Datum: 1 september 2019
Download PDF
1. Wat is dit nu?
De sfeer is geladen, daar op dat tempelplein in Jeruzalem. Een grote groep mensen heeft zich verzameld. Klein en groot, jong en oud; mannen, vrouwen en kinderen. Heel Juda is te hoop gelopen. Er hangt een gespannen sfeer. De koning heeft zojuist een indringend gebed uitgesproken. Koning Josafat is ten einde raad. Hij weet nog maar één ding te doen: God zoeken in gebed.
Zoiets maakt indruk. Een koning op de knieën. Dat zullen de kinderen later wel aan hun kinderen door verteld hebben. Weet je nog, toen op dat plein, toen de koning hardop begon te bidden. Zoiets vergeet je nooit.
Een koning die zijn volk bijeen roept voor een gebedsdienst. Wat is er aan de hand? Josafat was zeker niet de eerste de beste. Hij had zijn zaakjes redelijk onder controle. In hoofdstuk 17 lezen we dat hij een sterk leger had, verspreid over het land. God bevestigde zijn koningschap. Zelfs in het buitenland dwong hij respect af. De volken om Juda heen hadden de schrik aardig te pakken. Ze durfden met hem geen oorlog te voeren. Filistijnen en Arabieren brachten hem geschenken en betaalden hem schatting. ‘Gaandeweg bereikte hij het toppunt van zijn macht en bouwde in Juda burchten en voorraadsteden’.
Maar nu staat deze koning met zijn handen omhoog en is hij ten einde raad. Wat is er gebeurd? Met enkele pennenstreken schetst de schrijver ons de situatie. Als een donderslag bij heldere hemel was het bericht gekomen. Een groot en machtig leger, tot de tanden bewapend, staat in Engedi. Ammonieten, Moabieten en Meünieten, lieden uit Seïr. Ze hadden zich verzameld en waren tegen Juda opgetrokken. Maar dat kan helemaal niet. Engedi bij de rode zee, zo dichtbij Jeruzalem. Het is de achtertuin van Juda. Overal had Josafat burchten laten bouwen, en zijn gebied beschermd. Maar natuurlijk niet hier. De dode zee was een natuurlijke grens. Onneembaar. Een verraderlijke aanval, waar je het niet had verwacht. Precies op de zwakke plek. En dan nog wel van volken die Israël met rust gelaten had. Zo zegt Josafat later in het gebed: Gij stond niet toe dat wij tegen hen mochten optrekken. Je proeft de spanning. Hadden we ze indertijd maar verslagen, dan zaten we nu niet in de problemen.
2. Met lege handen (Trouble in the Bible; page 1a)
Josafat is overrompeld. Alle menselijke mogelijkheden zijn hem uit handen geslagen. Hij heeft geen tijd meer om zijn leger te mobiliseren. De vijand staat in de achtertuin. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Here God waarom nu?
Als leider van het volk voelt Josafat de verantwoordelijkheid zwaar op hem drukken. Mannen, vrouwen en kinderen. Wat zal er van de vrouwen en van de kinderen worden als ze in handen vallen van de strijders. In het gebed dat hij uitspreekt, proef je de spanning, angst zindert er doorheen. Alles staat onder hoogspanning. Ook geestelijk gezien. Dat zien we als we naar de twee vorige hoofdstukken kijken: 18 en 19. In hoofdstuk 18 lezen dat Josafat een verbond sluit met koning Achab van Israël. Samen trekken ze ten strijde tegen de Syriërs, in Ramot te Gilead. Ze willen hun gebied en macht uitbreiden. Maar het loopt niet goed af. Koning Achab wordt gedood en Josafat ontsnapt ternauwernood aan de dood. En als hij dan terug is in Jeruzalem ontvangt hij een boodschap van de ziener Jehu: ‘Moest u de goddeloze helpen en zij die de Heere haten, liefhebben? Hierom rust op u grote toorn van voor het aangezicht van de Heere.’ Dat woord van de profeet heeft grote impact op zijn leven. Gods is toornig om wat hij heeft gedaan. In hoofdstuk 19 Josafat besluit het over een andere boeg te gooien. Hij trekt er op uit en spoort iedereen in zijn koninkrijk aan om terug te keren tot de Heere en Hem serieus te nemen. Verder stelt hij overal in het land rechters aan. Op basis van zijn nieuwe toewijding aan de Heere wil hij dat er recht geschiedt in het land en geen onrecht. En hij gebiedt de rechters uitdrukkelijk: ‘U moet u in de vreze des Heeren, in trouw en met een volkomen hart doen’. Ik wil niet langer dat de toorn van God rust op ons, op mij en op het land. Zo is hij bezig en probeert hij samen met het volk zich helemaal op de Heere te richten. Wat een mooie wending in zijn leven. Wat kostbaar dat God hem daarvoor de gelegenheid geeft. Na zijn misstap met Achab is God hem genadig gebleven. Het laatste woord van hoofdstuk 19 luidt: ‘Wees sterk en handel zo, en de Heere zal zijn bij hem die goed is’. Wat een geweldig en ontroerend getuigenis.
En dan komt hoofdstuk 20. Dan is daar ineens die geweldige legermacht. In Engedi. Bijna in de achtertuin. Wat nu? Hoe kan dit?
3. Herkenbaar (Trouble today; page 2)
Bange vragen die we misschien wel herkennen. Je was net zo goed bezig. Nieuwe stappen gezet in je relatie met God. Het moet anders, zei je bij jezelf. Na die ene preek. Na dat mooie gesprek met een medestudent. Dat moment waarop ineens tot je doordrong: waar ben ik eigenlijk mee bezig? Als ik zo door ga, dan gaat het niet goed. Dan lijdt mijn gezondheid eronder, mijn relatie, mijn huwelijk. Zo kan ik God niet onder ogen komen. Ik kan me niet langer verschuilen achter dat masker, en in twee werelden leven. Je was over een grens gegaan misschien, maar ineens is daar het inzicht. Het moet anders. Je gooit het over een andere boeg. Een nieuwe start. Nieuwe toewijding. In de dienst aan God. In het gebed. In de relatie naar je kinderen. In je vriendengroep. En met dat je die stap hebt gezet, met dat je andere keuzes maakt, het over een andere boeg gooide, is er in de stilte van je hart, ook die gedachte, dat God er wel blij mee zal zijn. Nu ben je eindelijk op het goede spoor. Dit is wat God van je vroeg. Nu zal zijn zegen op je rusten.
Inderdaad, God zegent gehoorzaamheid. Hij is blij als we breken met wat niet goed is, als we ons laten gezeggen, als we ons eindelijk gaan afvragen: Heere, maar wat wilt u dat ik doe? En die zegen van God is toch Zijn goedkeuring over de weg die je gaat. Die zal vast voorspoedig zijn. Diep in ons hart is er vaak die gedachte: als wij trouw zijn aan God, zal Hij trouw zijn aan ons. En het zal ons goed gaan.
En dan komt die tegenslag. Dan komt er dat obstakel. Dan gaat er een deur dicht. Dan wordt er aan je levensboom geschut. Dan is daar ineens die crisis. Dan is daar opeens dat conflict. Dan lopen de dingen stroef in je leven. Dan is de vreugde weg. Dan zijn daar die donkere wolken. Dan is daar die tegenwind. En komen er gelijk die vragen: maar Heer, hoe kant dit nu? Juist nu ik deze stap gezet heb. Dan is er die twijfel. Wat heeft het allemaal voor zin. Als dit het gevolg is, dan hoeft het voor mij niet. En je wilt de handdoek in de ring gooien misschien. Had God dit niet kunnen verhinderen, waarom nu? Ik ben toch goed bezig, goed op weg?
Gemeente, die veronderstelling dat als je de weg van God gaat, als je doet wat Hij van je vraagt, dat je dan geen problemen zult hebben, dat alles voorspoedig gaat, is niet juist. In de wereld zul je verdrukking hebben, zegt Jezus. Geloven is het gaan van de smalle weg. Dat is geen gemakkelijke weg. Dat is evengoed een weg met obstakels, gesloten deuren, met conflicten, met pijn, moeite en verdriet.
De Tsjechische priester en hoogleraar Tomás Halík schrijft in zijn laatste boek ‘Raak de wonden aan’ heel scherp: ‘alleen verwonding is een teken van een waar geloof’. Dat is scherp gezegd. Maar wel in lijn met de Bijbel. Een christen volgt immers Christus na. In het hart van het christelijk geloof staat immers een gewonde, stervende man centraal. Wat hier met Josafat gebeurt, hoort dus bij geloven in de God van de Bijbel. Geloof is geen serum voor succes of voorspoed. Het geloof is het mooiste dat je kunt overkomen, het geeft diepe zin aan je leven, maar het is niet gemakkelijk, gaat niet zonder scheuren. ‘There is a crack in everything, that is how the light gets in’ (Leonard Cohen). Er zit een scheur in alles, zo komt het licht binnen. Geloof is geen vrijbrief voor problemen. We moeten ons niet de vraag stellen: waarom gebeurt dit allemaal, maar de vraag is veel eerder: Hoe ga ik ermee om? wat ga ik nu doen?
4. De weg omhoog (Trouble in the Bible; page 1b)
Wat doet Josafat? Er rest hem nog maar een optie. Alle mogelijkheden zijn hem uit handen geslagen, er is nog maar één weg die hij kan gaan. Dat is de weg omhoog.
Ik zal nooit vergeten, dat ik bij iemand in het ziekenhuis op bezoek was, heel zijn lichaam zat met slangen vast aan monitoren en apparaten. Dominee, zei hij, ik kan alleen nog maar omhoog kijken. Als alle wegen afgesloten zijn, dan is daar altijd nog die ene weg. Die nooit afgesloten is. Die ook niet doodloopt. De weg naar God toe.
Misschien kost bidden je geen moeite. En is dat heel vanzelfsprekend voor je. Maar het kan ook zijn dat je teleurstellende ervaringen hebt met bidden. Zou God je nu wel helpen, want de vorige keer, heb je niets van het gebed gemerkt. Dat kan aan je vreten. Toch is het belangrijk dat je het wel blijft doen. En als je zelf niet kunt bidden, vraag dan gebed of laat een ander voor je bidden. Blijf kloppen. God is niet ongevoelig voor de nood van zijn kinderen. Een ding mag je weten: hoe alles ook gaat, Hij zal je niet laten vallen. Zijn handen zijn er, ook als je ze niet ziet.
Wat doet Josafat? Hij verzamelt het volk in Jeruzalem Hij roept een vasten uit en hij bidt. Het staat er maar kort, dat vasten. Heb je daar al wel eens aan gedacht, in die moeilijke situatie, als je zo om een antwoord van God verlegen bent? Je dingen ontzeggen, sociale media, alcohol, meer tijd voor gebed, omdat je er niet uitkomt? Om je hart te zuiveren van verkeerde motieven misschien. Ik zou het eens overwegen. Niet om God te pleasen, maar voor jezelf. Om heel diep van binnen je afhankelijkheid te beseffen. Josafat doet het en de mensen om hem heen ook. En dan lezen we dat Hij bidt. Josafat zoekt de weg omhoog. Wat valt op aan zijn gebed? Twee dingen. Het is een eerlijk gebed. Kijk maar hoe het eindigt. Aan het slot van het gebed horen we hem zeggen: ‘in ons is geen kracht, wij weten niet wat wij moeten doen, maar onze ogen zijn op u gericht’. Dat is eerlijk. Ook als je geen verwachting hebt, zegt dat maar in je gebed. Here, ze zeggen dat u mij hoort, u belooft het zelfs in de Bijbel, maar ik vind het moeilijk om dat te geloven. Zoek de weg omhoog. Al is het puur met je wil of je verstand. Dat is een keuze. Dat doet Josafat ook. Vers 3: Hij richte zich erop om de Heere te zoeken. Een besluit van zijn wil.
Het tweede is dat Josafat zichzelf en het volk herinnert wie de Here is en wat Hij voor zijn volk gedaan heeft. U bent de God in de Hemel. U bent de heerser van alle volken. U bent de God die hoort. ‘Wij zullen uit onze benauwdheid tot u roepen en U zult verhoren en verlossen’. Josafat spreekt God aan de beloften die Hij heeft gegeven. Wij zijn toch uw volk. Dit is het land dat u gegeven heeft. U bent toch de God die niet loslaat wat Hij begonnen is. Doe dat ook. God kan niet achter Zijn beloften terug (Luther).
En dan? Dan volgt het wachten. Vers 13 zegt treffend: ‘heel Juda stond voor het aangezicht van de Heere, ook hun kleine kinderen, hun vrouwen en hun zonen’. Heel het volk staat gespannen af te wachten wat God gaat doen. Ze gaan niet naar huis, zo van we hebben gebeden en nu moeten we maar weer zien. Je weet het toch immers nooit. Nee, ze blijven wachten.
[Ik moet denken aan iets dat eens voorviel in huis. Toen de kids nog klein waren. Ze zaten te spelen met iets en dat ging kapot. Ze kwamen naar me toe om het te maken. Ik moest er iets voor opzoeken. Toen ik terug kwam, waren ze er vandoor, iets heel anders gaan doen.]
Hier blijven ze wachten. Ik zal horen wat God de Here spreken zal.
5. Het antwoord van God (Grace in de Bible; page 3)
Dan komt het antwoord van God. Maar niet zoals we zouden verwachten. Twee dingen vallen op. Vers 14: ‘Toen kwam de Geest van de Heere in het midden van de gemeente’. God antwoord door de heilige Geest te schenken. Dat is trouwens een hele bijbelse lijn. Jezus zegt: ‘Indien dan Gij die slecht zijt goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden’. De Catechismus in zondag 45 wijst ons er ook op dat de Heilige Geest Gods eerste antwoord is op ons gebed.
God antwoordt door zijn Geest te geven. Ja, dat klinkt mooi, maar daar vroegen we natuurlijk niet om. Als we honger hebben bidden we om brood, als we problemen hebben, bidden we voor onze problemen. Als je ziek bent, bid je om genezing. Als je werkeloos bent, bid je om werk. Wat heb je nu aan de Heilige Geest? Gemeente: alles! De Heilige Geest is geen zoethoudertje. In de Heilige Geest komt God zelf. Hij geeft zichzelf en zegt: nu zullen we voor jou en jouw nood een uitweg zoeken. De Heilige Geest is de garantie dat het meer dan goed zal komen. Met de Heilige Geest komt God zelf naar ons toe om te helpen.
Nog iets dat opvalt. De koning bidt, maar aan wie wordt de heilige Geest geschonken? De Geest komt op een leviet Jahaziël. De Koning bidt, maar wie ontvangt het antwoord? Een leviet. Iemand uit het volk. Ziet u het voor u: heel het volk bijeen, heel de hiërarchische top, met de hoogste autoriteit in gebed bijeen. En dan komt het antwoord vanuit het volk. Van onderop. Een gewone broeder. Een eenvoudige dienaar wordt door God gebruikt.
Weet u, wie leeft met God moet open oren hebben. God antwoordt op onverwachte momenten, op verrassende wijze, vaak via andere mensen. Daarom is het zo belangrijk dat je lid bent van een gemeente. Met je vragen. Dat je leeft in gemeenschap met broeders en zusters. God spreekt vaak via hen. Wij bidden vanuit onze nood of verlegenheid en God antwoord via iemand anders. Laten we de onderlinge gemeenschap niet verwaarlozen. God gebruikt onze medebroeders en zusters om tot ons te spreken. Misschien was het voor de koning wel even slikken. Dat God een eenvoudige broeder gebruikt om tot hem te spreken.
Ook weer zo’n belangrijke lijn in de Bijbel: God spreekt van onderop. Dat heeft hij ook gedaan in de persoon van de Here Jezus. Hij is Gods antwoord op de ellende en problemen van ons mensen. Hij werd een mens als wij. Toen hij kwam, heeft hij niet geschreeuwd, zijn stem op de straten niet verheven. Hij had geen gedaante en gestalte dat wij Hem begeerd zouden hebben. Toch was Hij het door wie God tot ons sprak. Hij gaf zijn leven, in de marge, aan het kruis, daar deed Hij verzoening voor onze zonden. Het leek het einde. Maar het was de weg ten leven. Dat bleek op de vroege paasmorgen. Toen niemand het verwachtte, maakte God een nieuw begin. Wees niet bevreesd. Ik ben het. Vrede zij u.
Zo spreekt God door Jahaziël. En wat een woorden mag hij doorgeven, aan de koning en aan het volk: ‘Wees niet bevreesd. De strijd is niet aan u, maar aan God. Wees niet bevreesd, de Heere zal met u zijn’. Dat is misschien wel het meest belangrijke antwoord dat Josafat krijgt. De Heere zal met u zijn. Als Hij erbij is, kan de storm in je hart tot luwte komen. Dan mag je je bergen onder zijn vleugels. De woorden van God maken diepe indruk. Vers 18: Josafat buigt zich ter aarde. De koning en het volk gaan op de knieën. Met beide handen omarmen ze het woord. De profetie die via Jahaziël gegeven wordt. En de levieten gaan God prijzen. Loof de Here mijn ziel en vergeet niet een van zijn weldaden. Loof de Heere, want zijn goedertierenheid is voor eeuwig.
En weet u wat ik ook indrukwekkend vind? De volgende morgen spreekt de koning het volk toe. ‘Laten wij op de Heere vertrouwen. Laten wij op het woord van zijn profeten vertrouwen’. Hij pleegt overleg met het volk en ze besluiten het koor van de levieten voor de soldaten uit te laten gaan. De vijand treden ze tegemoet met een lofzang in de mond. Ik zal zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht. Zo zingen ze en prijzen ze de Heere. En op een wonderlijke manier worden de legers verslagen. Ze hoeven niets te doen, de tegenstanders gaan elkaar bestrijden en van de dreiging blijft helemaal niets meer over. Ze stonden erbij en keken erna.
6. Ook actueel voor ons (Grace today; page 4)
Gemeente, zo gemakkelijk zal het lang niet altijd gaan. Dat alle moeilijkheden als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen. Maar laten we dit in ieder geval meenemen. Vier dingen.
a. Als dingen ons benauwen, als we geen weg voor ogen zien, vergeet de weg omhoog niet. Laat God niet buiten je probleem, maar leg je situatie open voor Hem neer. En wacht op Hem.
b. Sluit je niet af van de gemeente. God gebruikt broeders en zusters om tot je te spreken. Hij is de levende God. Via het Woord en de prediking, via een gebed of een woord van iemand om je heen kan de Heere tot je spreken.
c. Vergeet niet dat als je je situatie in de handen van de Heere hebt gelegd, dat Hij voor je zal strijden. Leg je leven in Zijn hand. Hij is erbij en zie hoe Hij uitkomst geeft.
d. Vergeet in de tussentijd niet om te zingen. Breng het jezelf steeds weer in herinnering wie de Here God voor ons is.
Zoals de dichter van Psalm 40 het zegt: Laat wie uw heil beminnen hier en nu in U verheugd zijn, U ter eer, uitroepen: groot is onze HEER! Laat wie U zoeken jubelen in U !Al leef ik in ellende, de Here zal het wenden, de Heer ziet naar mij om.
Amen.