Jezus de ‘Selfie’ van God!

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Jezus de 'Selfie' van God!
Aan het laden
/
Schriftlezing: Exodus 20:4-6 - Kolossenzen 1:12-23
Datum: 9 november 2014
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Jezus de 'Selfie' van God!



Aan het laden





/

1. Geen afbeeldingen

Asher Lev is een hoofdpersoon in enkele boeken van de Joodse schrijver Chaim Potok (Mijn Naam is Asher Lev en De Gave van Asher Lev). Deze Joodse jongen uit Brooklyn heeft een groot artistiek talent, hij kan enorm goed tekenen en schilderen. Maar die gave brengt hem in conflict met Chassidische beweging waartoe hij behoort. Deze orthodoxe Joden nemen het tweede gebod erg serieus. Zij zien het teken- en schildertalent van de jongen als een gave van de Duivel. Het schilderen brengt Asher vooral in conflict met zijn vader. Deze is namelijk niet in staat om kunst te waarderen. Ashers vader verklaart de gave van zijn zoon uit het rijk der demonen, probeert het tekenen en schilderen van zijn zoon te onderdrukken. Het gaat definitief mis als Asher Lev een schilderij maakt over de kruisiging van Jezus. Dit beeld beledigt zijn ouders en zijn gemeenschap zo erg dat hij gedwongen wordt te vertrekken. En dat alles vanwege het tweede gebod.

Maar niet alleen in de Joodse traditie was dat zo. Ook in de christelijke traditie heeft dit gebod in een bepaalde periode geleid tot een heel negatieve houding ten aanzien van kunst. Er staat toch immers dat je geen beelden, geen afbeeldingen mag maken van de dingen in de hemel en op aarde. In de protestantse traditie na de Reformatie werd dit nog extra versterkt, doordat de katholieke kerk zoveel beelden van heiligen had. In behoudende kringen is er ook veel discussie geweest over dit gebod. Als het bijvoorbeeld ging over kinderbijbels. God mag je niet afbeelden, dat wist men wel, maar hoe zit dat met Jezus. Sommige mensen vinden nog steeds dat je hem niet mag afbeelden, omdat God dit in het tweede gebod verbiedt.

2. Tekst

Allerlei opvattingen dus over het tweede gebod, maar waar gaat dat gebod eigenlijk over? Wat is de bedoeling ervan? Vaak wordt gezegd dat het eerste gebod over de afgoden gaat (gij zult geen andere goden hebben voor mijn aangezicht) en dat het tweede gebod over het dienen van God gaat. Maar dat is niet helemaal waar. Het lijkt er eerder op dat het tweede gebod een uitwerking en uitbreiding is van het eerste gebod. Want als het eerste gebod ‘andere goden’ noemt, kan de vraag opkomen, wat daarmee dan concreet bedoeld wordt. Heeft het gebod betrekking op het bestaan van goden? Of gaat het over de afbeeldingen die er mensen ervan maken? Of mag je andere goden wel afbeelden, maar de God van Israël niet? Het eerste gebod is nog heel algemeen. Maar hier in het tweede gebod, wordt het heel concreet. Laten we samen eens goed naar dit gebod kijken. Wat wil God met dit gebod zeggen? Een paar dingen vallen op.

2a. Geen beeld maken

Het Hebreeuwse woord pesel betekent iets dat uitgehakt is. Het gaat om iets wat door mensen is vervaardigd. En het kan van steen zijn, hout of metaal. Het gaat bij dit woord dus echt om een concreet voorwerp, een afgodsbeeld om precies te zijn, dat door mensenhanden is gemaakt. En het tweede woord daarbij temuna, gaat over de vorm, de uiterlijke verschijningsvorm. In het Hebreeuws worden die twee woorden door een voegwoord verbonden, dat we met ‘namelijk’ mogen vertalen en een soort uitleg geeft. Geen beeld maken, namelijk: in welke vorm dan ook. Hoe het er dan ook uit ziet.

Ik kom er straks nog wel op terug, maar dit gebod gaat dus allereerst over concrete beelden (voorwerpen) die je niet mag vereren. Pas in de tweede plaats gaat het over verkeerde denkbeelden, verkeerde voorstellingen die je van God kunt hebben. Het tweede gebod zegt daar ook iets over. Maar die tweede betekenis is afgeleid van de eerste. Het gaat allereerst over een concreet voorwerp. Israël mag geen beelden maken.

Waarvan niet? Nou dat staat in het vervolg. Niet van wat boven in de hemel is, beneden op aarde en in het water onder de aarde. Om dit vers te kunnen begrijpen, moet u weten hoe het wereldbeeld van het oude Oosten in elkaar zit. Voor de oosterling bestond dat uit drie lagen. Je had de hemel boven (met de zon, maan en sterren, het gewelf als een soort ronde koepel over de aarde) – dan de aarde die als een soort schijf die op het water drijft en met pilaren vastzat aan – de oerzee onder de aarde, wat dan de plek was van het dodenrijk en van de onderwereld.

a. Geen beelden van de wat boven in de hemel is, heeft dus betrekking op de zon, maan en sterren, de hemellichamen, het zodiak, die in de andere godsdiensten als goden werden vereerd. In Egypte was de zonnegod Ra de hoogste en belangrijkste. Later met de Assyriërs en de Babyloniërs was de verering van de godin van de hemel en de sterren bijzonder populair, ook in Israël.

b. Geen beelden van wat beneden op de aarde is, heeft denk ik met met mensen en koningen te maken. Die soms als god werden vereerd. Denk aan de geschiedenis van Daniël en zijn vrienden die voor het beeld van Nebukadnezar moesten knielen en het dienden te vereren.

c. Geen beelden van wat beneden onder de aarde is. Dat heeft betrekking op de geesten van overleden mensen en op voorouders. Israël mocht geen contact meer hebben met hen die overleden waren en dus ook geen beelden van hen maken. Denk even aan de Terafim die Rachel van haar ouderlijk huis mee wilde nemen. Dat waren de voorouder-goden, die voor voorspoed en bescherming moesten zorgen. Hoewel overleden, zo was de gedachte, konden zij hun invloed laten gelden in de familie en moest je deze goden elke dag eren en offers brengen op het huisaltaar. Dat was het gebruik in die dagen.

Nee, zegt God, geen enkele afbeelding mag je maken van boven in de hemel, op aarde en onder de aarde, om – en nu komt het – om je daarvoor neer te buigen en die te dienen. Het gaat in dit gebod dus om eredienst, om het dienen en vereren, om het toekennen van goddelijke status aan beelden. Het gaat in dit gebod niet om een verbod op kunst, of het maken van schilderijen of afbeeldingen in het algemeen – het is juist belangrijk dat we ons als gelovigen juist wel op dit vlak begeven, om vanuit christelijk perspectief kunst, poëzie en literatuur te maken, waar niet het nihilisme, maar waar hoop de toon zet. In het tweede gebod verbiedt God dus het godsdienstig eren en vereren van afgodsbeelden. En omdat het gebod zo algemeen is, heeft het ook betrekking op de Here God zelf. Je mag geen beelden van andere goden, overleden mensen, maar ook niet van de Here God zelf maken.

Het volk Israël heeft dat geweten. Daarom zijn er relatief weinig afgodsbeelden gevonden in het land. Maar het heeft toch ook tegen dit gebod gezondigd. We stonden eerder stil bij de geschiedenis van het gouden kalf. Mozes bleef lang weg op de berg. Het volk wilde graag iets zien van de onzichtbare God en Aaron besloot een beeld te maken. Een stierkalf. En hij zegt erbij: dit is de God die jullie uit Egypte heeft geleid. Het gouden kalf had niet betrekking op andere goden, maar was bedoeld om de Here weer te geven. Maar we weten hoe het met Israël is afgelopen. De zonde van het gouden kalf heeft zoveel geestelijk kwaad gedaan, dat het volk er uiteindelijk aan ten onder is gegaan.

3. Verdieping

Waarom mocht Israël deze beelden niet maken en zich ervoor neerbuigen? Om twee redenen. In onze tekst staat omdat de Here een na-ijverig God is. Dat is de tweede reden, waar ik zo op terug kom. Maar er is nog een reden. Het mocht niet, omdat God weet hoe gevaarlijk die beelden zijn. Waarom?

3a. Gevaarlijk

Nou, dan moet u weten hoe afgodsbeelden gemaakt werden, in Egypte en in Mesopotamië. Er waren bepaalde mensen gespecialiseerd. Zij hadden een werkplaats. Moesten bepaalden rituelen doorlopen hebben. Speciaal gewijd zijn door de priesters. Er waren bepaalde dagen in het jaar dat een beeld gemaakt kon worden. Dan was de stand van de sterren gunstig. De materialen moesten ingezegend worden. Dan onder bepaalde gebeden werd het beeld gemaakt. Van speciale heilige materialen, die bekend stonden om hun magische betekenis. En dan als het beeld klaar was kon het in gebruik genomen worden. Dan was het tijd voor het mond-openingsritueel. Dan werd er gebeden en de betreffende godheid gevraagd om intrek in het beeld te nemen; om het te heiligen en als zijn woonplaats te beschouwen. Zodat waar het beeld neergezet werd, de godheid ook aanwezig zou zijn. Het beeld was dus als een soort venster waardoor de mensen met de godheid in contact kunnen komen en waardoor hij met de mensen communiceerde.

En waarom waren de beelden zo populair in die tijd? Omdat ze antwoord gaven op hele diepe gevoelens en emoties. De angst voor ziekte en misoogst. Het diepe verlangen bij mensen naar voorspoed en geluk, en het krijgen van kinderen. Als je die afgoden te vriend hield, dan zouden ze voor je zorgen. Als je dagelijks tot ze zou bidden, dan zouden ze je geven wat je nodig had. Angst zat er dus bij mensen achter. Je weet maar nooit. Beter ze te vriend houden. De mensen waren bereid om offers te brengen. Iedereen deed dat in die tijd.

Later bekritiseren de profeten Jesaja en Jeremia het vereren van beelden. Ze maken het belachelijk, om Israël ervan te weerhouden ze te gebruiken. Het is maar een stuk steen of een stuk hout. Met dezelfde boom waarvan je een beeld maakt, kun je je ook in de winter warmen. Maar het principe erachter wordt niet ontkend. De goden zijn geestelijke machten, die van de Here God ongehoorzaam werden en van Hem afgevallen zijn; ze zijn demonisch geworden, en ze hebben maar een doel: mensen bij God vanaf trekken en hun negatieve geestelijke invloed laten gelden. Beelden zijn dus nooit neutraal. Ze zijn dragers van de demonische machten. Via het beeld oefenen ze hun invloed uit. Onderdrukkend. Ze maken de mensen ziek. God weet hoe reëel de macht van deze beelden kan zijn en daarom verbiedt Hij ze. Er staat in Ex. 23:24-25 iets aangrijpends. God zegt tegen Israël: u mag zich voor de afgoden niet neerbuigen en hen dienen en de beelden moet u uit uw midden weghalen, dan zal … ziekte uit uw midden doen wijken. Beelden zijn niet neutraal. Ze maken mensen ziek. Vroeg of laat.

Ik maak even een uitstapje naar de actualiteit. Wij westerlingen zijn nuchter en geloven niet echt in al die onzichtbare krachten en machten. Wij vinden het niet erg om beelden uit een andere land in ons huis of tuin te hebben, omdat – zeggen we dan – we ze niet eren en dienen. Wij ontkoppelen het beeld met de god die erachter zit. Ik gaf ergens een inleiding op de Efeze-brief en legde uit dat Efeze in vroeger tijd een erg occulte stad was, waarin de godin Artemis een grote rol speelde. Prompt kwam iemand in de pauze met een groot beeld van Artemis naar me toe. Had hij in Turkije op de kop getikt en nu in zin huiskamer staan. Ook ben ik wel Egyptische Ushabti’s tegengekomen bij mensen, die door de overledene in zijn doodskist meegenomen werd. Als een prachtig kunstobject. Maar beelden zijn niet neutraal. We maakten dat sterk mee in Chili. Een jong echtpaar was op huwelijksreis naar Paaseiland gegaan en had daar van die kleine Moai’s meegenomen, die beelden die daar staan, en sommige cadeau gegeven aan collega’s. Ze werden ziek, en ook zij kreeg onverklaarbare buikpijnen en had steeds meer moeite om gewoon de Bijbel te lezen. Doe die beelden uit je midden weg en ik zal de ziekte uit je midden weg doen; het Woord van God werd concreet. Daarom sta ik persoonlijk ook terughoudend naar die gewoonte van vandaag om ook in je huis een beeld van Boeddha neer te zetten. Hoewel je ze misschien niet vereert, komen ze wel uit een andere godsdienst en zijn meer dan een stukje steen. Dat bleek vorig jaar, toen een bedrijf in Nederland Boeddha-knuffels voor kinderen wilde maken. Er kwam veel verzet van de fabrieksmedewerkers in Thailand. Dat mocht niet. Dat was heiligschennis. Boeddha mag je niet knuffelen; het beeld moet op een bepaalde hoogte staan; anders wordt hij boos en dat is niet goed voor de sfeer in je huis en leven.

Gemeente, het tweede gebod heeft op dit punt ook een grote actualiteit. Het roept ons op terughoudend te zijn als het gaat om beelden die in een andere cultuur godsdienstig karakter hebben. Want er staat iets op het spel, en dat is de relatie met de Here. Dat is het tweede punt.

3b. Jaloezie

Doe het niet zegt God, want Ik ben een na-ijverig God. Dat Hebreeuwse woord qana betekent eigenlijk jaloers. God is een jaloerse God. Ik weet dat dit woord bij ons misverstanden kan oproepen. Jaloers ben je op iemand als hij iets heeft wat jij niet hebt. Of je bent jaloers omdat iemand de aandacht en liefde krijgt die jij wilt hebben. Maar de Here God is niet op die manier jaloers. Hij is niet jaloers op de andere goden. Maar bedoeld is de passie die je voor iemand voelt van wie je houdt. En ook de passie die je voelt ten opzichte van je partner als hij of zij ontrouw is. God is een passievolle God die van zijn kinderen houdt en hen alles wil geven. En daarom ook zo boos kan zijn als je hem kwetst of als je ontrouw bent aan Hem. God had namelijk zijn mensen ten huwelijk gevraagd. Willen jullie met Mij trouwen. En Israël had zijn ja-woord gegeven. En God heeft een brandende passie voor de mensen. Hij wil niet dat zijn kinderen verloren gaan, dat die ziekmakende machten invloed over hen hebben. Hij wil dat we leven. Tot ontplooiing komen. Dat we die mensen worden zoals Hij ze heeft bedoeld. (vanmorgen teleios, volmaakt). Hij weet dat het echte-mens zijn alleen bij Hem veilig is. Daarom doet Hij er alles aan. Afgoden kunnen dat niet bieden.

4. Vergelden en liefhebben

Juist omdat Hij zoveel van de mensen houdt, neemt God het hoog op, zo blijkt uit het vervolg. De misdaad van de vaderen, we kunnen hier vertalen: van de ouders, zal ik vergelden aan hun kinderen, tot in het derde en vierde geslacht. We lezen dat vers elke zondag. Maar ik weet niet hoe dat bij u is, het roept vragen op en vervreemding. Betekent dit dat kinderen gestraft worden voor de misstappen van hun ouders? Maar ieder mens is toch verantwoordelijk voor zijn eigen daden? Is dat bedoeld? Nee, het betekent niet dat kinderen gestraft worden om wat hun ouders deden. Er staat namelijk bij ‘van degenen die mij haten’. Dat wordt gezegd over de ouders én over hun kinderen. Het betreft dus kinderen die hetzelfde doen als hun ouders. Beelden van God maken en Hem haten. Het gaat om een bewuste keuze.

Tegelijk dragen ouders natuurlijk wel een grote verantwoordelijkheid. In vroeger tijd leefden wel tot 4 generaties samen op een stukje grond. De zogenaamde groot- of extended familie. En als de oudere generatie afgoden eert en vereert, dan worden volgende generaties erin meegezogen. Dat is het gevaar en de verantwoordelijkheid die wij als ouders hebben voor de geloofsopvoeding. Serieuze zaak. Om de juiste beelden van God door te geven – daar kom ik zo nog op.

Het tweede dat hier staat is vergelden. De SV had hier bezoeken. Ik zal de ongerechtigheid van de ouders bezoeken. Dat is ook de eerste betekenis. God komt op huisbezoek. Hij komt kijken hoe het er voor staat; Hij observeert voordat Hij handelt. Hoe staat het met de dienst aan Mij. Ben ik welkom in dit huis? In dit gezin? En zo niet, dan vergeldt Hij de misdaad. Dan straft Hij. Wat betekent dat? Nou heel concreet dit: dan trekt Hij zijn handen af van de mensen. Dan neemt Hij zijn bescherming weg waar Hij niet welkom is. Dan zijn mensen aan zichzelf overgeleverd. Dan hebben de machten vrij spel. Dan trekt Hij zich terug. Dat is niet leuk. Het is verschrikkelijk. Dan is Zijn liefde en genade er niet meer. Zijn vriendelijk aangezicht.

5. Juiste beelden van God

Gemeente, voelt u in dit alles de passie van God. Hij laat zijn volk niet los. Hij wil het niet. Hij doet er alles aan om ze te behouden. Hij zoekt ze op. Zo is Hij ook met ons bezig. Dat wij Hem dienen en kennen zoals Hij werkelijk is. Geen beeld kan Hem bevatten. Beelden zin statisch. Maar de Here is dynamisch. Hij overstijgt alle beelden die we van Hem kunnen maken en hebben. Hij is de levende God.

Wat is het dus belangrijk dat we Hem eren en aanbidden zoals Hij werkelijk is. Daar gaat dit tweede gebod ook over. Dat we de juiste denkbeelden over God hebben. En dat we die denkbeelden ook telkens weer door de Schrift laten ijken en corrigeren. Want er zijn beelden die misschien wel populair zijn, maar echt niet kloppen.

Het beeld van God als boekhouder. Bij wie je eerst voldoende saldo moet hebben opgebouwd, om bij Hem terecht te kunnen. Een saldo van genoeg weten of genoegd doen. Bij een negatief saldo – als je te weinig bidt, de bijbel leest, gelooft, dan rekent Hij je erop af. Dan lijkt de boekhouder op een deurwaarder die verhaal komt halen.

Of het beeld van een supporter. God die aan de zijlijn van je leven staat en je aanmoedigt en steunt als dat nodig is. Hij begrijpt best dat je het druk hebt met spelen en werken en dat je niet de hele tijd naar Hem kunt zwaaien.

Of God als wegenwacht. Als je onderweg pech krijgt, kun je Hem oproepen. Hij komt gegarandeerd. Misschien moet je even wachten, maar Hij is er binnen het uur en als het nodig is gaat Hij een tijdje voor je uit om te zien of het gaat.

6. Slot

Gemeente, we hebben allemaal onze beelden van wie God is. Meegekregen vanuit onze opvoeding, verleden, kerk. We hebben onze voorstelling over hoe Hij moet zijn. Maar willen we echt weten wie Hij is, dan moeten we naar Jezus kijken. God heeft namelijk – met eerbied gezegd – een ‘Selfie‘ gemaakt. Dat is de Here Jezus. Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. In de Here Jezus heeft God zijn handen naar ons uitgestrekt. Heeft hij een stem gekregen om tot ons te spreken. Handen om naar ons uit te strekken. Voeten om ons achterna te lopen. Een hart om voor ons te breken aan het kruis. Dat is de passie van God. Die bezoeking is tot in het vierde geslacht. Maar zijn liefde tot in duizend geslachten. Daar ligt Zijn hart. Dat is God ten voeten uit.

Kijk naar de Here Jezus. Hij is het volmaakte beeld van God. Prent jezelf dat beeld van God in, stop het in je hoofd en in je hart. En al gaande weg, als je je op Hem richt, dan verander je niet langer God naar je eigen beeld, maar verandert Hij je naar Zijn beeld, Naar het beeld van Jezus. Dan kijkt God naar jouw leven en ziet Hij in jou zijn eigen zoon Jezus. Dat geeft Hem vreugde. Dat is Zijn verlangen voor ieder van ons.

Amen.