Datum: 5 oktober 2014
Download PDF
/
1. Inleiding
Belooft u Hem trouw te blijven in goede en kwade dagen, in rijkdom en armoede, in ziekte en gezondheid, tot de dood u scheiden zal; dat u Hem in liefde zult aanvaarden en dienen, overeenkomstig het heilig evangelie? Wat is hierop uw antwoord?
Wie kent ze niet de woorden die op een trouwdag aan de bruid en bruidegom gesteld worden. Indrukwekkend moment als twee mensen elkaar voor Gods aangezicht trouw beloven. Dat doe je niet zomaar. Er is meestal heel wat aan vooraf gegaan. Je hebt iemand lief gekregen, er is een relatie ontstaan, je hebt elkaar beter leren kennen, het verlangen groeide om samen verder te gaan. En dan is daar die trouwdag. En het ja-woord dat je geeft in het gemeentehuis en in de kerk markeert een overgang. Een breekt een nieuwe fase in je leven aan. Als je iemand je ja-woord geeft, ben je een point of no-return gepasseerd. Daar kun je niet zomaar achter terug. Zo’n beslissing verbindt je aan die andere voor de rest van je leven.
2. Context
Gemeente, om dat ja-woord draait het ook in Exodus 19. Als het volk Israël aan de voet van de berg Sinaï aankomt, dan daalt God af en doet Hij het volk een huwelijks-aanzoek. De tijd van kennismaking en verloving zijn nu voorbij en God stelt het volk een heel directe vraag: Wil je met mij trouwen? Zullen we samen verder gaan? Zie je het met mij zitten? Wat een vraag, gemeente, ‘zie je het met mij zitten?’, want wat heeft God niet voor zijn volk gedaan. De Here God had zich over zijn volk in Egypte ontfermd. Het werd zwaar onderdrukt door de Egyptenaren. Toen het in hun nood tot de Here riep, heeft Hij zijn volk uit Egypte bevrijd, met grote macht en majesteit. Hij heeft de legers van farao verslagen en Zijn volk door de wateren van de rode zee heengebracht. Hij heeft in de woestijn voor zijn volk gezorgd, en hoe: met water, met manna, met kwakkels. Alles wat het volk nodig had, had de Here hen geschonken. Van alle kanten heeft God laten zien hoeveel Hij om zijn volk geeft. Dit volk heeft zijn bestaan aan de Here te danken.
Exodus 19 zegt het zo ontroerend: ‘U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en hoe Ik u op arendsvleugelen gedragen heb’. God heeft zijn volk omarmd en bij zich gebracht. Zoals een vader of moeder zijn kind, dat gevallen is, of verdrietig is, aan de borst drukt, zo heeft de Here zijn volk aan Zijn borst gedrukt. Dicht bij Zijn hart gebracht. Israël heeft in de bijzondere zorg van God de harteklop van Zijn liefde en ontferming mogen horen. Als Hij het niet gegrepen had, weggerukt had uit de ovens van Egypte, was het er allang niet meer geweest. Dan was het onder de voet gelopen door de duivelse macht van de Egyptenaren. Telkens weer in de geschiedenis heeft God zich over Zijn volk ontfermd. Dat het volk Israël vandaag nog steeds bestaat is een teken van de genade van God, van de trouw waarmee Hij vasthoudt aan Zijn verbond met zijn volk. Dat is nu zo. En dat was toen ook al zo.
Maar ondanks dat het volk Israël helemaal op de hulp van de Here is aangewezen, en zonder Hem niet kan, stelt God hen wel de vraag: zullen we samen verder gaan? Hij dwingt ze niet. God wil niet dat het volk Hem dient uit dwang, omdat ze geen andere keus hebben. Hij wil dat ze in vrijheid kiezen: zeggen jullie maar of jullie met Mij verder willen? En zo staan ze daar bij de berg Sinaï. De Here wil de periode van kennismaking omzetten in een vaste relatie. Hij wil weten of Hij op het volk kan rekenen, of ze met elkaar doorgaan of niet.
Dat is eigenlijk nog steeds zo. Geloven in de Here Jezus veronderstelt ook die keuze. Dat je ja hebt gezegd tegen de Here Jezus. Natuurlijk is Hij de eerste. Het is God zelf die bij de doop – tenminste als je gedoopt bent – zijn hand op je leven legde. Ik wil je God zijn. Ik zal als een Vader voor je zorgen. Via onze ouders heeft Hij ons in aanraking gebracht met het Woord en met de Here Jezus. Anderen komen op volwassen leeftijd met Hem in aanraking. God kent gelukkig vele wegen om met mensen in contact te treden. Na dat eerste contact, volgt een periode van kennismaking. Een beetje vergelijkbaar met de reis die Israël maakt naar de berg Sinaï. Geen gemakkelijke weg. Israël was niet bepaald een volhouder in het optrekken met God. Soms was het ook bijzonder ongehoorzaam. Het heeft er vaak om gespannen. Zoveel dingen die aantrekkelijker leken dan God. Maar God bleef aan ze trekken. Hij liet ze niet los! Dat doet Hij trouwens ook met ons niet. Hij blijft aan ons trekken. Waarom? Hij wil namelijk een vaste relatie met ons hebben. Daar doet Hij alles aan. God vraagt: zullen we samen verder gaan? Hij hoopt dat je ja zegt of dat je al ja hebt gezegd. Net zoals dat bij Israël was. En die keuze moet je eigenlijk steeds weer herhalen. Niet alleen toen je belijdenis deed. Maar elke kerkdienst is eigenlijk zo’n moment, dat God weer aan je vraagt: volg je me nog? Weet je nog waar het Mij omgaat?
3. Verdieping. Waar gaat het God dan om? Nou dan lezen we in Exodus 19:5. Daar zegt God tegen Israël: jullie zullen mijn persoonlijke eigendom zijn (in het Hebreeuws, staat daar Segulla dat betekent ‘kroonjuweel’, ‘sieraad’). Jullie zullen mijn persoonlijk sieraad zijn, dat ik elke dag zal dragen, als jullie luisteren naar mijn Stem, als jullie de woorden die Ik spreek gehoorzamen zullen. De woorden die Ik spreek. Om welke woorden gaat dat dan? Luister maar naar hoe Exodus 20 begint: Toen sprak God al deze woorden en Hij zei: Ik ben de Here uw God, die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis geleid heb. U zul geen andere Goden voor Mijn aangezicht hebben. En zo verder. En in de hoofdstukken na Exodus 20 volgen nog vele andere geboden. Maar aan het begin staan de Tien Geboden als een soort samenvatting van de woorden die God gesproken heeft. Deze woorden zijn anders dan de geboden die erop volgen. Deze beginnen namelijk zo: als er nu dit gebeurt, of je doet dit of dan, dan… Dat zijn casuïstische geboden. Allerlei regels worden gegeven voor hele concrete zaken. Als je een put graaft en die niet afdekt, en er valt een rund of ezel erin, dan moet je dat op een passende wijze vergoeden. Als iemand het oog van een slaaf of slavin beschadigt dat hij daaraan blind is, dan moet je hem of haar vrijlaten. Enzovoort. Hele concrete voorvallen. Maar de geboden die in Exodus 20 staan zijn universeel van karakter: U zult niet stelen. U zult niet liegen. Die geboden gelden altijd, ongeacht de situatie. De tien geboden vormen dus een soort samenvatting van al die andere geboden. Ze vatten al die andere geboden samen in tien regels. Tien. Evenveel als vingers op je hand, zodat je ze goed uit je hoofd kunt leren.
We zijn gewend om deze geboden van Exodus 20 als de Tien Geboden aan te duiden. Maar in de Joodse traditie en in de Bijbel worden ze aangeduid als de Tien Woorden. Toen sprak God al deze Woorden. De term die wij voor deze 10 geboden gebruiken is de Decaloog. Deca in het Grieks is 10 en loog komt van logos ‘woord’. De Tien woorden. Dat is beter dan de 10 geboden. Want u weet wel dat het Hebreeuwse woord Torá niet ‘wet’ betekent zoals wij dat woord vandaag hanteren. Torá betekent ‘onderwijzing’, ‘dat wat geleerd moet worden’. Dat geeft een heel andere klank aan deze geboden. De Wet heeft dus een heel positieve bedoeling. God geeft die wet niet voor niets. Je zou kunnen zeggen de tien geboden of de tien woorden, dat zijn de huwelijkse voorwaarden. Als je ja zegt tegen God, dan zegt je ook ja tegen deze geboden. God verlangt van Zijn volk dat ze naar deze Geboden, deze 10 Woorden luistert.
4. Waarom?
Waarom zijn deze geboden, deze 10 woorden voor de Here dan zo belangrijk? Als je nadenkt over een relatie, over een huwelijk, dan denk je toch allereerst aan liefde en trouw, en niet aan wetten en regels, aan voorwaarden. Hoe zit dat eigenlijk? Waarom geeft God de Wet? Ik noem een paar redenen.
4a. De eerste reden is dat deze tien woorden laten zien wat God belangrijk vindt. Door deze Tien Woorden leren we God nog beter kennen. Zo is het ook in een relatie. Als je een relatie hebt met iemand wil je hem of haar beter leren kennen. Dan ga je uitzoeken wat de ander fijn vindt. Hoe je hem of haar blij kunt maken. Dat gaat vanzelf als je van die ander houdt. Dat is geen plicht. Jouw geluk is juist om die ander ook gelukkig maken. Hoe meer de ander blij is, hoe meer je zelf ook voldoening ervaart. Zo ook hier. God zegt: kijk dit heb ik allemaal voor je gedaan. Ik heb jullie bevrijd, gered. Ik heb jullie nieuw leven gegeven. Weet je, wat Mij echt vreugde geeft? Dat Ik voor jou de eerste ben en de enige. Dat je van niemand meer houdt dan van Mij. Dat je Mij trouw bent en niet achter andere goden aangaat. Dat je Mijn naam niet misbruikt. Dat je je ouders eert en het leven van een ander respecteert. Dat je de waarheid spreekt en niets van een ander begeert. Dat zijn de dingen die Mijn hart raken. Laat dit ook bij jou zo zijn. God geeft de Wet opdat wij weten wat Hem vreugde geeft. Hij wil dat dit ook ons verlangen is!
4b. De tweede reden dat God zijn Wet geeft is om van Israël een heilig volk te maken. God zet zijn volk apart. Hij zegt: jij hoort bij Mij, daarom ben je heilig. De bedoeling is dat je daarnaar leeft, dat je heilig leeft. Heilig kun je niet worden door dingen te doen of te laten. Veel mensen denken dat dat wel zo is, maar dat is een misverstand. God maakt je heilig omdat Hij je apart zet. Wat jij vervolgens moet doen is heilig blijven, heilig zijn. Dat je leeft en handelt op een wijze die past bij God. Dat je dingen doet en denkt die passen bij God. Dingen zegt tegen anderen en over anderen die passen bij God. In hoe je met je ouders en ouderen omgaat. Hoe je tegen het leven aankijkt. Dat je trouw blijft in je relatie. Dat je afblijft van wat van een ander is. Dat je de waarheid spreekt. Dat je niet begeert wat van een ander is. Dat is heilig leven.
En waarom vindt God dat zo belangrijk? God zet Israël apart omdat Zijn volk een missie heeft. God wil het maken tot een koninkrijk van priesters. En je weet misschien wel wat een priester doet. Een priester bemiddelt. Hij brengt de noden en zorgen van het volk bij God. En Hij brengt de woorden van God over naar het volk. Van beneden naar boven vertegenwoordigden zij de mensen bij God. En van boven naar beneden vertegenwoordigden zij God bij de mensen.
In het Latijn wordt een priester een ‘pontifex‘ genoemd. En dat woord betekent letterlijk een bruggenbouwer. En dat is mooi gezegd. De priester bouwt bruggen zodat mensen tot God kunnen komen. Hij is een middel in Gods hand, zodat de ander, de concrete mens met zijn vragen tot God kan komen. En zodat God ook tot deze mens kan komen. En dat is wat God van zijn volk verlangt, dat het bruggenbouwers zijn. En de apostel Petrus trekt deze lijn ook door naar de christelijke gemeente. Dat wij als volgelingen van de Here Jezus ook priesters zullen zijn. Dat wij naar anderen iets van Gods liefde doorgeven. Dat jouw handen lijken op de vaderhanden van God die je optillen als je valt, die je troosten als je pijn hebt, die je een duwtje in de rug geven als je de wind tegen hebt. Dat jouw oren lijken op de oren van God die echt luistert. Jouw ogen op de ogen van God die iemand ziet staan. Dat je iets van Zijn woorden doorgeeft.
De Wet helpt dus je om te beseffen dat je een missie hebt. Om zo te leven op de plek waar je woont, leeft en werkt, dat daar iets zichtbaar wordt van God. Van de waarden van Zijn Koninkrijk, van wat Hij belangrijk vindt. Daarom zegt de Here Jezus: laat je licht schijnen opdat de mensen je goede werken zien en God de Vader verheerlijken.
4c. Het derde doel van de Wet heeft met zelfkennis te maken. De Wet laat ons zien hoe ons hart echt werkt. De reformator Maarten Luther heeft dat heel scherp onder woorden gebracht. Hij zegt: van al die tien geboden zijn eigenlijk alleen de inleiding (Ik ben de Here uw God die u bevrijd hebt) en het eerste gebod (u zult geen andere goeden hebben) van belang. Al die andere geboden: lieg niet, steel niet, pleeg geen overspel, etc. kunnen tot dat eerste gebod herleid worden: dien geen andere goden. Dat is volgens Luther het fundamentele probleem van ons mensen. Dat we andere dingen belangrijker vinden dan de Here God. Het eerste gebod vormt de basis van alle andere geboden. Het is de zonde onder alle andere zonden. Ik zal een paar voorbeelden geven:
– als je moeite hebt met je tijdmanagement, en nooit ergens genoeg tijd voor hebt, ook niet voor stille tijd. Wat is dan je probleem? Een gebrek aan discipline, misschien. Wat zit er achter? Waarom kun je geen nee zeggen? Is het misschien omdat je afhankelijk bent van de goedkeuring van anderen? Hoe drukker je bent, hoe meer je je gewaard voelt? Dat is dat je afgod.
– is geld heel belangrijk voor je, je houdt het voor jezelf en het hebben ervan geeft je een gevoel van zekerheid. Als dat meer belangrijk is dan God, geef je het niet weg, ben je niet vrijgevig. Misschien durf je niet echt op God te vertrouwen, op zijn dagelijkse zorg, maar vertrouw je op je geld. Dan is dat een vorm van afgoderij.
– of je liegt soms. Je weet dat het niet goed is. Maar dat is je oude natuur. Je weet: ik heb een slecht hart. Maar waarom durf je de waarheid niet te vertellen. Ben je bang voor anderen, voor wat ze gaan zeggen of hoe ze tegen je aankijken? Dan is dat meer belangrijk dan wie in Gods ogen mag zijn. De HC zegt het scherp: afgoderij is iets naast of inplaats van God stellen waarop je je vertrouwen zet.
God geeft in de derde plaats de Wet als een spiegel, om ons te helpen ons eigen hart beter te leren kennen.
5. Ja maar
Gemeente, kun u het nog een beetje meemaken, of roept dit allemaal nogal gemengde gevoelens op. Dat kan ik mij best voorstellen. Als je een hele strenge opvoeding hebt gehad of afkomstig bent uit een hele behoudende kerk, dan is de wet je er met de paplepel ingegoten. Er werd zoveel nadruk gelegd op de regels en traditie. En als het ging over de Wet, dan ging het vooral om zondekennis en het ontdekken van je ellendige staat. Ellende – verlossing – dankbaarheid. In die volgorde. Eerst de ellende. En hoeveel geschreven en ongeschreven regels waren er niet die je moest houden. Hoezeer er altijd ook benadrukt werd, dat je je zaligheid niet kon verdienen, moest je je wel aan al die regels en tradities houden, anders zat het niet goed. Dan was je gewogen en te licht bevonden. Dat alles drukte zwaar op je. Je moest iets doen, maar je kon het niet. Hulpeloos maar schuldig. Het kan zijn dat dit een zwaar stempel op je opvoeding heeft gezet. Je zit nu wel in de Sint Jan, er klinken andere accenten, maar op de achtergrond ben je hier niet los van. Dat kan zijn. Maar mag ik u of jou dan van morgen nog op twee dingen wijzen?
5a. Wanneer geeft God de Wet? Voor of na de bevrijding? Erna! Hoe start Exodus 19? Ik heb u op arendsvleugels gedragen en bij Mij gebracht. En Exodus 20: Ik ben de Here, die u uit het land Egypte bevrijd heeft. God heeft het initiatief. De verlossing en bevrijding zijn 100% Zijn werk. Nul % aandeel van het volk. God zegt tegen Israël: Ik heb je bevrijd. Ik heb je als mijn volk geaccepteerd. Je bent nu van Mij. Leef dan ook als Mijn volk, als Mijn eigendom. We zouden deze lijn door kunnen trekken: als we door het geloof met Christus verbonden zijn, dan zijn we zijn eigendom, zijn segulla, zijn kroonjuweel. Dat is helemaal Zijn werk. 100 % genade. Dan pas volgt de oproep: leef dan als Mijn kind. Leef en handel als passend is bij iemand die van Mij is. God zegt dus niet: gehoorzaam Mij en Ik zal je accepteren. Nee, Hij accepteert je eerst. Hij redt je en vraagt dan: wil je met Mij verder? Leef dan uit mijn Wet.
5b. Het andere brengt mij bij het vierde doel van de Wet. En dat is dit: de Wet drijft mij uit naar de Here Jezus. Ik kan vanuit mijzelf de Wet niet houden. Heel vaak heb ik er geen zin in. Dat is mijn zonde. Maar er is er Een die de Wet volkomen heeft gehouden. Hij is gehoorzaam geweest aan de hele Wet. Hij heeft die Wet voor mij gehouden. Zo ver wilde Hij gaan, dat Hij zijn leven gaf aan het kruis, voor ontrouwe en ongehoorzame mensen. Maar nu door het geloof geeft God mij wat ik zelf niet kan vervullen. Gods Geest komt mij te hulp en helpt mij naar Gods wil te lezen. Wat God van Mij vraagt, geeft Hij zelf. Gemeente, dat is het evangelie dat Ik u mag verkondigen vanmorgen. In de Here Jezus geeft God mij alles wat ik nodig heb om naar Zijn wil te leven. Gelooft u dat?
6. Slot
Vanmorgen klinkt de vraag: Wil je met Mij trouwen? De Here heeft zijn ja-woord gegeven, maar wat is hierop – voor het eerst of opnieuw – voor God en zijn gemeente jouw antwoord?
Amen.