Datum: 17 maart 2019
Download PDF
1. Op de knieën ben je veilig
Ik las een verhaal van een bekende Engelsman, die samen met een gids aan het klimmen was in de bergen van Zwitserland. Hij vertelde over een beklimming van de Weisshorn. Er waaide een straffe wind. Na een moeizame beklimming bereikte hij de top. Toen hij op de top was, was hij zo blij, dat hij vergat zich stevig vast te houden. Door de straffe wind, verloor hij bijna zijn evenwicht, en dreigde te vallen. Toen riep de gids hem toe: Sir, op uw knieën. U bent hier alleen veilig op uw knieën.
Zo zie ik Petrus en Johannes voor me. Na hun vrijlating zoeken ze de andere gelovigen op. Ze vertellen wat hun is overkomen en – zo vertelt Lucas – ze gaan samen op de knieën. Na alles wat er gebeurd is, zoeken ze het aangezicht van God. Samen schuilen ze in het gebed bij God. Dat is trouwens de beste plek. Aan de voeten van de Here Jezus. Zalig zijn die schuilen aan Zijn hart, zongen we met de woorden van Psalm 2.
2. De aanleiding
Het was natuurlijk ook niet niks wat er gebeurd was. In het voorgaande hoofdstuk heeft Lucas daarover geschreven. Het was allemaal begonnen met de genezing van de verlamde bij de poort. De kreupele man van meer dan veertig jaar oud, die al vanaf de moederschoot verlamd was. Dagelijks zat hij bij een van de poorten die toegang gaf tot het tempelplein. Bedelend om geld, om een liefde gave. Dat was zijn leven. Maar toen Petrus langs hem liep, gebeurde er iets. Petrus werd door de Geest aangeraakt, hij kijkt de man indringend aan, en spreek woorden uit die zijn leven radicaal veranderen. Zilver en goud heb ik niet, maar wat ik heb geef ik je: in de naam van Jezus sta op en ga lopen. En onmiddellijk worden de voeten en de enkels van de man vast en hij kan weer opstaan en lopen.
Petrus spreekt hem aan in de naam van Jezus, met het gezag van God, en de man wordt genezen en kan weer lopen. Dat was wat de Here ook had beloofd. Dat de prediking van Zijn Woord vergezeld zou gaan met tekenen en wonderen, zo lezen we aan het slot van het Marcusevangelie (16:20)
De mensen zien het gebeuren en verwonderen zich. Dan gaat Petrus een toespraak houden. Het wonder van genezing schept ruimte voor de verkondiging. Petrus houdt een toespraak over Jezus, die door de mensen gedood is, maar door God uit de dood is opgewekt. Hij roept de mensen om hun zonden te belijden en in Jezus te gaan geloven. De boodschap maakt indruk. De genezing van de man onderstreept de boodschap. Als God zo machtig is, dan moeten wij Hem wel serieus nemen. Velen komen tot geloof. Het aantal groeit zelfs tot vijfduizend (4:4). De leiders van het volk merken dat de mensen onder de indruk zijn. Ze zien de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes. En omdat de genezen man naast hen staat, kunnen ze er niets tegenin brengen. De feiten staven de boodschap. Deze God is reëel, echt en machtig.
Ik denk gemeente, dat dat ook de bedoeling is van de tekenen en wonderen die gebeuren. Ze zijn bedoeld als een onderstreping van de waarheid van het evangelie. Dat God niet alleen een God van woorden, maar ook van daden is. En wat we ook vaak zien, is dat het wonder aanleiding is om te getuigen. Wonderen staan nooit op zichzelf. Als God ze doet, heeft Hij daar een bedoeling mee. Om mensen tot inkeer te brengen, om hen tot diepere kennis van de waarheid van het evangelie te overtuigen, om te laten zien dat Hij machtig is. Maar wij mensen kunnen er niet over beschikken. Het is God die daarover gaat. We mogen er om bidden, zoals de gelovigen dat straks ook zullen doen. Maar God bepaalt wat Hij doet en wanneer en hoe Hij werkt. Wij zijn geroepen om het met Zijn Woord te wagen en soms komt er een toegift. Een extra onderstreping van Zijn genade. Zodat we de moed niet verliezen.
Even terug naar Petrus en Johannes. Het is Pinksteren geweest. Gods Geest is krachtig aan het werk. Er gebeuren bijzondere dingen in Jeruzalem. Maar de tegenstander zit ook niet stil. Waar God Zijn kerk bouwt, bouwt de duivel een kapelletje. De leiders vinden de boodschap bedreigend. Ze zijn geërgerd dat de apostelen spreken over Jezus en de opstanding uit de doden. Het komt ze te dichtbij. Het doorkruist hun denkkader. Ze slaan de handen ineen en nemen de beide apostelen gevangen.
Ja, zo gaat het steeds. Elke keer weer als het getuigenis klinkt van de Here Jezus, als mensen tot geloof komen, dan komen de tegenkrachten openbaar. Openlijk: in de vorm van gevangenis en vervolging; heimelijk: in de vorm van twijfel en ongeloof. Mensen worden in de gevangenis gestopt; ze krijgen een zwijgverbond, net als Petrus en Johannes hier. Wij verbieden jullie nog langer de naam van Jezus te gebruiken en in Zijn naam te onderwijzen of te spreken. Maar wat de leiders ook proberen; hoe heftig de tegenstand ook is. Het lukt ze niet de stem van de Geest het zwijgen op te leggen. ‘Wij kunnen niet nalaten te spreken over wat wij gezien en gehoord hebben’ zeggen Petrus en Johannes in vers 20. Ze zijn zo vol van Jezus en zo gesterkt door wat er gebeurd is, dat ze hun mond niet kunnen houden.
De leiders snappen niet wat er gebeurt. Het zijn namelijk ongeleerde en eenvoudige mensen. Ongeleerd, in het Grieks staat daar agrammatos, dat is ongeletterd. Het zijn mensen zonder opleiding. Ze hebben niet veel letters gelezen. Ze zijn niet bij rabbijnen in de leer geweest. Ze hadden geen theologische opleiding gehad. Geen cursus gevolgd ‘hoe vertel ik het evangelie aan iemand in tien stappen’. De theologen en schriftgeleerden verbazen zich. Daar staan gewone mensen, die spreken met betoon van geest en kracht. Zij leggen de Schrift uit en passen die toe, met helderheid en overtuiging, zonder schroom.
Dat is precies het werk van de Geest. Het is de Geest die hen een zetje in de rug geeft: zeg het maar. En dan spreken ze woorden, die van God ontvangen. Dat had de Here Jezus aan de gelovigen trouwens beloofd. Wanneer men u brengt voor synagogen, overheden en machthebbers, maak u dan niet bezorgd, hoe of wat u ter verdediging moet spreken, want de Heilige Geest zal u op dat ogenblik leren wat u zeggen moet. Die belofte gaat hier in vervulling. En die belofte wil God nog steeds vervullen, als wij om vrijmoedigheid verlegen zitten, om het over Jezus te hebben met je kinderen, je vrienden, buren of collega’s, mensen die wanhopig zijn, die sterven gaan of een diep verdriet hebben. God geeft het je, als je Hem erom vraagt.
Nu wil dat niet zeggen dat het voor deze discipelen gemakkelijk geweest is. Nee, mensen zijn geen eenden die het water van de moeilijkheden zomaar van zich afschudden. Natuurlijk doet het wat met ze. De tegenstand. De bedreigingen. De gevangenis. Dat gaat je allemaal niet in de koude kleren zitten. Dat is het prijskaartje dat aan de roeping van God vastzit. Hoe krachtig God ook werkt, we blijven mensen. We hebben te maken met zorgen, met angst, met onze twijfels. De vraag is alleen: hoe gaan we hiermee om? Hoe voorkomen we dat negatieve gevoelens onderhuids doorgaan en ons denken beheersen en ons verlammen.
Wat doen Petrus en Johannes? Hoe gaan zij met tegenslagen om?
3. Het antwoord: zij gaan bidden!
Lucas vertelt in vers 23 dat zij naar hun eigen mensen gaan. De gelovigen zoeken elkaar op om de moeilijke dingen samen te verwerken. Ze delen met elkaar hun nood. Zo functioneren ze als een lichaam. Als één lid lijdt, lijden ook de andere leden. Dat is altijd ook de bedoeling van God geweest. Hij heeft ons in deze gemeente geplaatst om datzelfde te doen. Om naar elkaar om te zien. Om er voor elkaar te zijn. Een luisterend oor. Een schouder op zijn tijd. Er zijn momenten dat de gemeenschap zo belangrijk is. Als je zelf door een periode van ziekte gaat, en je krijgt kaartjes vanuit de gemeente, of een telefoontje, wat kan dat je goed doen. Dan besef je dat je er niet alleen voorstaat. Er zijn mensen die aan je denken. Misschien langskomen om samen met je te bidden.
Dat is wat hier gebeurt. Ze delen delen met elkaar wat er gebeurd is. Wat het met ze gedaan heeft. Het wonder. De tegenstand. De vrijmoedigheid. Dan klinkt er een stem: zullen we bidden? Ja, zegt een ander, laten we dat doen. En eensgezind verheffen zij hun stem tot God, lezen we in vers 24. Ze baden dus allen hardop. Dat zal wel na elkaar geweest zijn (of door elkaar heen). De samenkomst had het karakter van een grote gebedskring. Een indrukwekkend moment.
Wat valt op aan het gebed? Let even op hoe het begint. Samen hebben ze de overtuiging dat ze met hun nood bij God moeten zijn. Hij is hun Koning. Hij regeert. ‘Heere’, zeggen ze ‘U bent de God Die de hemel en de aarde en de zee gemaakt hebt, en alle dingen die erin zijn’. Ze beginnen voor alles God te prijzen om zijn macht en majesteit. Zoals we op biddag van Jezus leerden, is het een gebed dat start bij God. Niet bij de omstandigheden, maar bij God die er boven staan. In hun gebed strekken ze zich uit naar Hem! Naar Gods macht. Naar zijn trouw.
Net zoals koning Hizkia deed, toen hij de brieven had ontvangen van de bevelhebber van Assyrië, vol met bedreiging. Net zoals Nehemia deed toen het land in puin was en vijanden het werk aan de muren bemoeilijkte. Here, u bent de God van de hemel. U bent machtig. Zo bidden ze daar in Jeruzalem. Al biddend worden ze uitgetild boven de omstandigheden. En op het moment dat ze God prijzen, gebeurt er een wonder.
4. Het antwoord van de Geest: Psalm 2
De Geest legt ze de woorden in de mond en ze beginnen woorden uit Psalm 2 te bidden. In één adem door brengt de Geest hen de woorden van Psalm 2 in herinnering.
‘Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat inhoudsloos is? De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde.’ De Geest voert de gelovigen terug naar het Woord. Hij laat zijn licht vallen op deze psalm. Zo werkt de Geest dus. Hij komt de gelovigen te hulp door hen het Woord in herinnering te brengen. We moeten niet onderschatten hoe belangrijk dat is.
Dat kan dus zomaar gebeuren, als je aan het bidden bent. Dat een gedeelte uit het Woord in je gedachten komt. Wees daar alert op. Ga het dan lezen en kijk wat God door dat Woord tegen je wil zeggen. Daarom is het belangrijk om altijd te bidden rond een open Bijbel. De Geest kan op veel manieren tot je spreken, maar onderschat de kracht van het Woord niet. Hij is namelijk de auteur van het Woord. Als je het Woord opent hebt, heeft Hij veel woorden om tot je te spreken.
De Geest leidt hen naar Psalm 2. Dat is bijzonder. Want deze psalm is een koningspsalm. Vermoedelijk gelezen bij de troonsbestijging van een nieuwe koning. Het moment dat de oude koning gestorven is en er nog geen nieuwe koning is, is een kwetsbaar moment. In het vacuüm van de macht maken allerlei groepen zich sterk. Ook hier in deze psalm is dat zo. De volken en de koningen rond Israël zien hun kans, om op te trekken en het land onder de voet te lopen. Maar ze hebben met één ding geen rekening gehouden. Met God die Koning is. Hij regeert en heeft alle macht in handen. Ik heb mijn koning aangesteld over Sion. De volken en koningen moeten oppassen, want als ze Zijn Gezalfde aanraken, dan raken ze Zijn oogappel aan. Dan zal Zijn toorn hen treffen.
God spreekt dus tot Petrus en Johannes, en de gelovigen, via deze Psalm. God zegt tegen hen: kijk er niet vanop, er zal altijd verzet zijn tegen wat Ik doe en tegen Mijn Gezalfde. Satan doet er alles aan om Gods regering te dwarsbomen. Maar hij zal niet slagen. Er is erkenning van de moeite. Maar er is ook bemoediging. Want God tegen hen: Ik heb mijn troon in de hemel gevestigd. Mijn Zoon is koning. God zegt bij monde van de Psalm tegen hen: Mijn Koning, dat is Jezus. Hij is de Gezalfde, de koning naar mijn hart. Wat mensen ook vinden en zeggen Ik sta achter Hem. Ik heb Hem verwekt. Ik heb Hem gegeven. En zo was het. Jezus heeft zich opgeofferd, in grote liefde, aan het kruis. En op de vroege pasmorgen zei God: Mijn Zoon, sta op, ik geef je alle macht in hemel en op aarde. Zo is het gegaan.
Psalm 2 brengt dat allemaal in herinnering. Het richt de ogen op de majesteit van God en het Koningschap van de Gezalfde. God regeert vanaf zijn troon en vanaf het kruis. De Psalm wordt vervuld in het leven van Jezus en van zijn discipelen. Het blijkt actueler dan ooit. Het verzet tegen de Gezalfde zal helemaal niets opleveren. De gelovigen hoeven maar een ding te doen. Zij mogen de wereld ingaan met de boodschap van het evangelie: Kus de Zoon. Dan alleen zul je in leven blijven! Opvallend dat de Psalm zo eindigt. Ineens gaat de Psalm over naar de taal van de liefde. Dat past eigenlijk niet. Midden in een wereld die zo vol is van geweld en bedreiging, spreekt God de taal van de liefde. Wie de zoon kust, heeft het leven. Wie de zoon niet kust, valt onder het oordeel. Zo worden koningen en volken, ja alle mensen opgeroepen om Jezus als Koning te erkennen. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen.
En dan? Als de boodschap van de Psalm is neergedaald in hun hart, dan bidden ze: ‘Nu dan, Heere, sla acht op hun bedreigingen en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken, doordat U Uw hand uitstrekt tot genezing en er tekenen en wonderen gebeuren door de Naam van Uw heilig Kind Jezus.’
Ze bidden om tekenen en wonderen en om vrijmoedigheid. Dat als God ingrijpt, zij de moed zullen hebben om van Hem te getuigen. Ze bidden niet om rust en vrede. Het gaat hun niet om een leven zonder moeilijkheden. Nee, ze bidden om de doorwerking van het Woord van God. Dwars door alles heen. Weet u, v rijmoedigheid is een door en door missionaire term. Dat gaat om moed, moed om wat God doet te duiden en in verband te brengen met de Here Jezus. Met zijn genade en liefde. Daar bidden ze om. Wat een indringend gebed.
5. Het antwoord van God
En wat is het antwoord van God? Terwijl ze bidden gebeuren er drie dingen.
(1) de grond wordt bewogen. Een soort aardbeving. God daalt neer. De plek wordt tot heilige grond. Het is een teken van de aanwezigheid van God. Net als in Exodus 19 bij de Sinaï, voordat God de Wet gaf. Door dit teken bemoedigt God de gelovigen. Het gebed kan bergen verzetten. God laat merken dat hun gebed is verhoord. Ook vandaag kan God dat ons laten merken.
(2) ze worden vervuld met de Heilige Geest. De Geest komt op ze met nieuwe kracht. Hun harten worden vol van Christus en Zijn liefde. Pinksteren actualiseert zich juist op kritieke momenten. Zoals hier bij de dreiging.
(3) Ze ontvangen vrijmoedigheid. Het gebed om een instrument te zijn in handen van God wordt verhoord. God geeft ze moed, zodat ze niet kunnen nalaten te spreken van wat ze gezien en gehoord hebben. Er is maar een naam die op hun lippen is: dat is de naam van Jezus. Heel de wereld moet weten dat God niet veranderd is. Wie de Zoon kust, heeft het leven. Wie Hem afwijst heeft het leven niet.
6. Onze roeping
Lucas tekent zo in het boek Handelingen de eerste gemeente. In alles was ze een biddende gemeente. God heeft dat gebed gezegend. Laten we dat meenemen. De taak die wij hebben is soms weerbarstig. De wereld om ons heen is vol van geweld; we hebben te maken met onverschilligheid en ongeloof; niet in de laatste plaats ook in ons eigen hart. Uitdaging genoeg. Maar Christus is gisteren, heden en morgen Dezelfde. Gods Geest werkt onverminderd door. Hij zal ons bij de hand nemen in het Woord en op het gebed vrijmoedigheid geven. Zodat we in Gouda bekend staan – net als van Petrus en Johannes gezegd werd – als mensen die met Jezus samen geweest waren. Dat willen we de stad toch niet onthouden? Amen.