verliest de kerk haar bestaansrecht en gaat ze verloren.

En het tweede is dat Hij zeven sterren in zijn rechterhand heeft. In vers 20 staat dat dit de engelen van de gemeente zijn; vermoedelijk – want dat is letterlijke betekenis van het woord ‘engel’ – worden hier de boodschappers bedoeld, die de boodschap van Christus doorgeven aan de gemeente. We zouden hier kunnen denken aan voorgangers of ambtsdragers. Dat Jezus ze in zijn hand houdt, wil zeggen, dat Hij zorg draagt voor de voortgang van Zij werk. Dat de boodschap, zijn woorden, doorgegeven zullen worden. De prediking van het evangelie, het luisteren naar Zijn stem. Hij zorgt er Zelf voor dat – in alle verwarring die er is – de poorten van de hel zijn gemeente niet zullen overweldigen. Natuurlijk is het belangrijk dat wij de Heere gehoorzaam zijn; dat wij als kerk op Christus gericht blijven. Als dat niet langer het geval is, dan kan Hij de kandelaar wegnemen; als zijn Woord niet meer juist gepredikt wordt; als Zijn Geest niet langer meer de ruimte krijgt. Maar alles wat er in en rond de gemeente gebeurt, mag plaatsvinden vanuit het vertrouwen, dat Jezus waakt over zijn gemeente. Hij is een Koning die nooit zonder onderdanen zal zijn. Hij is het die alle dingen in Zijn handen houdt.

Dat mag een bemoediging zijn, als er veel vragen zijn die je hart bestormen: over de gemeente en de toekomst, over dingen die spelen in je eigen leven, in je gezin, je relatie of je werk, of trouw zijn wel de moeite loont. God laat geen bidder in de kou staan. Hij zegent de gehoorzaamheid aan Zijn Woord en aan Zijn dienst. Hij is erbij en heeft draagt alles in Zijn hand.

5c. Hij legt Zijn hand op mij

Dat is misschien nog wel het meest ontroerende van wat er gebeurt. Als Johannes op de grond ligt, diep onder de indruk van de majesteit van Jezus, dan legt Hij zijn hand op Johannes. Wees niet bevreesd, Johannes. Ik ben de Levende. Ik ben dood geweest, en zie Ik leef. Dat wil zeggen: Ik ben Jezus, die de dood heeft overwonnen. En dood staat hier als pars pro toto voor al het kwaad van de zonde, duivel en het vlees. Jezus legt als de Heiland zijn hand op Johannes. Als Degene die alles volbracht heeft. Die de zonde heeft verzoend. Die de toorn van God heeft gedragen. Als degene die zich voor ons heeft laten kruisigen. Als de machtige Heer, buigt Hij zich over zijn discipel, zoals een moeder zich ontfermt over haar kind, en legt zijn hand op Johannes.

Dat is nou precies, wat het betekent dat Jezus Heer. Hij is de machtige, die alles in Zijn handen heeft, en tegelijk Degene die zich over ons ontfermt. Soms kan het ook ons zomaar over komen, dat we ingewikkelde dingen meemaken, zorgen hebben, het even niet meer zien zitten, het stormt in ons hart, in onze relatie, in ons huwelijk, dat we geen uitkomst zien, en dat we alleen nog maar tegen God kunnen zeggen: o God onferm u over mij; help mij hier door heen. Dan slaan we het woord open, horen we een lied, zitten we op een kring of hier op zondag in de kerk, en we worden diep in ons hart aangeraakt. En het is alsof de Here Jezus even ons leven binnenkomt, of Hij zijn hand op mijn schouder legt en een diepe vrede over mij komt. Hij weet ervan af. Hij is erbij. Dat zijn kostbare momenten. Maar ze kunnen ons toevallen, omdat Jezus de Levende is, omdat Hij een God van genade is. Die niet de dood, maar ons leven op het oog heeft. Misschien zegt Hij vanmiddag wel tegen jou: vrees niet, ik ben de eerste en de laatste. Vertrouw maar op mij.

7. Slot

Waarom noemen we Jezus onze Heere? Omdat de machtige Koning is, die ons liefheeft en ons leven in Zijn handen heeft. Dat gelooft u toch wel? En jij?

Amen.