Als een bloem op het veld …

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Als een bloem op het veld ...
Aan het laden
/
Schriftlezing: Psalm 103
Datum: 21 november 2021
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Als een bloem op het veld ...



Aan het laden





/

1. Een herkenbaar beeld

Als een bloem op het veld … Je ziet het voor je. Die veldbloemen in de berm langs de weg. Een veld wilde bloemen tijdens het wandelen. Heel divers. In allerlei kleuren. Een prachtig gezicht. Met wat regen en zon, je ziet ze omhoog komen. Soms heb je in de tuin ook zo’n hoekje. Een zakje zaad in de grond gestopt. En dan zijn ze daar. Een prachtig gezicht. Ik denk dat de Here Jezus daar ook naar verwijst in de bergrede, als hij het heeft over de lelies in het veld. De uitleggers wijzen erop dat met lelies eigenlijk veldbloemen worden bedoeld. Zo’n veld met bloemen zegt Jezus is nog veel mooier dan de kleding van koning Salomo.

Een prachtig beeld dat Psalm 103 gebruikt. Tegelijk weten we dat veldbloemen heel kwetsbaar zijn. Neem nu de klaproos of de korenbloem die er vaak tussenstaat. Een dag, twee dagen, maar als de zon hevig brandt of de wind opsteekt, ze blijven niet lang overeind. Bloemen zijn prachtig, maar ook heel kwetsbaar.

Het beeld van een kwetsbare bloem komen we vaker in de Bijbel tegen. Zoals in Psalm 90. Voor God zijn duizend jaren als de dag van gisteren, als het gras: ‘dat in de morgen bloeit en opkomt, maar in de avond wordt afgesneden en verdort’ (vs. 5-6). De levensduur van mensen is kort als het gras. Of neem Jesaja 40. Daar zegt de profeet over de mens: ‘Alle vlees is gras en al zijn schoonheid als een bloem op het veld’. Dat is het beeld van Psalm 103. ‘Voorwaar, het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.’

Ook hier datzelfde beeld als in Psalm 103. Een mens kun je vergelijken met een veldbloem. Prachtig. Schitterend gemaakt. Kleurrijk. Vol met gaven. Maar tegelijk ook zo kwetsbaar. De bloem knakt, valt af, de plaats waar ze stond is bijna niet meer te herkennen, wat blijft is een lege plek.

Dat is de ervaring van velen van ons, die in de afgelopen tijd bij het graf hebben gestaan. De bloem die zo mooi, zo kostbaar was, is geknakt. De herinneringen zijn nog levend, toen we daar stonden. Toen we afscheid namen van een geliefde. De beelden zien we voor ons. De mensen. De kist. Het open graf. Er zijn beelden die je niet meer kwijt raakt. Ook ik als dominee niet. Al jaren geleden. Toen we daar stonden met de ouders van een overleden baby. Een kleine rieten mand. Met veel liefde neergelegd. Dan de aarde die erover gaat.

Soms kun je er vrede mee hebben, als je vader of moeder, of een geliefde op leeftijd was. Maar hoe anders is dat, als ze jong, midden uit de bloei van hun leven weggerukt zijn. Dat doet zoveel pijn. Het verdriet lijkt met de jaren soms wel dieper en heviger te worden. De vragen ook. Waarom nu al? Waarom op deze manier? Soms kun je je ook heel eenzaam voelen in je verdriet. Het leven verliest zijn glans. Alleen de zorg voor je kinderen. De ander is er niet. Hopelijk heb je iemand bij wie je je hart kwijt kunt. Die je echt kent. Die niet in paniek raakt als het even niet gaat. Maar zwaar is het wel.

Als een bloem op het veld.

Een bloem die op het veld verheven, wel sierlijk pronkt, maar krachtloos is en teer.

2. God weet ervan

Dat is het beeld van de psalm. Tegelijk is er in dit oude lied ook een krachtige boodschap. Want het is niet zo dat de Here God er helemaal buiten staat. Integendeel. Net voor dat beeld over de veldbloem, zegt vers 14: want Hij – de Heere – weet wat voor maaksel wij zijn, en blijft bedenken dat wij stof zijn. Eerst even het begin.

De Heere weet. Ik vind dat niet zo goed vertaald. Het Hebreeuwse yada is intiem kennen. Het wordt voor de intieme verbondenheid van een man en en vrouw gebruikt. Voor intieme vriendschap. Weten is hier kennen uit ervaring. God kent het leven van zo’n veldbloem, van een mensenkind.

Allereerst als Schepper. Hij heeft ons mensen gemaakt naar Zijn beeld. Hij kent ons door en door. Net zoals een programmeur de software kent die hij heeft gemaakt. Psalm 139: God kent ons tot in de diepste vezels van ons bestaan. Als Schepper kent Hij ons.

Ook als Redder. Want God is in de persoon van Jezus mens geworden. Hij kwam ons leven binnen. Hij kroop in onze huid. Hij werd een van ons. Hij heeft ons leven geleefd. Met alles wat daarbij hoort. Aan vreugde en verdriet. In de persoon van Jezus is God ons zo dichtbij gekomen. Wat de profeet Jesaja al profeteerde over God werd realiteit. ‘In al hun benauwdheid, was ook Hij benauwd’ (Jes. 63:9).

Dat is het weten waarover het hier gaat. Dat kennen van God. De psalm zegt tegen ons: God kent je. Dat gaat heel diep. Known unto God. Het lied voegt er twee dingen aan toe: Hij weet wat voor maaksel wij zijn en (letterlijk) Hij herinnert zich dat wij stof zijn. Twee beelden: maaksel en stof.

Stof

Dat is een beeld voor onze kwetsbaarheid. Het verwijst terug naar Genesis. In 2:7 lezen we dat Heere de mens uit het stof van de aardbodem schiep en dat Hij de levensadem in zijn neusgaten blies. Zo werd de mens tot een levend wezen. Wij mensen zijn uit het stof van de aarde gevormd. Na de zondeval klinken de woorden die ook bij het open graf te horen zijn: ‘In het zweet van uw gezicht zult u brood eten, totdat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent; want stof bent u en u zult tot stof terugkeren’ (3:19). Daar zit ook iets heel ontluisterend is. Geschapen naar Gods beeld, ja zeker, maar ook uit stof gemaakt. Broos en kwetsbaar dus. En als wij sterven, zegt Prediker, dan keerthet stof terug naar de aarde zoals het was, en de geest keert terug tot God, Die hem gegeven heeft (12:7).

Die kwetsbaarheid kennen we allemaal wel. Je hoef maar ziek te worden en je beseft weer dat je een lichaam hebt. Ineens kan alles zomaar anders zijn. God kent ons in ons stof zijn. Hij weet ervan. Het lijden en de gebrokenheid gaan niet buiten Hem om. Psalm 103 zegt: Hij weet ‘hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten en dat wij stof van jongs af zijn geweest.’

Maaksel

Het eerste woordje in de zin gaan niet over onze kwetsbaarheid, maar over onze opstandigheid. Want dat is ook een kant van ons mens zijn. Het woordje maaksel betekent letterlijk ‘vorm’. Een voorwerp heeft een bepaalde vorm. Een boek ziet er zo uit. Een kopje weer anders. Iets wat is heeft een vorm. Maar dit woordje hier betekent ‘neiging’ of ‘gerichtheid’. In het engels ‘frame of the mind’, de ‘mindset’ van iemand. Het wordt vaak ook in negatieve zin gebruikt. Twee voorbeelden.

Genesis 6:5 ‘En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren’. Letterlijk: de vorm van zijn hart. De vorm van je denken.

Jesaja 29:16: ‘U draait de zaken om! Alsof de pottenbakker als gelijk beschouwd kan worden met het leem, zodat het maaksel over zijn maker zegt: ‘Hij heeft mij niet gemaakt’,en het gevormde voorwerp over zijn pottenbakker zegt: ‘Hij heeft er geen inzicht in.’’

Maaksel staat dus voor de mens in zijn opstandigheid, zijn eigengereidheid, ook na ontvangen genade. Dat geldt ons allemaal. Die dubbelheid zit helaas in ons. De psalm legt daar ook de nadruk op.

3. De toorn van God

In de psalm gaat het ook over de toorn van God. Die toorn, die gerechtvaardigde boosheid van God, gaat niet over het feit dat wij stof zijn, over onze kwetsbaarheid, daar kunnen we niets aan doen, maar dat gaat over de vorm van ons hart, de neiging om los van God te leven, om Hem niet te gehoorzamen. Dat gaat over al die momenten dat wij God verdriet deden door onze woorden of daden, door wat we zeiden of nalieten te doen.

De psalm noemt het hele arsenaal van woorden die het Oude Testament voor zonde kent: zonden (vs. 10), ongerechtigheden (vs.10) en overtredingen (vs. 12). Dat gaat ten diepste over je eigen gang gaan, en God niet bij je leven betrekken, Hem niet vertrouwen.

Weet u, als alles goed gaat in je leven, dan staat je daar niet zo bij stil. Meestal niet. Maar als je ziek wordt of sterven gaat, komt die vraag in alle hevigheid op je af. Kan ik voor God bestaan. Zit het goed tussen Hem en mij. Die vraagt speelt altijd.

Nooit vergeet ik de worsteling van een man op zijn sterfbed. ‘Ik wil zo graag bij God zijn maar dat kan niet.’ Hij had zijn leven niet veel aan het geloof gedaan. Zijn vrouw was boos dat hij juist nu weer teruggreep op het geloof. De vraag of het goed zit tussen God en ons moet je niet uitstellen tot later. Dat hoeft ook niet. De psalm is een machtige getuigenis over de genade van God. Om dat te ontvangen hoef je alleen maar je knieën te buigen.

4. Loflied op Gods genade

Boven de psalm staat: loflied op de genade van God. 6 keer worden we opgeroepen om de Heere te loven. 2 keer aan het begin, en 4 kaar aan het slot. Loof de Heer. Daar staat in het Hebreeuws baruch. Dat wil zegen: zegen de Heere. Zegen mijn ziel de grote naam van de Heere. Zegenen is God prijzen voor wie Hij is.

22 verzen, net zoveel als letters van het Hebreeuwse alfabet. Alles zit in dit lied. Van A tot Z. Wat is de kern van de lofprijzing? De rijkdom van wat God voor mensen doet. Opgesomd in de verzen 3-5: ‘Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw ziekten geneest, Die uw leven verlost van het verderf, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als die van een arend.’

In een paar zinnen wordt hier de goedheid van God geschilderd. Zo kent Israël Hem. Zo mogen wij Hem kennen. Zijn heil waaiert in al die aspecten uit. En dan maakt de Psalm een move. Een toespitsing. Op twee punten.

Een

In de verzen 8-13 ligt het accent op zijn vergeving. Op een weergaloze wijze schildert dit lied de genade van God. Hij doet ons niet naar onze zonden. Als je je zonden belijdt, dan is dit de verzekering. Zo ver het oosten verwijderd is van het westen, en dat is heel verder, zo ver heeft Hij alles weggedaan. Dat is zo’n krachtige boodschap. Wie je ook bent, hoeje leven ook geweest is, hoe nalatig ook als je bij de Heere aanklopt, zelfs bij het uur van je dood, is er volkomen vergeving! Dankzij de Heere Jezus die voor onze zonden stierf aan het kruis! Dan zijn daar die open armen van de Vader. Dan drukt Hij je aan zijn hart.

Wij hoeven niet in onzekerheid te blijven over de vergeving en genade van God. Die is zo rijk en zo diep. Wie zich in de armen van God werpt, ontvangt vergeving, dankzij de Heere Jezus. En sterven wordt thuiskomen. Dat is de hoop en de troost van het geloof.

5. Loflied op Gods goedertierenheid

Tegelijk beseffen we ook, met alle vezels van ons bestaan, dat wij aan de andere kant staan. Onze geliefden zijn er niet meer. Wij zien de lege plek. We moeten het doen met onze herinnering. Wij moeten verder met het gemis. Ook daar zegt de psalm iets over.

Twee

Vier keer is daar het woordje goedertierenheid (vs. 4,8,11, en 17). Een woordje uit de kring van het verbond. Dat woordje kunnen we het beste vertalen met ‘standvastige liefde’. De verkondiging daarvan vindt zijn spits in vers 17. De bloem is gevallen, er is een lege plek, maar … de standvastige liefde van de Heere is er, van eeuwigheid tot eeuwigheid, dus altijd, voor ons en onze kinderen en de kinderen van onze kinderen. Met andere woorden: mensen zijn ons ontvallen, maar God blijft. Hij laat ons niet los met zijn standvastige liefde. Hij is al treft u felst verdriet, uw wachter die u voor wankelen behoedt. Uw bewaker. De schaduw aan uw rechterhand. Hij kent ons in onze kwetsbaarheid en in onze opstandigheid. Met zijn genade wist Hij onze zonden weg, en met zijn standvastige liefde omringt Hij ons en onze kinderen.

Gemeente, zo verkondigt dit oude lied het evangelie. Niet dat je het elke dag misschien zo zult ervaren. Maar het is wel waar: de genade en standvastige liefde van God, die aan het werk was in het leven van de geliefden die we hebben moeten loslaten, ze is ook aan het werk in ons en onze kinderen. De standvastige liefde is de regenboog van Gods trouw die boven ons leven staat.

6. Verdrietig, niet verslagen

Vandaag gedenken we in het midden van de gemeente de geliefden die ons ontvallen zijn. We zien een lege plek. Er zijn herinneringen. Er is stil en diep verdriet. Er is ook dankbaarheid voor wat God ons in hun leven gaf.

Nu gaan de bloemen nog dood, nu gaat de zon nog onder … Nu ben je soms nog alleen. Nu moet je soms nog huilen…

De bemoediging vanmorgen is dat de Heere ons kent, ook in ons verdriet, Hij weet ervan. Dat we stof zijn. Hij kent ook de vorm van ons hart, met alles wat daarin speelt. Maar Hij zegt tegen ons vanmorgen: de bloem valt af, maar mijn goedertierenheid, mijn standvastige liefde is er, en zal er steeds weer zijn.

Mijn liefde is zeker en waarachtig. Omdat al Mijn beloften in Mijn Zoon ja en Amen zijn.

Geloof het en laat je erdoor bemoedigen, Amen.