Datum: 13 april 2017
Download PDF
Liturgie Stille Week: donderdag 13 april 2017: Stille week 13.4.2017
1. Spotkoning.
Je kunt de plek nog zien, in de oude stad Jeruzalem, waar Jezus door de soldaten bespot is. In de kelder van een klooster van de ‘zusters van Sion’. Daar waar het rechtsgebouw van Pilatus stond. Die plaats heet Lithostrotos in het Grieks, dat betekent ‘plaveisel’ of ‘bestrating’. In het Aramees Gabbatha. Op de grote vloerstenen hebben soldaten lijnen gekrast van allerlei spelletjes. Zo ook van het koningsspel. Een cirkel met allerlei vakjes en segmenten. In het hart een vakje van de spotkoning. Je moest met dobbelstenen gooien, net als bij het ganzenbordspel. En wie op het middelste vakje kwam van de spotkoning, moest naar voren komen en werd uitgedost als een koning. Voor even mocht hij orders geven. Een spotkoning. Wees gegroet, koning!
Nadat Pilatus zijn handen gewassen heeft in onschuld en Jezus heeft laten geselen, hebben de soldaten voor een moment de vrije hand. Ze maken wat plezier en verdrijven de tijd met het koningsspel. En dan valt de dobbelsteen op het middelste vakje. Ze kijken even rond, en dan zien ze Jezus staan. Ja, zeggen ze tegen elkaar, laten we Hem nemen. Dat komt goed uit. Hij heeft toch gezegd dat Hij een koning is?
Zo ontdoen ze Jezus van zijn kleren, doen Hem een rode soldatenmantel aan, maken een kroon van dorens en geven hem een rietstok als staf in zijn hand. Daar staat Hij dan. De koning. Met spot salueren ze voor Hem: Ave, rex Judaeorum. Gegroet, koning van de Joden.
Het is een van de vele pesterijen die Jezus ten deel valt. Straks rond het kruis, zullen ook de omstanders en leiders van het volk doorgaan met Jezus te bespotten. Het heeft iets verbijsterends al die verwijten. Ik moest even denken aan de rechtszaak die gespannen is, naar aanleiding van al die dreigberichten op Twitter tegen Sylvana Simons. De meest gruwelijke boodschappen in een paar seconden online gezet. Goed dat dit gebeurt. Maar de mens is wat dat betreft nog niet veel veranderd. Alles wat ze niet zint aan Jezus, werpt men als verwijten Hem voor de voeten. Nu God in Hem zo dichtbij komt, wordt Hij nog feller belasterd. De mens wil ten diepste niemand boven zich hebben, maar zelf de dienst uit maken. De spot is een manier om het appel dat Jezus doet, de roep om bekering, om je op God te richten, om niet voor jezelf te leven, van je af te houden.
En in al die spot zegt Jezus geen woord. Als een Lam wordt Hij naar de slachtbank geleid. Hij doet zijn mond niet open.
2. Profetie vervuld.
Zonder dat de soldaten het beseffen, zit er in de bespotting van Jezus een hele diepe betekenis. De lauwerkrans waarmee keizer Augustus gekroond was, de krans die generaals droegen, als zij de overwinning hadden behaald, wordt vervangen door een kroon van dorens. Gedroogde takken van de Zyziphus spina, een boom met vlijmscherpe dorens van wel 2,5 cm, die gemakkelijk door de schedelhuid kunnen boren. De soldaten zetten die hardhandig op Jezus hoofd. Het bloed gutst uit Zijn hoofd.
En tegelijk voltrekt hier zich een wonder. De doornenkroon waarmee Jezus gekroond wordt, staat immers symbool voor de vloek, voor de gevolgen van de zonde in ons leven. In Genesis 3 lezen we dat de aarde als gevolg van de zondeval vervloekt is en doornen en distels voortbrengt. Doornen en distels zijn de erfenis van het verloren paradijs. De vloek in Genesis betreft vier dingen: (1) er zal vanaf dat moment een voortdurende strijd zijn tussen de mensen en de duivel. Geestelijke strijd dus. En (2) de vrouw zal met smart kinderen en de man zal over haar heersen. Een breuk dus in de gezonde relatie tussen mannen en vrouwen, tussen mensen onderling. En (3) het werk op aarde zal moeizaam zijn en weerbarstig. En (4) de vertrouwelijk omgang met God is vanaf dat moment verstoord. Niet meer de onmiddellijke nabijheid, zoals in het paradijs. Maar God neemt afstand van de mens. En terecht.
Dat is de vloek waarover Genesis spreekt. De dorens staan symbool voor wat kapot is gegaan in de relatie van God en mens, van mensen onderling en de relatie met aarde en de dieren. Je zou kunnen zeggen: die dorens staan voor de vruchteloosheid die de mens vanaf dat moment vergezelt.
3. Vruchteloosheid moet eruit.
Vruchteloosheid, dat het er zo vaak niet van komt. Dat God spreekt, maar dat er niet geluisterd wordt. Dat God iets vraagt, maar dat het niet gedaan wordt. Dat het hart zo vol is van van alles en nog wat, maar niet van Hem! Dat de weg gewezen wordt, maar dat mensen toch dwaalwegen gaan. Die vruchteloosheid is dat wat God ook doet, het geen weerklank vindt in het hart. In Jesaja 65 verwoordt God het zo: ‘Tegen het volk dat Mijn naam niet aanriep, heb Ik gezegd: zie hier ben Ik, zie hier ben Ik. De hele dag heb Ik Mijn handen uitgespreid, naar een opstandig volk, dat de weg gaat die niet goed is, naar hun eigen gedachten, maar tevergeefs’.
Die vruchteloosheid speelde niet alleen Israël de parten, maar is de rode draad in Gods omgang met de mens. Ondanks zijn geboden en beloften, ondanks de beschikbaarheid van Zijn Geest, ondanks ontvangen genade, doen we toch zo vaak de dingen op eigen kracht, kiezen we toch zo gemakkelijk voor onszelf en niet voor Hem of de ander. Hoe kom het toch dat het er vaak in ons leven niet van komt? Dat Gods Geest niet de ruimte krijgt; dat ons karakter opspeelt; dat God niet op ons kan rekenen als Hij ons nodig heeft, in de kerk of daarbuiten?
De doornenkroon die Jezus draagt, is de vloek van de zonde, de vruchteloosheid, dat ten dele, dat halfslachtig, dat lauwe, dat ‘ja, maar nu even niet’. Jezus draagt het gewillig.
God kiest ervoor om het te dragen. God kiest ervoor om de zonde en het kwaad te laten uitwoedden. Net als bij een ontsteking in je lichaam, die moet rijpen, de troep moet eruit. Zo alleen kan het herstel beginnen. God kiest ervoor om te incasseren. Al het kwaad en lijden over zich heen te laten komen. Het vuur moet alles verteren. Alles wat aan waardigheid in Jezus nog te vinden is. Het verbrandt. Het gaat ten onder. Pas als het vuur van het kwaad geen voedsel meer vindt, is het van zijn kracht beroofd.
Zo ondergaat Jezus het lijden. Zo draagt Hij onze dorens en distels. Uit liefde. Om ze te verzoenen en van hun kracht te ontnemen.
En zo bevrijdt het bloed van Jezus ons van elke vloek in ons leven.
Als wij zo samen het avondmaal vieren, dan mogen we daar dus aan denken. Dat Jezus de vloek van de zonde op Zich genomen heeft om ons in Zijn zegen te laten delen.
Wie dat ontdekt, kan nooit meer dezelfde blijven. Dan komt er een breuk in ons leven. We gaan sterven aan onszelf. Ons hart wordt veranderd. We krijgen berouw over het feit dat we zelf graag koning willen zijn. We gaan strijden tegen de gevolgen van onze mislukte staatsgreep: geldingsdrang, eigenbelang, onrecht, willekeur, liefdeloosheid. Het avondmaal wil die verandering bewerken. Dat wij door de ontmoeting met Jezus, aan Zijn tafel, met Hem die de vloek heeft gedragen, tot vernieuwing en verandering komen. Zodat geldt: niet meer ik, maar Hij leeft in mij. Dat is de vrolijke ruil waar Luther zo vaak over sprak. Hij de dorens, ik de zegen.
4. Doornenkroon is erekroon!
Weet u, er is nog iets bijzonders met de doornenkroon. Want als het koningspel voorbij is, doen ze Jezus zijn mantel af en trekken Hem zijn gewone kleren weer aan. Maar er staat niet dat ze Hem Zijn doornenkroon hebben afgenomen. Jezus wordt dus naar het kruis geleid, met de kroon nog op Zijn hoofd.
Er ligt in die kroon zo’n tegenstrijdigheid. De doorn is het teken van het lijden; het gevolg van de zonde, de vloek. Maar de kroon is het teken van heerlijkheid, van glans en glorie, van de overwinning. De doornenkroon die Jezus draagt wordt tot zijn erekroon. Door het lijden naar de heerlijkheid.
Jezus zal de vloek dragen, de straf en de toorn van God, en zo voor ons de overwinning behalen. Hij draagt het ergste van ons leven, om ons door het kruis en de opstanding heen het beste te geven. Het beste: dat is een leven in Gods nabijheid, als Zijn geliefde kind.
5. Onze dorens hebben niet het laatste woord!
Tot slot nog een ding. Er zit aan de doornenkroon van Jezus een geweldige belofte. Omdat Jezus mijn dorens gedragen heeft, en meegenomen de dood in, hebben deze dorens niet langer het laatste woord in mijn leven. God kan de vruchteloosheid en de pijn ten goede keren. Dat doet Hij door Zijn Geest. Pasen en Pinksteren horen bij elkaar.
Op de voorkant van de liturgie staat een afbeelding van András Simon. Ik kreeg deze in hout gegraveerd van de mensen uit Arad, toe ik als predikant bevestigd werd in Gouda. Bij de afbeelding hoort een gedicht. Dat staat zoiets als dit: ‘Geef de hoop niet op, te midden van lijden en aanvechting, wanneer je de liefde van God niet ziet. God kan de doornenkroon van je pijn (en vruchteloosheid) ontwarren en je tot de overwinning lijden door Zijn heilige Geest.
Door het lijden tot de overwinning. Dankzij wat Jezus deed met Goede Vrijdag en Pasen en door de Geest. De doornenkroon is door Zijn lijden tot erekroon geworden.
Laten wij onze Heiland hiervoor hartelijk liefhebben en ons opnieuw aan Hem toewijden. Amen.