Datum: 24 april 2016
Download PDF
1. Begrafenis
Het gebeurde jaren geleden bij de doop van prinses Juliana. De kerk zat vol gasten en hoogwaardigheidsbekleders. De hofpredikant dominee Gerretsen leidde toen de dienst. Toen het moment van de doop aanbrak, zei de predikant: ‘En nu gaan we Juliana begraven’. Gelijk ontstond er opschudding onder de gasten in de kerk. Begraven? Daarvoor waren ze toch niet gekomen. Ze waren uitgenodigd voor de doop van de prinses. Ze was toch niet plotseling gestorven?
De opschudding was wel te begrijpen. Een doopdienst bijwonen is natuurlijk iets heel anders dan een begrafenis. Dan neem je afscheid van een geliefde en leg je het lichaam van iemand in het graf. Toch had dominee Gerretsen wel degelijk gelijk. Want dopen in de Bijbel heeft alles met begraven te maken. In onze tekst van vanmorgen zegt Paulus het zo: ‘in de doop bent u met Jezus begraven’. Dat is nogal een schokkende tekst. Zeker als we straks twee kleine baby’s gaan dopen: Senn en Noa. Jullie als ouders zijn hier in de kerk om jullie kind te laten begraven. Heb je zo wel eens naar de doop gekeken? Nogal een somber beeld van de doop. Niet zo feestelijk. Nou, Paulus voegt er natuurlijk wel gelijk aan toe dat wie begraven is ook opstaat met Jezus. Dat tweede hoort er natuurlijk ook helemaal bij. Maar de doop heeft inderdaad volgens de Bijbel ook met begraven te maken!
Om te begrijpen waarom Paulus de woorden ‘begraven’ en ‘opstaan’ gebruikt, moeten we bedenken hoe mensen vroeger gedoopt werden. Mensen die tot geloof in de Here Jezus kwamen, werden gedoopt door onderdompeling. Het woord ‘dopen’ betekent dat ook letterlijk: ‘ergens in ondergaan’. Zij gingen dus kopje onder in het water – je zag ze even niet; het leek net of ze er niet meer waren; ze waren als het ware begraven – en dan kwamen ze weer boven; ze stonden op uit het water; op uit de dood. Daar denkt Paulus dus aan bij de doop: dat je kopje ondergaat en weer opstaat. Net als dat bij de Here Jezus ook het geval was. Dat is dopen in Bijbelse zin.
Nu is dat vanmorgen met jullie kinderen, die nog baby’s zijn, niet zo verstandig om uit te voeren. Om ze helemaal kopje onder in het water te laten gaan en zo weer boven te laten komen. Daar moet je met zo’n klein hummeltje niet aan denken. Toch moeten we dat beeld van dopen als ondergaan en weer bovengaan wel vasthouden vanmorgen. In sommige kerken gebeurt dat trouwens nog steeds. In de Russisch- en Grieks-Orthodoxe kerk worden kleine kinderen in een groot en diep doopvont ondergedompeld. De priester trekt het kind als het ware door het doopwater heen. Ook in de tijd van de reformatie was het niet vreemd dat baby’s door onderdompeling gedoopt werden. Zelfs voor de Reformatie, tot in de zestiende eeuw was het in grote delen van Noord- en West-Europa gebruikelijk om zuigelingen helemaal onder te dompelen.
Vanmorgen dopen wij met minder water. Dat maakt gelukkig de doop niet minder. Maar we moeten de symboliek van begraven en opstaan wel voor ogen houden. Waarom? Om te kunnen begrijpen wat de apostel Paulus in onze tekst schrijft. Een drietal vragen wil ik vanmorgen aan de orde stellen: (1) Waarom noemt Paulus in deze brief de doop? (2) Waarom zijn begaven en opstaan voor de doop zo belangrijk? (3) Wat is de betekenis van de doop voor ons leven?
2. De doop
We hebben als gemeente al een paar keer bij deze brief van Paulus stil gestaan. Als u hier vanmorgen voor het eerst bent, dan even een korte toelichting. De gemeente waar Paulus deze brief naar schrijft was aanvankelijk een heel bloeiende gemeente. Gesticht door Epafras, die tijdens een van de zendingsreizen van Paulus tot geloof in Jezus was gekomen. Hij had het evangelie van Jezus mee teruggebracht naar zijn eigen dorp en daar gedeeld met zijn familie, vrienden en buren. De boodschap raakte hun hart. Ze ontdekten hoe bijzonder de persoon van Jezus was. Ze hoorden Epafras vertellen over Zijn liefde, dat Hij vanwege hun zonden voor hen aan het kruis was gegaan om het weer goed te maken met God; ze hoorden dat er geen vriend is zoals Hij: dat Hij trouw was en je nooit zou laten vallen; Epafras vertelde over Zijn wijsheid, waarmee Hij hen wilde helpen; ze hoorden over Zijn macht over geesten en demonen, zodat ze niet meer bang hoefden te zijn voor bijgeloof, magie en het boze oog. Kortom: de prediking van Epafras wekte in hen het verlangen Jezus beter te leren kennen. Hoe meer ze over Hem hoorden, hoe meer ze Hem lief kregen.
En uiteindelijk namen ze de beslissing Hem als de Heer, de Koning van hun leven te aanvaarden. Jezus was alles wat ze nodig hadden om te leven en om te sterven. Bij Hem wilden ze horen. Zo kwam ook het moment dat ze zich lieten dopen. Want wie echt bij Jezus wil horen, die moet zich laten dopen. Dat had Hij namelijk zelf gezegd: ga heen, maak alle volken tot mijn discipelen, en doop hen in de naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest. Zo waren ze gedoopt, vermoedelijk door Epafras zelf. Zo was er een bloeiende gemeente ontstaan.
Maar na verloop van tijd komen er nieuwe mensen bij de gemeente. Mensen met andere opvattingen. En als je die opvattingen zou moeten samenvatten, dan zeiden ze: Jezus is wel belangrijk – prima dat jullie zo vol van Hem zijn – maar er is nog zo veel meer op de religieuze markt te vinden. In de natuur zijn krachten die we in ere moeten houden. Vergeet ook de stand van de sterren en de horoscoop niet. En er zijn heel wat Griekse denkers die wijze en verstandige dingen hebben gezegd. Stoïcisme. Komt ons woord stoïcijns van. Wat er ook gebeurt in je leven, laat je gevoel er niet door meenemen; je moet ten allen tijde er boven staan. Gevoel is bedrieglijk. Andere daarentegen zochten diepere kennis. De feiten achter de zichtbare dingen. Er moet toch meer zijn dan wat we zien. Er moet wel iets zijn. Dus: Jezus is prima, maar dat niet alleen. Zij gingen voor een Jezus plus. Plus nog iets anders. Vandaag zou je het kunnen vergelijken met het blad Happinez. Daar kom je van alles in tegen. Beetje Boeddha. New Age. Oosterse wijsheid. De Geest van Christus. Allemaal prima. Je kunt uit dat alles kiezen wat jou helpt en wat jou echt gelukkig maakt. Maar dat was niet de boodschap die Epafras had gebracht. Dat was niet Christus plus, maar Christus alleen! Omdat de jonge gelovigen vatbaar waren voor al die meningen en opvattingen, schrijft Paulus een brief aan ze. En in dit hoofdstuk herinnert hij hen aan hun doop. Weten jullie niet meer – zegt Paulus – wat er gebeurd is, toen jullie gedoopt werden? Jullie zijn toch kopje onder gegaan in het water, begraven met Christus? En je bent toch ook weer boven gekomen, met Christus opgewekt? Toen heb je toch je vertrouwen op Hem gesteld? Hij is toch de Heer van je leven. Meer heb je niet nodig. Je bent van Hem! Je bent met Hem begraven en en met Hem opgestaan.
3. Begaven en opstaan
Wat bedoelt Paulus dan met die twee woorden? Wat is er bij de doop dan precies gebeurd? Twee dingen dus.
3a. Begraven
Je oude mens is begraven. Je oude mens, wat bedoelt Paulus daarmee? Nou, ik kan het duidelijk maken met een ander beeld dat de apostel noemt in het vers ervoor: de besnijdenis. Toen God een verbond sloot met zijn volk Israël, gaf Hij de opdracht om de jongens van 8 dagen te besnijden. Het verwijderen van de voorhuid had bij de Joden een godsdienstige betekenis: deze jongen, deze man hoort bij God. Het was een pijnvol gebeuren. Merkwaardig dat het lichaam van een baby zo verminkt wordt; een lichaam zo mooi door God geschapen. Maar de boodschap was duidelijk: jullie zijn mooi geschapen, maar toch zijn er dingen in jullie leven die niet goed zijn. Wat is er dan niet goed? Dat is die gerichtheid op onszelf: ikke, ikke, ikke, en de rest kan … Dat noemt de Bijbel vlees. In het Engels is dat flesh; als je het woord omdraait en de h er vanaf haalt, houd je self over. Ons zelf. Onze ego. Ons egoïstische zelf. Als ik maar aan mijn trekken kom. Dat is wat God dwars zat. Natuurlijk zie je daar nog niets van als kinderen nog baby zijn. Dat klopt. Het is ook geen kwestie van zien, maar geloven. Als je even geduld hebt, ga je het ook zien. Dat je kind, zo jong al, dingen doet die niet goed zijn. Een koekje van eigen deeg. Je hoeft ze niet te leren om nee te zeggen, te liegen of te slaan; dat gaat allemaal vanzelf wel. Het goede doen dat moeten ze leren. Dat geldt onze kinderen, maar het geldt ook ons. De worsteling om niet te doen wat jezelf wilt, om de minste te zijn, om het goede te zoeken, om de Here God op de eerste plaats in ons leven te hebben, om niet te zondigen, die kennen we allemaal. Het kost ons moeite. We falen daarin vaak gemakkelijk.
Daarom moesten de jongens in Israël besneden worden. Omdat ze via de voortplanting niet alleen leven doorgaven, maar ook die zondige gerichtheid op ons zelf. Die dingen die niet goed zijn, maar ons van nature aankleven. Paulus grijpt op dit beeld terug. De Joden die tot geloof kwamen begrepen het gelijk. De heidenen die in Jezus gingen geloven, die hadden het van Epafras geleerd. Toen ze de Here Jezus lief kregen en gedoopt werden, ondergingen ze een geestelijke besnijdenis. Dat oude leven, dat self, dat werd in de doop begraven. Toen ze in het water ondergingen, toen het water over of op hun hoofd vloeide, werd de macht van dat oude leven gebroken en waste God hun leven schoon in het water van de doop.
In veel kerken staat het doopvont dichtbij de preekstoel. Dat is veelzeggend. De doop is een illustratie bij het Woord. Sterker nog: de doop is het zichtbare Woord. In de doop wordt afgebeeld waar het in het Woord, in het evangelie om gaat. Het hart daarvan is, wat ,et Jezus op Goede Vrijdag en Pasen is gebeurd. Jezus is voor onze zonden gestorven aan het kruis. Ons oude leven is met Hem gekruisigd. Het is meegegaan het graf in. Het is begraven met Hem. Dat is zo wonderlijk: in de doop gebeurt er een wonder. Je wordt net als Jezus begraven. Het oude leven van jou gaat mee het graf in, het water van de dood. Voor God is het weg. Het is vergeven en verzoend. In de doop ben je niet alleen; Jezus is erbij. En Hij neemt alles van over. Al het verkeerde. Je zonde en schuld. Alles. En omdat dat begraven is, heeft dat oude leven geen been meer om op te staan! Voor God is het weg. Het is begraven. En nu mag je opstaan.
3b. Opgestaan
Dat is die tweede beweging die ook in de doop wordt gesymboliseerd: de beweging omhoog. Of als je het beeld van een rivier voor ogen hebt: je gaat van de ene oever door het water heen – waarin je van je zonden schoongewassen wordt – naar de andere oever. God nodigt je uit om aan de overkant te komen. Om op te staan! Dat is het tweede sleutelwoord.
Toen de mensen daar in Kolosse tot geloof in Jezus kwamen, kwam de Heilige Geest hun leven binnen. En de Geest begon hun leven van binnen uit te vernieuwen. Hij plaatste de Here Jezus in het middelpunt. Het begon in hun leven steeds meer te draaien om Hem. Niet meer wat zelf graag wilden, maar ze ontdekken de nog veel belangrijkere vraag: Here, wat wilt u dat ik doe? De Geest hielp ze om te leven tot eer van God, met een open oog en hart voor de naaste, de mensen om hen heen. Dat was niet gemakkelijk. Dat koste strijd. Zo gewend als ze waren aan dat oude leven. Het voelde onwerkelijk. Maar het maakte hen van binnen wel steeds gelukkiger. Een leven met Jezus gaf echte Happinez.
Er was een man die vroeger als stuurman bij de marine had gewerkt. Hij vertelde ‘Toen ik bij de marine was, noemden we de kapitein van ons schip onze ‘ouwe’. Onze ouwe was hard en lomp. Hij dronk erg veel met de andere officieren. Regelmatig kleineerde hij het personeel dat onder hem stond. Niemand mocht hem eigenlijk. Wat waren we blij toen hij overgeplaatst werd naar een ander schip. Die dag was een echte feestdag. We kregen een andere kapitein. De vorige had niets meer over ons te zeggen. Hij was voorgoed verdwenen. Omdat ik onder de vorige was opgeleid, gedroeg ik mij ten opzichte van de nieuwe kapitein nog net zoals vroeger. Ik probeerde zo min mogelijk lawaai te maken als hij in de buurt was. Ik was bang dat hij in woedde zou uitbarsten. Maar toen ik de nieuwe kapitein beter leerde kennen, merkte ik dat hij helemaal niet op de vorige leek. Hij treiterde de bemanning niet en hij had belangstelling voor ons. Het koste me een hele tijd voordat ik aan de nieuwe situatie gewend was.’
Dat is precies de verandering, waar Paulus op doelt: toen je tot geloof kwam, heb je een andere kapitein gekregen. Jezus is nu de kapitein van je levensboot. Dat is wennen, maar Hij is zo liefdevol en geduldig, zo wijs en vergevingsgezind, dat zal je leven veranderen. Nu mag je onder zijn leiding leven. Aan de andere kant van de oever. Als mensen die zijn opgestaan in een nieuw leven. Laat al die stemmen om je heen maar rusten, er is maar een stem die je tot rust brengt, en dat is de stem van Jezus. Je bent met Hem begraven, en ook met Hem opgewekt. Leef dan als Zijn Kind en luister naar Zijn stem. Dan het laatste punt.
4. De Doop en wij
Ik kan me best voorstellen, dat je denkt: u zegt mooie dingen over de doop: met Christus begraven zijn en met Hem opstaan, je oude leven achter je laten en opnieuw beginnen. Maar dat kan zo’n klein kind, zo’n baby die gedoopt wordt, toch niet begrijpen? Wat maakt die er allemaal van mee? Moeten Senn en Noa niet eerst zelf gaan geloven, voordat ze dit kunnen ondergaan? Lopen we zo niet op de zaken vooruit?
Nou gemeente, weet u, in de doop gaat het allereerst om wat God heeft gedaan. En wat Hij heeft gedaan in de Here Jezus. Daarin wil Hij ons meenemen. Daarin wil Hij ons onderdompelen, ons ermee besprenkelen. In de doop zegt God tegen ons: dit is wat ik met je leven wil. Zo wil ik jou hebben: dat je het oude leven achter je laat en dat je in het nieuwe leven opstaat. God laat het in de doop zien. Hij wacht er niet mee tot we het gaan begrijpen. Hij belooft het al van het prilste begin. Hij belooft het aan Senn en Noa. Zoals Hij het ook aan jullie en ons beloofd heeft, toen we gedoopt werden, als we tenminste gedoopt zijn. Dat nieuwe leven, waarin je met Mij echt gelukkig wordt, dat wil ik uitwerken in je leven. Dat belooft God te doen.
Maar met die belofte moet je wel wat doen. Die vraagt om onze instemming. Die belofte vraagt geloof. Wat is geloof? Iemand zei eens: dat is de verbindingskabel tussen een accu en een lamp; tussen de accu van Gods belofte en je dagelijkse leven. Zonder die kabel gaat de lamp niet branden. Zonder geloof gaan die beloften niet voor je leven. Dan blijft het donker en doods in je leven. Geloven is niets anders dan inpluggen in de krachtbron van God, dat je het waagt met wat Hij belooft. Als God ons en onze kinderen belooft, dat Hij als een Vader voor ons zal zorgen, dat de Here Jezus je belooft je schoon te wassen van je zonden, dat de heilige Geest je zal helpen om te leven tot God eer. Dan mag je er vanuit gaan dat Hij dat doen zal. Want in de doop zet God zijn handtekening onder al die beloften. In de Here Jezus zijn ze ja en amen!
5. Tot slot
Vandaag worden jullie kinderen gedoopt. Wat ga je later tegen ze zeggen over hun doop als ze ouder zijn? Jullie schreven allebei een brief. Ik wil dat je weet, dat God je Vader is, als je je geborgen weet bij Hem, hoef je niets te vrezen. En: in de Doop laat Hij zien dat je Zijn kind mag zijn. Wat vertellen we onze kinderen? Dat in de doop God zijn hand op hun leven gelegd heeft. Ze mogen een kind van de Vader zijn! En jullie en onze taak is: om ze voor te leven en te leren, hoe een leven als kind van de Vader eruit ziet. Dat ze nee leren zeggen tegen wat niet goed is in de ogen van God. Dat hoort erbij. Maar het is vooral ook: dat ze leren ja te zeggen tegen de genade en liefde van de Here Jezus. Als Hij in het centrum blijft staan, zul je door God gezegd worden. Dat heeft God beloofd. In de doop. En beloofd is beloofd. Dankzij de Here Jezus.
Amen.