Datum: 17 december 2023
Download PDF
/
1. Een donkere tijd
Ik zie haar nog staan met haar bloemetjes jurk. Zeven jaar oud was ze. Ze had net aan Corine gevraagd waar ze Engels kon leren. Lezen en schrijven kon ze nog niet. Ze was net als haar moeder en de rest van het gezin gevlucht uit Venezuela. Nu leefden ze op straat. Ze wilden naar de VS reizen in de hoop daar een nieuw bestaan op te bouwen. De rugzak, de buggy, het hondje en een paar spullen was alles wat ze hadden. We zagen haar op de laatste zondag van ons verblijf in Colombia. Na de kerkdienst waren we naar buiten gegaan om brood en chocolademelk uit te delen aan de mensen van de straat. De wijk rond de kerk in het hartje van Medellin is vol ellende. Drugsverslaafden. Prostituees en mensen van de straat. Vies, schamele kleren, onder de littekens, holle ogen, verslaafd. Alles grijpen ze aan om te overleven. In de rij die zich vormde, bij het uitdelen van het brood, stond ook dat meisje. Rode ogen had ze, omdat ze ‘s nachts op straat niet had kunnen slapen. Wat zal er van haar worden? De weg naar de VS door Colombia en Panama is zee gevaarlijk. Velen halen het niet.
Wat zou Jezus doen als Hij door de straten van Medellín zou lopen? Die vraag gaat steeds door m’n gedachten? Wat vraagt God van ons hier? Wat is de hoop die het evangelie biedt? Of denk aan die moeder in Sudan, van wie de man vermoord is door rebellen, en nu zelf voor haar kinderen moet zorgen. Of een Palestijnse christen in de Gaza-strook, die moet leven onder terreur van Hamas.
Is er hoop voor al die mensen? Zullen dingen ooit anders worden in deze wereld? Met die vragen in mijn achterhoofd ben ik met de preek bezig geweest. Natuurlijk, we hoeven niet eens heel ver weg te gaan, ook hier in Gouda zijn er vluchtelingen neergestreken; en de verhalen die ze meedragen zijn ook heel schrijnend. Misschien spelen er ook in uw of jouw leven moeilijke dingen. Als ineens door dingen een streep wordt gezet: je werk, je gezondheid, je relatie. Als er aan je levensboom geschut wordt, is er altijd ook weer die vraag: hoe bent U Here God op ons leven betrokken? Waar bent u? Wat wilt u van mij? Je bent op zoek naar perspectief. Je hoop dat dingen anders worden.
2. Profetie in een donkere tijd
Vanmorgen luisteren we naar de profetie van Jesaja. Want dat woord bijzonder actueel is en hoopvol. Jesaja 25 is een profetisch loflied, een danklied. Het heeft twee coupletten: in de verzen 1-5 vinden we een persoonlijk danklied. U bent mijn God. U zal ik roemen. Hier spreek een individu. In de verzen 6-12 vinden we een gemeenschappelijk loflied. Men zal zeggen. Wij hebben Hem verwacht. Hier spreekt het volk. We staan zo stil bij de inhoud van dit lied.
Jesaja ontvangt deze profetie in een heel turbulente tijd. Daar kom je achter als je de hoofdstukken ervoor en erna leest. God had zijn beschermende handen van het volk afgehaald. In plaats van naar Hem te luisteren, was het volk achter andere goden aangegaan. De goden van de volken. Hun beelden kwamen in de tempel terecht. God had een plek, maar voor geluk, macht en vruchtbaarheid zocht men zijn toevlucht bij heidense goden: Baal, Astarte, Ashera. In plaats van op God te vertrouwen, waren ze verbonden aangegaan met Assyrië, in de oorlog met Syrië, en later met Egypte. Maar dat had allemaal niets opgeleverd. Integendeel, wie de levende God verlaat, heeft smart op smart te vrezen.
Op het moment dat Jesaja zijn profetie schrijft of uitspreekt, is het land is overspoeld door de wereldmacht van de Assyriërs. Het noordelijke deel van het land was al ingenomen. En door de enorme expansiedrift van generaal Sanherib wordt ook Jeruzalem bedreigd. Het is de tijd van koning Hizkia. Net te voren had hij de troon beklommen en was hij koning geworden. De eerdere profetie van Jesaja 9 sprak daar al over. Het drukkende juk, de zweep van de drijver, de stampende laars en de mantel waar bloed aankleeft. Ze beschrijven de donkere realiteit van die dagen. Een tijd van onderdrukking en geweld.
De legers staan voor de poorten van Jeruzalem en het ziet er niet best uit. En het volk weet het. Het beseft hoe de situatie er voor staat. Hulpeloos en schuldig. In hoofdstuk erna lezen we een aangrijpend gebed, daar bidt het volk: ‘HERE, in de benauwdheid hebben wij U gezocht, een fluisterend gebed uitgestort, toen Uw vermaning over ons kwam. Zoals een zwangere vrouw die op het punt staat te baren, ineenkrimpt en het uitschreeuwt in haar weeën, zo waren wij voor Uw aangezicht, HERE. Wij waren zwanger, wij krompen ineen, maar het was als baarden wij wind: wij hebben het land geen heil gebracht, wereldbewoners zijn niet geboren’ (26:16-18).
In dit gebed is er een diep besef. Wij hebben het land geen heil gebracht. God had ons geroepen om licht voor de volken te zijn, maar het is een en al duisternis. Er is een besef van schuld. Wij hebben niet gedaan wat God van ons vroeg.
Gemeente, ik kan me soms niet aan de vraag onttrekken of veel van de ellende die er in de wereld is, ook niet het gevolg is dat wij als gelovigen en wij als kerk, vaak zo druk bezig zijn met onszelf. We hebben het goed. We weten zoveel van het evangelie, maar in hoeverre hebben we echt een verschil gemaakt in de straat waar we wonen, in ons netwerk, op ons werk, op de plekken waar de nood het grootst is? Er zijn zoveel mensen die we dagelijks ontmoeten, die geen hoop hebben, van wie het huwelijk een puinhoop is, die zo eenzaam zijn, terwijl wij weten wat Jezus te bieden heeft, maar we houden het zo vaak voor onszelf. Is dat ook niet de schuld die wij meedragen. Nou ja, ik spreek maar voor mezelf, maar daar worstel ik steeds meer mee. Als het zout niet uit het vaatje gaat, wat voor nut heeft het dan nog? Een woord van Jezus.
Israël heeft het besef dat ze heel wat steken heeft laten vallen. En dan het nog niet duidelijk is hoe het anders kan worden.
En wat de situatie nog erger maakt, is dat de volken rondom en hun legers, zich ook nog eens extreem gewelddadig hebben gedragen. In deze hoofdstukken lees je dat God deze volken ter verantwoording roept.
De situatie is dus donker. Israël staat met lege handen. In onze benauwdheid hebben wij U gezocht, zo bidt het. En zoals zo vaak in de Schrift gebeurt: wanneer mensen de bodem raken, dat hun verlegenheid wordt tot een gelegenheid voor God. Nu kan Hij gaan spreken. Zo komt het profetische woord van Jesaja tot Israël en tot ons vandaag. Het komt in de vorm van een danklied. Een loflied op de trouw van God. Zonde, schuld en gebrokenheid hebben bij Hem niet het laatste woord. Dat is zo ontroerend. Zo wonderlijk. Zo vol genade. Ook voor ons leven. Ook voor deze wereld.
Wat reikt dit lied ons aan?
3. Het profetische loflied
In het eerste couplet, de verzen 1-5, zou ik vers 4 willen onderstrepen. In deze profetie herinnert Jesaja het volk wie God voor hen is geweest en nog steeds is. ‘U bent voor de geringe een vesting geweest, een vesting voor de arme in zijn nood, een toevlucht tegen de vloed, een schaduw tegen de hitte’. Toevlucht en vesting drukken uit dat mensen bij God veilig zijn. Dat ze Hem altijd mogen aanroepen. En dat Hij als antwoord zal beschermen on de schaduw van Zijn vleugels. Zo wil de Here God er zijn voor zijn volk. Niets liever wil Hij het in Zijn armen sluiten. Jezus zal later dat beeld ook gebruiken, dat God als zijn volk als een hen haar kuikens bij Hem wilde hebben. Dat is God ten voeten uit.
De vraag is of mensen en wij ook bij Hem schuilen. Of we Hem ook betrekken bij al die dingen in ons leven. Mag de Heere weten wat we doen? Mag Hij ons corrigeren? Mag Hij de touwtjes van ons leven in Zijn handen nemen? Hij wil de eerste zijn in ons leven. Dat verkondigt het eerste couplet. God wil een schuilplaats zijn voor ons mensen. Hij staat klaar om ons leven in Zijn handen te nemen. Dat is zo geweldig. Zo wil Hij voor iedereen zijn. Ook zij die Jezus nog niet kennen. Daar ligt ook onze roeping: om het goede nieuws niet voor onszelf te houden. ‘Weet je, ik kan je niet helpen, maar ik ken iemand die dat wel kan. Ik zal voor je bidden. Hier lees dit eens uit de Bijbel’. Zo kan deze goede God het leven van mensen komen binnenwandelen. Hij doet niets liever.
Dan het tweede couplet. In de verzen 6-12 gaat het perspectief naar voren. Het eerste deel heeft met nu te maken. Dit deel met toekomst. Wat zegt de profetie over de toekomst. Het lied spreekt met twee woorden: heil en oordeel. God belooft een toekomst vol van hoop. En Hij kondigt ook dat Hij recht zal spreken. In de verzen 6-9 gaat het over heil, de verzen 10-12 over het oordeel.
Ik begin even met het laatste. Het loflied eindigt met een donkere toon. Aangrijpende woorden lezen we over Moab. Het zal door God worden vertrapt als stro. Moab zal zijn armen uitspreiden als iemand die tracht te zwemmen, maar hij zal ten ondergaan, verdrinken. Dat is een aangrijpend beeld. Het woord Moab lijkt in het Hebreeuws op het woord vijand. Het staat hier symbool voor alle vijanden van God. De naam Moab brengt even in herinnering wat de profeet Obadja in zijn profetie zegt. Toen Israël door legers uit het Noorden werd aangevallen, vluchtte het weg naar het Zuiden. Toen het door een smalle rotskloof wilde gaan, stond Moab het volk op te wachten om het af te slachten. Vrouwen, kinderen en ouderen. Net als het volk Amalek. Gruwelijke misdaden. Net als Hamas in Israël op 7 oktober. God komt daar op terug. Hij zal zij die in de ban van geweld zijn straffen. Niemand zal zijn oordeel kunnen ontgaan. In Gods nieuwe wereld is geen ruimte voor onrecht en geweld. De Heere zal rechtspreken. Het kwaad zal van de aarde worden gedeleted.
Als wij met de Heere leven hoeven we voor dat oordeel niet bang te zijn. Maar als er dingen in ons leven niet op orde zijn, dan moeten we ons daarvan bekeren. Kappen. Ermee breken. Vandaag, niet morgen. Als we berouw hebben over onze zonden, dan is vergeving. Dan is er een nieuwe begin. Dat heeft Christus aan het kruis voor ons verworven. Daar mogen we altijd op pleiten. In Hem zijn we veilig en geborgen.
In Gods toekomst is er alleen ruimte voor heil. Dat heil wordt in alle toonaarden geschilderd in dit lied. Als een bemoediging. Als een aansporing. Hef je hoofd op. De omstandigheden hebben niet het laatste woord. God zal een keer brengen. Hoe ziet die toekomst er dan uit?
Op die dag, zal de Here – vers 6 – een feestmaal aanrichten voor alle volken. Het feestmaal lijkt op een bruiloft. Een dag van grote vreugde en blijdschap. Voor alle volken. Voor Israël als uitverkoren volk, als oudste zoon, maar ook voor alle zonen en dochters uit de volken, die de Here liefhebben. Het is zoals Openbaring later zegt: een grote menigte van alle talen en volken. Joden, Arabieren, Palestijnen, Noord-koreanen, Soedanezen, Syriërs en mensen uit de hele wereld. Een dag waarop iedereen die van de Here houdt Gods goedheid mag proeven.
Op die dag zal de Here de sluier weghalen, de bedekking waarmee de volken bedekt zijn. In het oude Oosten werd de sluier gebruikt in tijden van verdriet en rouw. Als koning David op de vlucht moet voor zijn zoon Absalom, dan gaat hij – zo lezen we in 2 Sam. 15:30 – huilend de Olijfberg op, zijn hoofd bedekt met een sluier. De sluier een symbool van lijden en verdriet. En ook die bedekking zal God weg halen. Ja, Hij zelf neemt een zakdoek in Zijn hand en was de tranen van alle gezichten af. Dat is wat! God zelf die troost. Dat al je tranen in Zijn kruik geteld zijn en gedroogd.
Op die dag zal God zelfs de dood vernietigen. Verslinden. Helemaal definitief verwijderen van deze aarde. De dood en de machten van de dood, die zoveel hebben stuk gemaakt, de dood die mensen kapot maakt en weg laat teren, die dood wordt door God verwijderd. Gedeletet van de aarde. Weg. De smaad en het lijden, ze zijn er dan niet meer. Nooit meer lijden, nooit meer pijn. Niemand zal nog ziek, zwak of misselijk zijn. Daar gaat het naar toe. God belooft dat deze toekomst zal komen!
4. Wat nodig is
Wat is er nodig om in deze toekomst te delen? Hoe kunnen we daarin delen? Dat lezen we in vers 9. Op die dag zal men zeggen. Er zullen mensen zijn, die belijden: Zie, dit is onze God. Wij hebben Hem verwacht! Hij komt ons verlossen. Wij hebben Hem verwacht, we zullen ons in Hem verheugen en ons verblijven over het heil dat Hij brengt.
Het zijn mensen, die de Here verwachten. Die hun dagelijkse leven de hoop op God hebben vastgehouden. Die in hun gebed hebben gebeden om de vervulling van Gods beloften. Hoe is dat bij u of jou: ben jij ook iemand die de Here verwacht. Bid je om zijn komst? En als er dingen zijn die zijn komst in je leven in de weg staan. Ruim ze op. Bekeer je ervan. Bid om vergeving. Dan is de weg vrij.
Net als de oude Simeon en Anna. Lucas vertelt dat zij de vertroosting van Israël verwachten. Elke dag keken ze uit het raam en vroegen God: komt u vandaag? Laat toch uw Koninkrijk komen Here. Zijn gaven de heilige Geest de ruimte in hun leven van de Schrift en in hun gebeden. De Geest wakkert altijd de vlam van het geloof aan. De Geest herinnert ons de woorden van Jezus en de beloften van God. Laten wij bidden om de vervulling met diezelfde Geest. De Geest van de beloften.
Wie dicht leeft bij het Woord hoort in de dingen die gebeuren in de wereld de naderende voetstappen van Jezus. Hoor je Hem al komen? Laten we ons oefenen in het loflied. Opdat als Hij komt, we met Jesaja mee kunnen roepen: Zie, dit is onze God, wij hebben Hem verwacht, Hij komt ons verlossen!
Dan komt er een dag dat Hij deze wereld binnentreedt. Zie, hier ben Ik. Dan mogen wij onze Heiland in geloof omhelzen.
5. Op deze berg
Nog één ding. Als God komt, waar zet Hij dan zijn voeten? Jesaja zegt drie keer ‘op deze berg’. Dat is de berg waar nu de Al Aqsa moskee en de klaagmuur zich bevindt. Daar waar nu een oorlog woedt. Daar zal men zeggen: zie, deze is onze God. Wij zullen ons verheugen en verblijden in zijn heil.
Heil dat is in het Hebreeuws Jeshua. De naam van Jezus. Dat is het geheim. In Hem zal God al zijn beloften vervullen voor Joden en Palestijnen. Ik las eens een interview tussen een Joodse en Palestijnse voorganger. Ze hadden elkaar in Jezus gevonden. Boven het interview stond deze titel: Zonder Yeshua zijn we verloren! Dat is het geheim: alleen met Jezus is er hoop.
Jezus die gekomen is met kerst. In Hem worden al Gods beloften vervuld. Dan is er blijde verwachting! Voor ons heidenen. Voor Joden en Arabieren. Op die dag, zal men zeggen: zeggen wij dat mee? Dit is onze God. Wij hebben Hem verwacht. Hij zal ons verlossen. Dit is de Here, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn Yeshua.
Maranatha. Amen.