Datum: 26 maart 2017
Download PDF
1. Brave new world
Huxley. In 1932 schreef de Engels-Amerikaanse schrijver Aldous Huxley een boek dat erg bekend zou worden: Brave New World (Heerlijke nieuwe wereld). In deze sciencefiction roman beschrijft hij een wereld die geheel door techniek en het menselijke verstand wordt beheerst. De mensen zijn gelukkig en gezond, er is geen oorlog en armoede. En dat is opvallend, want liefde en trouw, kunst en godsdienst bestaan niet langer. Mensen worden niet langer geboren, maar komen in laboratoria ter wereld. Er zijn wel rangen en standen tussen mensen, maar men leeft in vrede. In de nieuwe wereld heerst een vrije seksuele moraal en mensen worden aangemoedigd om wisselende contacten te hebben. Een gezinsleven bestaat er niet. Woorden als ‘gezin’, ‘vader’ en ‘moeder’ zijn taboe. Heel de maatschappij drijft op consumentisme en massaproductie. Het gaat om de onmiddellijke bevrediging van de behoeften die mensen hebben. Iedereen wordt geacht drugs te nemen om zich gelukkig te voelen. Ter vermaak is er televisie en sport, en veelal erotische films om de zintuigen te prikkelen.
Huxley schotelt hij zijn lezers een zeer pessimistische visie op het leven voor. Maar tegelijk een visie die ook helemaal past bij zijn eigen overtuigingen. Want als hem gevraagd wordt of hij gelooft in het bestaan van God, zegt hij: ‘Ik wil niet dat het universum een betekenis heeft. Ik wil niet dat er een God is, want ik wil slapen met wie ik wil’. Hier is een scherpzinnig schrijver, die zegt: ‘ik wil niet in God geloven, want ik wil doen wat ik zelf graag wil’. Huxley voelt haarfijn aan, dat als God wel bestaat, hij dat niet meer kan doen. Want als er een God is, dan zul je als mens een keer rekenschap moeten afleggen van je daden. Als God bestaat, kun je niet ongestoord leven en je gang gaan.
Dostojevski. Zoiets laat Dostojevski ook een van de hoofdpersonen zeggen in zijn boek De Gebroeders Karamazow: ‘Als God niet bestaat, is alles geoorloofd’. Vader Karamazow wordt door zijn onechte zoon Pawel vermoord, onder het mom van ‘omdat God toch niet bestaat, mag ik dit doen’.
2. Ook wij zijn in beeld
Gemeente, met deze inleiding, zitten we midden in de actualiteit van de gelijkenis die Jezus vertelt. De gelijkenis van de wijngaard en de pachters. Want dat is nou precies wat hier gebeurt: als God buiten beeld raakt, nemen mensen zelf regie in handen. Als het bestaan van God genegeerd of ontkend wordt, bepalen mensen zelf wat goed en kwaad is en wordt het leven tot een chaos.
Jezus vertelt deze gelijkenis allereerst om de leiders van het volk Israël te waarschuwen. De overpriesters en de Farizeeën. Dat lezen we in vers 45. Zij zijn niet echt op God gericht en gaan hun eigen gang. Ze begrijpen dat de Heere Jezus het over hen heeft. Ze zijn furieus en willen hem doden. Want hoe durft Hij hen te vergelijken met de landbouwers? Zij zijn de geestelijke leiders van het volk. Zij zijn de behoeders van Schrift en traditie. Waar haalt Jezus het lef vandaan om hen zo in een kwaad daglicht te zetten? Ze proberen Hem te grijpen, maar zetten dat niet door vanwege de mensen. Met deze gelijkenis richt Jezus zich dus allereerst op de geestelijke leiders.
Maar tegelijk zit er in dit kleine verhaal, een diepere lading, een diepere boodschap. En daar wil ik het vanmorgen met u en jou over hebben. Deze gelijkenis gaat over de relatie tussen God en de mens. Om de boodschap op het spoor te komen, kijken we vanmorgen speciaal naar de landbouwers. We kijken eerst naar de relatie van de landbouwers met de Eigenaar; dan naar de relatie van de landbouwers met de boodschappers en tenslotte staan we stil bij hun relatie met de Zoon.
3. De landbouwers en de Eigenaar
Het was in die tijd niet ongebruikelijk, dat grootgrondbezitters hun landerijen verpachten en zelf elders een goed leven hadden. Vaak was het hun alleen om geld te doen. Maar hier zien we een eigenaar, die heel persoonlijk betrokken is bij zijn wijngaard. Hij doet er alles voor en denkt aan elk detail. De omheining ter bescherming. De wijnpersbak om wijn te kunnen maken. De toren als uitkijkpost voor rovers of wilde dieren. Je ziet hoe hij erin investeert. Een wijngaard planten is een zwaar en arbeidsintensief proces. Maar het is de moeite waard. Want de vruchten zouden niet uitblijven. Dat zou al die moeite dubbel en dwars waard zijn.
Nadat hij al het werk heeft gedaan, verpacht hij de wijngaard aan wijnbouwers en gaat naar het buitenland. De clou van het verhaal is dat hij zijn levenswerk overdraagt aan anderen. Dat veronderstelt een groot vertrouwen. Vertrouwen dat ze zorgvuldig om zullen gaan met de wijngaard en dat ze hun afspraken zullen nakomen. Hij is goed van vertrouwen. Met deze inzet, laat Jezus zien hoe God is. God geeft de mens verantwoordelijkheid. God neemt ons mensen volkomen serieus. Veel mensen beseffen dat niet. Ze schuiven die verantwoordelijkheid liever weg. ‘Waarom doet God niets aan alle ellende van oorlog en honger?’, zo hoor je vaak. Toen een Romein diezelfde vraag eens aan rabbi Akiba stelde, gaf deze als antwoord: ‘om ons de gelegenheid te geven onze roeping te verstaan’. God heeft ons verantwoordelijkheid gegeven, voor deze wereld en de mensen om ons heen.
Israël. Zo was het al in Israël. In Jesaja 5 wordt Israël met een wijngaard vergeleken. God had zijn volk veel dingen gegeven. Een land om in te wonen. De Wet. Zijn geboden en beloften. Profeten, priesters en koningen. God had hen de tempel gegeven. Dat alles was hun wijngaard. En de religieuze leiders waren als de pachters, de landbouwers. Zij moesten Israël regeren naar Gods Woord en God de vrucht geven waar Hij recht op had. Israël was een proeftuin, zodat andere volken konden zien hoe een leven met God bedoeld was. Een tuin waarin planten groeiden als liefde, vrede, dankbaarheid, vriendelijkheid. Een plek waarin God om de eerste plaats zou staan. En harten die van Hem hielden. Handen die Hem dienden.
Wij. Je zou kunnen zeggen: de wijngaard, dat is wat God ons heeft gegeven. Het leven dat wij van Hem ontvingen. Onze gaven en talenten. Onze bezittingen, onze intelligentie, ons lichaam, vriendschappen en relaties, noem maar op wat u van God hebt gekregen. En wat doen we ermee? Gebruiken we dit tot eer van God? Mogen anderen in de vrucht ervan delen? Of zijn we vergeten van Wie we dit allemaal hebben gekregen … en houden we dit allemaal voor ons zelf. Alsof we de eigenaar zijn, alsof we er zelf over kunnen beschikken.
Dat is waar het hier in de gelijkenis fout gaat. God telt niet meer mee. De pachters gaan handelen en beslissingen nemen alsof ze eigenaars zijn. Ze nemen de regie in eigen handen. Ze doen alsof hij niet bestaat. Ze bepalen zelf wat goed en kwaad is.
Boekenbal. Afgelopen vrijdag was het boekenbal. Het traditionele begin van de Boekenweek. En het thema van deze week is ‘Verboden vruchten’. De schrijfster Hanna Bervoets merkt over dit thema op: ‘Een verboden vrucht is vaak een product van de eigen geest… We leggen onszelf van alles op – maar uiteindelijk ben je het zelf die bepaalt wat een verboden vrucht is … denk aan het genieten van zogenaamd zondige dingen als seks, veel eten, veel niksen. Uiteindelijk is het leven niets anders dan constant afwegen van wat we onszelf toestaan… een verboden vrucht is heel vaak een belemmering omdat het je ontwikkeling in de weg staat. Wie nooit van de verboden appel eet, gaat ook nergens heen’.
Dat is wat er gebeurt: als God buiten beeld raakt of als zijn bestaan ontkend wordt, dan gaan mensen zelf bepalen wat goed en fout is, gaan ze zelf uit maken wat ze doen met hun leven, hun talenten, hun relaties, hun lichaam.
Als God zijn. Voor veel mensen is het een enorme bevrijding om niet langer met God rekening te moeten houden. Als ik tenminste Arjan Lubach moet geloven of de schrijver Maarten ‘t Hart, die door Thijs van den Brink geïnterviewd werd. Er zit in onze cultuur een heel diep verlangen naar vrijheid; een verlangen om zelf te kunnen bepalen wat je wilt. Dat verlangen heeft hiermee te maken, dat we ten diepste geen pachter of rentmeester willen zijn, maar eigenaar. Zoals een dichter eens zij: ‘Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten’. Eigenaar zijn. Niet willen erkennen dat er iemand boven je staat. Iemand die aan jou kan vragen: waar leef je voor? Wat is de vrucht van je leven? Iemand die je mag storen. Iemand aan wie je verantwoording aflegt. Van wat je met je gaven en talenten, je tijd en geld hebt gedaan.
Allergie.Dat idee zit in de allergie-zone van veel mensen. Soms ook bij ons. Ook na ontvangen genade, kun je er soms zo mee worstelen, om de regie uit handen te geven, om echt de Heere God bij je leven te betrekken. Als de Bijbel spreekt over zonde, dat gaat dat hierover, de strijd om God de eerste plek in ons leven te geven. Te erkennen dat niet wij, maar Hij de eigenaar is. En dus recht heeft op elk facet van ons leven. Op onze gaven en talenten. Ons geld en onze bezittingen. Ons hoofd, hart en handen. Wat een strijd kost het vaak om die belangrijk vraag in ons leven te stellen: Heer, wat wilt u dat ik doe?
En weet u, dat die worsteling om zelf de regie te houden over ons leven heel diep zit, wordt zichtbaar bij het tweede punt.
4. De landbouwers en de boodschappers
De strijd komt aan het licht als de eigenaar dienaren stuurt om zijn vruchten in ontvangst te nemen. De landbouwers leven alsof de eigenaar niet bestaat. Maar de dienaren herinneren hen eraan dat ze pachters zijn en geen eigenaar. De boodschappers roepen de herinnering wakker aan de eigenaar. En dat roept agressie op. De een wordt geslagen. De ander gedood. Weer een ander gestenigd. En de eigenaar stuurt opnieuw andere dienaren. Maar allemaal ondergaan ze hetzelfde lot. Zo is het gegaan in de geschiedenis van Israël. God zond profeten om zijn volk te herinneren aan hun roeping. Om hen te vragen om vrucht. De heer van de wijngaard zoekt innig contact, maar het wordt een vinnig conflict. De weerstand tegen God zit blijkbaar heel diep.
Weet u wat ik zo bijzonder vindt? Dat God blijft doorgaan met het sturen van Zijn boodschappers. God geeft mensen nooit maar één kans. Hij blijft het contact zoeken, met Israël en ook met ons. Uit dit verhaal spreekt zoveel genade. Hij stuurt steeds maar weer boodschappers. Waarom? Om ons er aan te herinneren dat we geen eigenaar zijn. Om ons te vragen naar de vrucht. Om ons Zijn hulp en nabijheid aan te bieden. Wat een wonder!
Boodschappers zijn er in alle soorten en maten. Denk aan ons als predikanten, die u de woorden van God in herinnering brengen. Die u oproepen u met God te verzoenen. Om de Heere de eerste in uw leven te laten zijn. God gebruikt ook ons als ouders, of clubleiders, misschien iemand op je bijbelkring, of een goede vriend of vriendin. Ook zij worden soms door God gebruikt om Zijn Woord aan ons door te geven. Hoe reageer je daar dan op?
Weerstand. Weet u, vaak als iemand ons met iets confronteert wat niet goed is, dan voel je in je hart weerstand. Misschien herken je dat wel. Dat stemmetje: wie ben jij om dit te zeggen? Waar bemoei je je mee? Weerstand als iemand je rekenschap vraagt van je woorden of gedrag. Dan komt die agressie zomaar naar boven. Dat zie je soms in het verkeer, in een winkel of op straat, als je iets zegt over het gedrag van een ander. Mensen kunnen zomaar ontploffen en boos worden.
De vraag die God via de boodschappers stelt, is een vraag die schuurt, die we liever willen ontwijken, maar die wel belangrijk is: waar ben je mee bezig in je leven? Maak jij je eigen keuzes of wil je leven tot Mijn eer. Mag Ik de eerste zijn je leven en de regie hebben? Wat is het geweldig als dat in uw of jou leven realiteit is. Als je dat ook volmondig kunt zeggen: ja Heere, zegt u het maar. Maar ook dat gaat niet vanzelf. Het blijft een worsteling met onze oude mens. Hoe ga je met de boodschappers om. Laat je je gezeggen of maak je ze door kritiek monddood?
Wat staat de eigenaar te doen als zijn pogingen mislukken? Dan moet er met harde hand ingegrepen worden. Als iemand zijn rekeningen niet betaalt, wordt er een incassobureau ingeschakeld. Je krijgt een aanmaning, er komt iemand aan de deur. Het wordt je duidelijk gemaakt, wat de sancties zijn als je niet betaalt. Maar zo gaat deze eigenaar opmerkelijk genoeg niet te werk. We komen bij het derde en laatste punt.
5. De landbouwers en de Zoon
De wijngaardenier is niet alleen eigenaar maar ook vader. De God van de Bijbel is niet alleen een Schepper maar ook een Vader. Een Vader die het heil van de mens op het oog heeft. Wat zal ik doen? Ik zal Mijn Zoon zenden. Wie had dat gedacht? Wat zal er door Jezus heengegaan zijn, toen Hij dit verhaal vertelde? De eigenaar had deze stap ook niet kunnen zetten. Beter van niet zelfs. Want na alles wat er gebeurd is, is dit een enorm risico. Maar dat risico van de liefde neemt de Vader. Hij zendt Zijn Zoon. In de gestalte van Zijn Geliefde klopt Hij op de deur van ons hart. Ten slotte zond Hij Zijn Zoon. Als een laatste poging. Om straks te kunnen zeggen ‘eindelijk’. Zodat Hij niet het rijk alleen heeft, want dat wil Hij niet.
En de Zoon is gegaan. Uit liefde tot de Vader. Als een bewijs van Gods onbegrijpelijke ontferming. Ten slotte. Het is een laatste poging van God om tot inzicht te brengen, tot omkeer. Om te vragen naar de vrucht.
De gelijkenis is geschiedenis geworden. De pachters zien de zoon. Hij is de erfgenaam. Als we Hem doden, hebben we helemaal het rijk alleen, nu en in de toekomst. En zij grepen hem, wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem (vers 39). Wat zal de eigenaar doen? De pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven? Of zal Hij alles maar opgeven? Was Hij maar nooit aan de wijngaard begonnen. Nee, dat doet Hij niet.
Jezus haalt Psalm 118 aan. De steen die door de bouwlieden verworpen is, is door God tot hoeksteen gemaakt. Wonderlijk in onze ogen, zegt het lied. En dat is het. Want God gaat toch door. De Vader verzoent de schuld in het offer van Zijn Zoon. Hij wekt zijn Zoon op en houdt vast aan Zijn plan. Het doel dat Hij met deze schepping en met ons mensen voor ogen had.
Daarom blijft God ons storen. Hij laat het evangelie nog steeds verkondigen. Hier op de kansel. Via allerlei andere boodschappers die ons pad kruisen. En Hij vraagt naar de vrucht van ons leven. Mag ik toegang tot je hart? Wil je al je gaven en talenten voor Mij inzetten? Mag ik in jouw leven de eerste zijn? Voor het eerst en steeds weer opnieuw.
En u of jij, vind je dat hinderlijk en storend? Heb je liever het rijk alleen? Ga je liever je eigen gang? Of laat je je gezeggen?
De Vader zendt zijn Zoon en boodschappers. Tot u en mij. In de hoop dat het echt tot een wending komt. Zodat Hij niet met lege handen terugkeert, maar tegen Zijn Vader kan zeggen: Ik was welkom. Daar en daar, in zijn of haar leven, ook daar is een gemeente, die u toegewijd is. Die er naar verlangt U te dienen en in deze wereld van u te getuigen.
Weet u gemeente, u mag tot Jezus komen met alles wat niet op orde is, met uw onwil, met uw vruchteloosheid. Hij doet dat weg, want Hij heeft dat gedragen aan het kruis. Maar negeer Hem alstublieft niet, want na Jezus komt er niemand meer. Op Jezus kun je bouwen, en als je zijn liefde hebt geproefd, wil je nooit meer iets anders, maar als je over Hem valt, Hem negeert, dan ga je verloren.
6. Slot
Als God niet bestaat, is alles verloren. Als mensen de regie nemen, is er geen hoop voor deze wereld. Geef daarom regie van je leven uit handen. Hij zal door Zijn Geest maken dat je leven toch vruchtbaar wordt voor God en de mensen om je heen. Dat het wordt zoals Hij ooit heeft bedoeld. Daar werkt God naar toe. Daar loopt deze wereld op uit. Eens zal Gods rijk komen en wij, als wij Jezus toebehoren, zullen tot bloei komen en voluit vruchtbaar zijn. Daar zal God zelf voor zorgen. Het is een wonder in onze ogen, wij zien het, maar doorgronden het niet. Amen.