De estafette van het geloof

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
De estafette van het geloof
Aan het laden
/
Schriftlezing: Psalm 78:1-8 - 2 Timotheus 1:3-8
Datum: 19 juli 2020
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
De estafette van het geloof



Aan het laden





/

1. Estafetteloop

Psalm 78 roept het beeld op van een estafetteloop. U weet het wel, zo’n wedstrijd waarin atleten zo snel mogelijk met een stokje het stadion rondlopen en dat vervolgens aan de volgende atleet doorgeven. Iedereen in het team doet zijn best om zo goed mogelijk te lopen en op het goede moment het stokje aan de ander door te geven. Totdat de laatste loper de finish bereikt.

Ziet u het voor u? In de eerste ronde lopen de opa’s en oma’s. Die geven het stokje door de aan de vaders en moeders. Die geven het weer door aan de kinderen. Allemaal doen ze hun best. Iedereen draagt zijn of haar steentje bij om de finish te bereiken.

Dat is in feite wat Psalm 78 vertelt. Wat wij gehoord hebben, wat onze ouders ons verteld hebben, dat willen wij voor onze kinderen niet verbergen. Wij willen het aan de volgende generatie doorvertellen. En zij op hun beurt dat ook weer doen aan de kinderen die dan geboren zullen worden.

Om in het beeld te blijven: het is de bedoeling dat de ene generatie het estafettestokje doorgeeft aan de volgende generatie, en zo verder. De estafette van het geloof. Het is een mooi voorbeeld voor de geloofsopvoeding (GO). De ene generatie mag de andere vertrouwd maken met wie God is. Over die opdracht gaat het in Psalm 78. We gaan de boodschap van de Psalm bestuderen aan de hand van het beeld van de estafette. We denken na over de lopers, het stokje en het doel.

2. De lopers

Wie zijn de lopers en wat wordt er over hen gezegd? De lopers dat lijken in eerste instantie ouders te zijn. Ouders die kinderen hebben. Wat zij van hun ouders gehoord hebben, dat geven zij weer door aan hun eigen kinderen. Dat is wat er gebeurt met geloofsoverdracht. Het pand van het geloof wordt van de ene generatie op de andere overgedragen. De lopers dat zijn de ouders dus.

Heel de gemeente. Nou, zo begint de Psalm niet. De dichter Asaf richt zich namens God tot het hele volk. Mijn volk, neem mijn onderricht ter ore (vers 1). Psalm 78 gaat over heel het volk Israël, als collectief. God spreekt heel zijn volk erop aan. Hoewel ouders een belangrijk taak hebben in de GO, richt Hij zich allereerst tot het volk. Dat betekent, dat als we de lijn doortrekken, dat de GO niet alleen een zaak is van ouders, maar van het hele volk, van de hele gemeente. Als ouder beloof je bij het doopvont je kind in het geloof op te voeden. Maar je staat daar niet alleen. De gemeente staat om je heen. Ook aan hen wordt een vraag gesteld. Want met elkaar zijn we verantwoordelijk voor de GO. Daarom hebben we clubs om onze kinderen met de liefde van God in aanraking te brengen. Daarom doen we ons best op catechisatie om goed bijbels onderwijs te geven aan de jongeren, gericht op hun leefwereld. Daarom hebben we kringen om geloofskennis op te doen en met elkaar het geloofsgesprek te voeren. Dat is het mooie van de gemeente. We zijn aan elkaar gegeven om elkaar in de GO te helpen.

En: je hoeft niet zelf kinderen te hebben om toch een vader en moeder voor jongeren te kunnen zijn. (Neem eens iemand een dagje met je mee; schakel is iemand in voor een klusje; investeer in levens van jongeren). Je hoeft niet zelf kinderen te hebben om je in te zetten op de JV of praatpaal voor jongeren te kunnen zijn. U kunt als ouderen een lieve en wijze opa en oma zijn voor kleinkinderen, die niet door de bloedband, maar wel door de geloofsband uw kleinkinderen kunnen zijn. Als u lid bent van het volk van God, van de gemeente, mag u of jij ook uw of jouw steentje bijdragen in de estafette van het geloof. In luisteren, meeleven, in gebed. De bijdrage van iedereen is belangrijk, want samen dragen we de zorg voor elkaar en voor de nieuwe generatie. Ik hoop en bid dat wij allemaal ons door Here God laten inschakelen.

Horen, weten en vertellen. Er wordt nog iets belangrijks over de lopers gezegd. In de estafette van het geloof zijn drie fases. Vers 3: horen – weten – vertellen. De estafette start bij het horen. De ene generatie (ouders of opvoeders) vertelt aan de volgende wat zij gehoord heeft en weet. En voor weten gebruikt de schrijver het bijbelse woord ‘Yadá’, kennen, bekennen. Het wordt gebruikt voor de intieme omgang van een man met zijn vrouw. Je zou kunnen zeggen: het gaat om weten met je hart. Dat de woorden van God eerst zelf in je eigen hart moeten resoneren, zodat wat je vertelt en doorgeeft ook doorleefd is.

Hoe doe je dat? Nou, heel gewoon, door te vertellen wat het Woord of de preek met je gedaan heeft. Door persoonlijk aan tafel te bidden. Door eerlijk te zijn over de worsteling die je hebt of de dingen die je moeilijk vindt. Dan laat je de kinderen in je hart kijken. Het vertellen en horen, er naar luisteren veronderstelt dus een ontmoeting. Juist in de ontmoeting vindt GO plaats. (De ontmoeting van ouder en kind, of van een clubleider of mentor en kind). Nemen we daarvoor de tijd? Investeren we in de band met onze kinderen? Ik weet dat dit niet meevalt. Samen aan tafel eten – wat vaak goede momenten zijn – schiet er nog al eens bij in. Er moet nog gevoetbald worden en gevolleybald, muziekles en gym, catechisatie, huiswerk, computeren en tv. Er is stress en haast. Voor samen rustig uit de bijbel lezen, er even over doorpraten of samen zingen, is weinig tijd. Maar laten we die contactmomenten niet onderschatten. Trouwens niet alleen aan tafel. Van die verplichte momenten (nu gaan we het over God hebben of over de preek) werkt vaak niet. Vaak gebeurt het op onverwachte momenten, soms wanneer het je niet uitkomt, dat je kinderen hele verhalen vertellen. Dat zijn belangrijke momenten. Ontmoetingen.

Het gaat erom dat kinderen en jongeren kunnen zien dat het geloof in de Here verweven is met ons dagelijkse leven. In hoe we bezig zijn met ons werk, in hoe we de dingen thuis doen, dat ze proeven dat het geloof echt is, een plek heeft in ons leven. Dat ze iets van God zien. In de liefde die je geeft – want God is liefde; in de waardering die je geeft – want voor God zijn we van waarde; in de gehoorzaamheid die je vraagt – want Gods geboden zijn er om na te komen; in de straf die je geeft – want God laat ook niet alles over zijn kant gaan. De GO heeft dus met heel je leven te maken. Is dat bij u of jou ook zo? Is in uw leven zichtbaar of merkbaar wie de Here is voor u of jou?

3. Het estafettestokje

Dan nu de inhoud van de GO. Wat geef je door aan de volgende generatie? Vers 4 zegt: de loffelijke daden, de kracht en de wonderen van de Here. Dat is een duidelijk uitgangspunt. Natuurlijk is de GO breder. Meestal worden er in de GO drie lagen onderscheiden: (1) bepaald gedrag (kinderen leren we bij het bidden hun handen te vouwen, ogen dicht te doen, uit respect voor God, en na het gebed Amen te zeggen; stil onder bijbellezen, we leren liederen over de Here Jezus en andere gebruiken); (2) we leren hen bepaalde waarden en normen. We zeggen wat goed is en wat verkeerd is. We leven de kinderen voor in een bepaalde levenshouding en een bepaalde kijk op het leven. We brengen het geloofskennis bij. Dat God de wereld geschapen heeft, dat Hij voor ons zorgt, dat als we zondigen dat we de Here om vergeving mogen vragen. Omzien naar de naaste. (3) de derde laag betreft de kern van het geloof. We hopen en bidden dat ze een persoonlijke relatie, een hechte band met de Here Jezus krijgen. Dat ze leren hoe ze met Hem moeten omgaan, hoe ze de relatie kunnen onderhouden. Dat is het hart van de GO. Er zijn ouders die zeggen: ‘wij laten onze kinderen vrij. Ze moeten later zelf maar de keus maken; we dwingen ze niet om net zo te geloven als wij’. Natuurlijk kun je ze niet dwingen, dat werkt niet. Maar als je zelf de liefde van God hebt ervaren, de ontferming van de Heere Jezus, dan wil je dat je kind toch niet onthouden?! Natuurlijk kunnen wij het geloof niet aan onze kinderen geven. De Here God werkt dat door Zijn Geest. Maar Hij schakelt ons als ouders of opvoeders hierbij in. Wij mogen vertellen wie God is. Dat is de strekking van vers 4. Daar waar goed gesproken wordt van God, daar ontstaat en groeit het geloof. De loffelijke daden van God.

In Chili kon je vaak standbeelden vinden van personen uit het verleden. Zeehelden. Oorlogshelden. Altijd stond er een lijst onder van hun wapenfeiten. De roemrijke en loffelijke daden. In deze tijd van ‘black lives matter’ en aandacht voor racisme, is er veel kritiek op zulke beelden. Begrijpelijk, op mensen valt altijd wat aan te merken. Het is ook niet goed om mensen op een voetstuk te zetten. Vroeg of laat vallen ze er van af. Mensen vallen tegen, maar God niet. Hij is betrouwbaar in wat Hij zegt en doet!

In Psalm 78 worden de daden van God door de dichter opgesomd: de wonderen in de schepping, de uittocht, de intocht in het beloofde land, de gaven die God gaf, de woorden die Hij sprak, zijn geweldige geduld, zijn vergeving en ook zijn toorn over de ongehoorzaamheid en afgoderij. Israël wist als geen ander van de daden van God. Welke daden van God vertelt u door aan uw kinderen? Heeft de Here in uw leven soms wonderen gedaan? Heeft u in moeilijke situatie kracht ervaren. Daar mag je over spreken. Heel gewoon. Het gaat niet om succesverhalen. Maar wel dat ze kunnen merken dat het echt is. Iets van de vreugde van het kennen van God. Of iets waar je mee worstelt. Gewoon in alle eerlijkheid. De Heere wil dat gebruiken. In alle eenvoud. Met een stil gebed in je hart.

Tegelijk, weten we ook dat geloofsopvoeding ook spannend is. Wat soms gaat het niet goed. Dan wordt het estafettestokje niet goed of helemaal niet door gegeven. Dan stokt de overdracht. Bijna altijd komt in een doopgesprek de vraag wel langs: de doop is toch geen garantie dat het automatisch goed komt met onze kinderen? Vaak weten we van kinderen, broers en zussen bij wie het geloof op een lager pitje staat of die een andere weg zijn gegaan, misschien zelfs zijn afgehaakt. Dat hakt er vaak diep in. Als ouders voelen we ons vaak schuldig. Hebben we het dan niet goed voorgeleefd? Wat hebben we fout gedaan?

Vragen die we kunnen hebben. Maar als iemand het stokje niet aanpakt of doorgeeft heeft dat echt niet alleen met de opvoeding te maken. Vaak spelen andere factoren ook een rol. De kerk: was daar ruimte, liefde, aandacht voor iemand? Of de vrienden die iemand heeft. De keuzes die men zelf maakt. Soms is er onwil of ongehoorzaamheid, waar iemand zelf verantwoordelijk voor is. Ook in Psalm 78 proef je de spanning. Er blijken in het volk Israël ook mensen te zijn die het stokje niet overnamen. Vers 8: opstandigheid, ongehoorzaamheid, een hart dat niet op God gericht is.

Zulke dingen kunnen ons verlammen, maar dan is het goed te weten dat we er niet alleen voorstaan. Als ouders of opvoeders horen we bij de gemeente. We leven mee met elkaar in het gebed. Misschien gebruikt God wel iemand anders: een clubleider, een mentor of je zoon of dochter te bereiken. We mogen altijd pleiten op de beloften van God, die bij de doop zijn uitgesproken. Dat Hij als een Vader voor ze zou zorgen. In gebed mogen we daarop pleiten. Heere, U wilt toch ook niet dat ze bij u vandaan raken. Trek ze opnieuw naar u toe. God kan niet achter zijn beloftes terug.

4. Het doel

Tenslotte, het doel van de GO. Vers 7 zegt: dat zij hun hoop op God stellen, zijn daden niet vergeten en Zijn geboden in acht nemen. De GO is daar dus op gericht, dat wij en onze kinderen onze hoop op God stellen. Dat we Hem gaan vertrouwen en gaan betrekken bij hun leven. Is dat niet waar het ten diepste omgaat? Dat een volgende generatie het stokje gaat overnemen. Dat ook zij hun hoop op God stellen, dat ze de moed hebben om de Here Jezus te volgen, in een wereld waarin zoveel afleiding is, waarin het niet vanzelfsprekend is om te geloven. Dat ze met vallen en opstaan hun hoop op God stellen. En wat is het belangrijk dat wij als gemeente om onze kinderen en jongeren staan: bemoedigend en stimulerend, biddend en niet veroordelend, dat we hen de ruimte geven om te ontdekken wie de Here is. En dat ze zo leren achter de Here Jezus aan te gaan.

Een belangrijk doel. Maar het kan vanmorgen misschien wel op je afkomen: bij ons in de kerk of thuis. Bij jullie als doopouders. Je laat zo je kind dopen en spreekt je ja-woord uit?Kan ik dat wel? Is deze opdracht niet te hoog gegrepen. Ik worstel zelf ook met het geloof, heb zo mijn vragen. Ik vind het moeilijk om te spreken over de Here. Dat kan allemaal.

Maar ik mag u en jou bemoedigen. De GO is een opdracht van God. Hij roept ons op om Zijn daden door te vertellen. Maar Hij roept niet alleen, Hij geeft ook alles wat we daarvoor nodig hebben. De Heilige Geest zal ons helpen. Wij en onze kinderen zijn ook gedoopt in de naam van de Heilige Geest, die zal elke dag ons leven vernieuwen en ons steeds meer en steeds weer opnieuw met de Heere Jezus verbinden. En daarom kan het.

Psalm 90 zegt het zo: wij mogen bouwen op de vaste grond van uw beloften en verbond. Daarom bidden wij: Laat Heer, uw volk uw daden zien en leven en laat uw glans ons en onze kinderen omgeven. Amen.