Datum: 2 oktober 2016
Download PDF
1. Strijd hoort erbij!
Israël. Afgelopen week overleed de voormalig premier en president van Israël Shimon Peres. Een lange staat van dienst. In 1994 zelfs ontving hij de Nobelprijs voor de vrede, vanwege zijn betrokkenheid bij de Oslo-akkoorden. Toen het bericht van zijn dood kwam, was er bij velen verdriet. Alleen de Palestijnen dansten op de straten en vierden feest: weer een oorlogsmisdadiger minder.
Hoe komt het toch dat bij demonstraties in het Midden Oosten ook altijd leuzen klinken: ‘dood aan Israël’ of ‘dood aan de zionisten’? Waarom is er onder de arabische bevolking zoveel haat tegen Israël? Waarom krijgt Israël ook in ons eigen land zo vaak de zwarte piet toegespeeld? Geen land is volmaakt; mensen ook niet, maar vanwaar die diepe haat en afschuw?
Vreemd is het niet. Exodus 17 leert ons dat er rond Israël sprake is van een geestelijke strijd.
Wij. Hoe komt het toch dat net als je op het punt staat om naar de kerk te gaan er gedoe of onenigheid thuis is?
Waarom gaan de dingen in je leven zo moeilijk, net nu je besloten hebt om naar belijdeniscatechisatie te gaan?
Hoe komt het dat je net na een avondmaalsdienst, zoveel last van aanvechting of verleidingen hebt?
Van Exodus 17 kunnen we leren dat dit niet vreemd is. Geestelijke strijd hoort erbij!
Dat kunnen we namelijk van Israël leren. Deze geschiedenis geeft ons dieper inzicht in de strijd waarin al Gods kinderen verwikkeld zijn. Israël heeft dat als eerste aan de lijve ondervonden, maar wij die door de Heere Jezus, bij de God van Israël mogen horen, krijgen er ook onherroepelijk mee te maken.
Strijd hoort erbij!
2. Duivelse vijand.
Het volk Israël is net bevrijd uit Egypte; op een wonderlijke manier door de Rode Zee geleid. En nu is het op weg naar de Sinaï om de Wet van God te ontvangen.
Tot op dit moment had het volk vooral te maken met vijanden van-binnen-uit: ongeloof en gebrek aan vertrouwen: waar zijn we aan begonnen? Komen we echt deze woestijn wel uit; zal straks alles beter zijn? Er was ook ontevredenheid: men verlangde terug naar de vleespotten van Egypte; toen en daar was alles beter; zo leek het. Er was opstandigheid en twist: men had moeite met de leiders die God aangesteld had; moeite met God zelf. De Heere God had heel wat met Zijn volk te stellen gehad, sinds de uittocht uit Egypte. Vijanden van-binnen-uit.
Maar nu voor het eerst dient zich een vijand van-buitenaf aan: Amalek. Op weg naar het beloofde land wordt Israël door dit volk aangevallen. Het heeft een strategische plek uitgekozen op de heuvels en als Israël in de vlakte is, slaat het toe. Maar het is niet zomaar een volk, Amalek. In de Bijbel staat Amalek symbool voor het kwaad. Het is de grote tegenstander van God bij uitstek. Het volk dat zich om God niet bekommert en geen mens ontziet. In het boek Esther, is Haman, de grote Jodenhater, die er alles aan doet om het Joodse volk ten onder te brengen, een afstammeling van Amalek. Dat is niet toevallig. Amalek staat voor wat onder mensen demonisch en gemeen is.
Vandaar dat we in vers 16 lezen: dat de strijd van de Heere tegen Amalek zal zijn, van generatie op generatie. God zelf gaat het gevecht aan met Amalek. Nu moeten we dat niet verkeerd opvatten. De strijd van God tegen Amalek is geen vorm van genocide. God is niet uit op de vernietiging van mensen. Nee, Hij wil niet dat iemand verloren gaat. En de Heere Jezus is niet gekomen om mensen te verderven maar om ze het leven te schenken.
Maar we moeten hierbij denken aan het woord van Paulus uit Efeze 6: wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, dat wil zeggen, niet tegen mensen, ook niet van Amalek, maar tegen de machten in de hemelse gewesten, dus: tegen de machten van het kwaad. De strijd is een geestelijke strijd tegen Satan en zijn handlangers. Zij proberen Gods volk te gronde te richten.
Waarom doen ze dat? Waarom moet Israël het onderspit delven? Er is een uitlegger, die zei: dat doet Amalek, omdat Israël op weg is naar de Sinaï. Daar zal het de Wet van God ontvangen. En de tegenstander van God wil dat het volk in zonde blijft en Gods geboden niet ontvangt. Ja, dat zou kunnen. Maar ik denk vooral, aan het feit dat uit dit volk de Messias zou voortkomen. Satan weet dat en wil niet dat de Messias komt, want dan is zijn laatste uur geslagen is. Dan zal hij het onderspit delven. Daarom zien we in de geschiedenis van Israël telkens weer het verzet van de boze tegen de verlossing en tegen de verzoening die God gaat geven.
Satan heeft niet kunnen verhinderen, dat de Messias, dat Jeshua, geboren zou worden. Het heilsplan van God gaat door en zal zegevieren. Satan kon dat niet verhinderen. Maar zijn strijd gaat onverminderd door. Hij haat het volk nog steeds waaruit de Messias is voortgekomen. Hij haat nog steeds tegen iedereen die bij God van Israël wil horen. Hij probeert Israël telkens weer te doen struikelen. Tot in de gaskamers van Auschwitz toe. Al kan hij mensen doen laten struikelen, aan Gods beloften kan hij niet tornen. Want God is getrouw, Zijn plannen falen niet.
Dus gemeente, de strijd van Israël tegen Amalek in Exodus 17, staat symbool voor de geestelijke strijd, die Israël en elke gelovige heeft te voeren. Daarom kunnen we van deze geschiedenis heel wat leren. Ik noem vier geestelijke lessen trekken.
3. Geestelijke lessen uit de strijd.
(a) De tegenstander is gemeen en zoekt zwakke plekken.
We zagen er al iets van in Deut. 25. Israël is als slavenvolk net bevrijd uit Egypte. Als ze vermoeid en uitgeput door de woestijn trekken, worden ze door Amalek aangevallen. Bij de avondschemering. En waar? In de achterhoede. Achteraan. Op de zwakke plek. Achteraan lopen de meest kwetsbaren. Oude mensen, vrouwen en kinderen. Amalek valt Israël aan, waar geen verdediging is. Zo lafhartig en gemeen. Zo duivels.
Zo werkt de tegenstander van God dus. Hij zoekt zwakke plekken en ongelegen momenten in je leven. Hij slaat toe wanneer je het niet verwacht. Zo werkt de duivel.
Als je somber bent, kan hij je extra sombere gedachten geven, dat je in een negatieve spiraal terecht komt.
Als het op school niet zo lekker gaat, kan hij je meevoeren in het spelen van gewelddadige games, waarin je iedereen in de pan hakt.
Als er problemen zijn op je werk, kun je zomaar gaan roddelen over iemand en die persoon in een kwaad daglicht zetten, wat jou beter uitkomt.
Als je relatie of huwelijk niet zo lekker loopt, kun je enorm aangevallen worden op seksueel gebied.
Als je ruzie maakt met iemand of onenigheid hebt, laat hij je zwelgen in je eigen gelijk en voedt hij de plant van verbittering in je hart. Zodat de stap naar de ander steeds moeilijker wordt.
Als je met ziekte of kwetsbaarheid in je gezin geconfronteerd wordt, kun je zomaar last hebben van vervelende gedachten of vloeken in je hoofd.
De tegenstander van God zoekt dus zwakke plekken in je leven. Hij ligt op de loer. Dat is niet leuk. Maar wel realiteit. Exodus 17 opent onze ogen voor de geestelijke strijd. Er zijn machten die er alles aan doen om ons bij God vandaan te krijgen. Dingen die de potentie hebben om ons bij God vandaan te trekken. Verleiding tot zonde. Als je toegeeft, gaat het fout. We moeten leren om niet toe te geven. Hoe doen we dat? Hoe kunnen we tegenstand bieden? Laten we eens kijken wat Mozes doet?
(b) Strijden en bidden!
Mozes geeft Jozua de opdracht om mannen uit te kiezen die het volk moeten verdedigen. Zelf gaat hij met Aäron en Hur de berg op. Opvallend is dat Mozes hier het initiatief neemt. Bij de uittocht had God nog tegen hem gezegd: Ik zal voor u strijden, u moet stil zijn. Maar hier neemt Mozes zelf actie. Hij weet dat er iets moet gebeuren. Hij had geleerd om leiding te geven. Hier gebruikt God zijn wijsheid en zegent dat. Dat mag blijkbaar. Ook Jozua moet met de kennis die hij heeft, zelf mensen uitkiezen, die hij denkt dat geschikt zijn voor de strijd. God schakelt ons mensen in.
Wat zien we hier? De jongere generatie strijdt beneden in het dal. Ze moeten weerstand bieden tegen de aanvallen van de boze. Maar dat kunnen ze alleen volhouden als God kracht in hen is. Daarom is er een oude generatie die op de berg gaat bidden. Jozua strijdt in het dal en Mozes bidt op de berg. Het een kan niet zonder het andere. De mensen in het dal zien de gestalte, de silhouet van Mozes, op de berg. Met zijn handen ten hemel gericht. Dat was in het oude Oosten de gebedshouding van de mannen. Hun handen in de lucht als teken van overgave aan God.
Op het moment dat Mozes zijn handen in de lucht heeft, is het volk Israël aan de winnende hand. En als Mozes zijn handen laat zakken, dan dreigt het volk van de Amalekieten de strijd te winnen. Maar gelukkig is Mozes niet alleen. Hij heeft Aäron en Hur bij zich. Die ondersteunen hem als dat nodig is.
Bidden is namelijk zwaar werk. Het is geestelijk gezien de mouwen opstropen. Strijden in de gebeden is vermoeiend. Volharden in het gebed is vaak niet eenvoudig. Misschien herken je dat wel. Dat je na verloop van tijd, vergeet voor iets of iemand te bidden, terwijl je je nog zo had voorgenomen het te doen. Van Exodus 17 kunnen we leren hoe belangrijk gebed is. De mensen in het dal kunnen merken dat er op de berg voor hen gebeden wordt. Zolang dat gebed niet verslapt, kunnen ze in de strijd staande blijven en de vijand weerstaan.
Jonge mensen strijden en ouderen bidden. Is dat niet een mooi beeld van hoe we samen gemeente kunnen zijn?! Samen zijn we geroepen om de Heere Jezus te volgen en te strijden tegen aanvallen van de boze. Verleidingen en aanvechtingen. Het gevecht kan hevig zijn. De strijd die de jongere generatie vandaag te voeren heeft, is heftig. Wordt steeds heftiger. Er wordt zo hard aan hen getrokken. Films. Media. Muziek. De cultuur is ook steeds minder christelijk.
Satan wil een wig drijven tussen ons en Christus. Daarom begint hij bij de gemeente. Hij zoekt een zwakke plek. Als er in een gemeente voor de jongere generatie geen aandacht is, raken we ze kwijt – hoeveel zijn we de afgelopen jaren al niet kwijt geraakt? Soms vinden ze elders wel onderdak, maar lang ook niet altijd. Satan ziet de zwakke plek en vindt het allemaal wel best zo. Hij stookt in huwelijken. Hij maakt onderlinge relaties kapot. Hij zorgt dat mensen vastlopen, zodat ze hun heil elders zoeken: in de alcohol, seks, verslaving. De tegenstander is bezig. Heeft veel pijlen op zijn boog. Hij let op de zwakke schakels, mensen die eenzaam zijn, vrouwen en kinderen. Zo is hij bezig, net zo gemeen als Amalek, dat Israël probeert kapot te maken.
Daarom moeten we op de bres staan. Net als Mozes, Aäron en Hur. Strijden kun je alleen als er ook gebeden wordt. Hoe ouder je bent, hoe meer verantwoordelijkheid je hebt om een man of vrouw van gebed te zijn. Want waar wordt de strijd ten diepste gestreden? In het dal bij Jozua, of op de berg bij Mozes? Weet u: De strijd wordt op de heuvel beslist!
Wij weten ook van die andere heuvel. Aan de heuvel van Golgotha, waar de Heere Jezus de strijd heeft gevoerd met de machten van zonde, dood en duivel. Aan het kruis heeft Hij op hen de overwinning behaald. Mozes handen vielen telkens weer naar beneden, maar Jezus handen bleven sterk. Hij droeg het kruis en deed verzoening. De strijd is beslist. De overwinning is zeker. Dat maakt onze strijd wel anders. Israël keek vooruit in hoop. Wij mogen dankbaar terug kijken, omdat we weten dat ‘Het is volbracht’ heeft geklonken. Daarom kunnen we moedig strijden! Ik kom bij een derde geestelijk les.
(c) Bidden is God herinneren aan Zijn trouw.
Mozes is boven op de berg. Maar er staat niet dat hij aan het bidden is. Dat doet hij wel. Maar er staat dat hij zijn hand met de staf daarin opheft. Hij houdt de staf omhoog, zodat iedereen die kan zien. En het is niet zomaar zijn staf, in vers 9 staat, dat het de staf van God is. Mozes gaat niet met lege handen tot God. Maar met de staf van God. De staf herinnerde aan wat God gedaan had voor het volk Israël. Toen Mozes op Gods bevel de staf boven de Rode Zee moest houden, liet God het stromende water stil staan en baande Hij een weg door het water. Toen het volk in de woestijn geen water had, sloeg Mozes met die staf op de rost en kwam er water tevoorschijn. Die staf verwees naar de grote daden van God.
Met het omhoog houden van de staf, herinnert Mozes de de Heere aan wat Hij eerder heeft gedaan. De staf omhoog houden is dus pleiten op de trouw van God. Bidden is zoveel meer dan je handen vouwen, ogen dicht doen en nadat je de dingen tegen God gezegd hebt, het gebed afronden met amen.
De reformator Luther zei eens: bidden dat is de zak met beloften uit de Bijbel voor de voeten van de Heere werpen. Heere, dit is wat u heeft beloofd! God kan niet achter zijn belofte terug.
Bidden is dus de Heere herinneren aan Zijn beloften. Heere, ziet u deze jongeren? U hebt toch gezegd: Niemand zal ze uit mijn hand rukken. Ziet u deze huwelijken? Uw Woord zegt: U laat nooit los wat u hand begon. Ziet u deze gebrokenheid, die ziekte en deze zorgen? U zegt toch zelf: wees in geen ding bezorgd. En: er staat toch in uw Woord, dat u oneindig veel meer kunt doen dat wij bidden of beseffen?!
Zo moeten we dus als we bidden de staf van God omhoog houden en God herinneren aan wat hij eerder gedaan heeft. Pleiten op Zijn trouw. Als je dat niet doet, als Gods beloften uit het zicht raken, verslapt het gebed en verliest het zijn kracht. Gods beloften en het gebed moeten hand in hand gaan.
En dan nog de laatste les.
(d) De hand op de troon!
Na elke overwinning wappert de vlag. Zo ook hier. De Heere is mijn banier. Israël heeft God op een nieuwe manier leren kennen. Het is Israëls God die krachten geeft, van wie het volk zijn sterkte heeft, zegt de Psalm. Met andere woorden: de overwinning is van God. Dat komt tot uiting in dat bijzondere zinnetje in vers 16: Voorzeker, de hand op de troon van de Heere. Een bijzondere uitspraak.
De troon. Wie zit er op de troon? God de Vader. Hij regeert. Hij heeft het voor het zeggen. Wie zit er naast Hem? Het Lam. De Leeuw van Juda. Yeshua. De Heere Jezus. Hij die de overwinning heeft behaald over zonde, ziekte, dood en satan. Hij die onze voorspraak is. De hand op de troon is een uiting van vertrouwen. God regeert, ook al is er volop strijd. Israël werd aangevallen. Het kon alleen staande blijven omdat God vanaf zijn troon de overwinning schonk. De hand op de troon. Dat is: alles van God verwachten. In de strijd tegen een bepaalde zonde of verleiding, in alle gebrokenheid in relaties, in de worsteling met ziekte of beperkingen, je hand op de troon leggen, waar Christus is, die alles overwonnen heeft. Schuchter misschien. Wie ben ik? Maar toch ook met vrijmoedigheid. Want Jezus heeft voor ons de toegang tot de troon geopend. Je hand op de troon, dat is pleiten op de trouw en macht van God, op de vervulling van Zijn beloften. Voor ons persoonlijk leven, maar natuurlijk ook voor Israël. Daar is het allemaal mee begonnen. De hand op de troon dat is bidden: O God laat uw koninkrijk komen. Er is zoveel gebrokenheid. Deze aarde schreeuwt en bloed uit duizend wonden.
Er was een jonge predikant. Speciaal geroepen voor de jeugd. Maar wat was zijn werk moeilijk. Wat waren de structuren in de kerk taai. Tijdens zijn gebed zag hij in gedachten een troonzaal. In het midden stond een troon en aan de wanden allemaal trofeeën. Allemaal bewijzen van de overwinningen die de koning had behaald. Het enige wat de jonge predikant kon zeggen, was dit: Heer, wat hebt u veel overwonnen! Dat beeld gaf hem zoveel bemoediging en kracht voor zijn bediening.
Wie de hand op de troon legt, leert met Gods ogen kijken naar de problemen, naar de moeite en de zorgen. Dat maakt een groot verschil. Heer wat hebt u veel overwonnen. Zou dit nu hier voor u te wonderlijk zijn? Als u trouw bent met Israël, dan zult u toch ook in mijn leven en in dat leven van die ander uw werk toch afmaken?!
4. Slot.
Ik eindig met een citaat. De grootste zorg van satan is om Gods kinderen af te houden van gebed. Hij heeft niets te vrezen van een bijbelstudie waarbij niet gebeden wordt, van gebedsloze godsdienstigheid, hij lacht om onze drukte en gezwoeg. Hij spot met onze wijsheid. Maar Hij beeft als wij bidden.
Laten we daarom steeds weer de hand leggen op de troon van de Heere. Van Jeshua, die alles heeft volbracht. Onder het vaandel van Jezus gaan we moedig verder, want Hij heeft de overwinning behaald. Voor Israël en allen die bij de God van Israël zijn ingelijfd. Halleluja. Amen.