In goede Handen! (Over voorzienigheid en schuilen bij God)

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
In goede Handen! (Over voorzienigheid en schuilen bij God)
Aan het laden
/
Schriftlezing: Ruth 2
Datum: 25 juli 2021
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
In goede Handen! (Over voorzienigheid en schuilen bij God)



Aan het laden





/

1. In goede handen…

In goede handen’ is het lied dat ze had geschreven, voor haar kinderen als ze er niet meer zou zijn. Ik heb het over Kinga Bán, de zangeres die verbonden was aan Sela. 6 mei 2019 overleed ze. Het lied is een ontroerend getuigenis van Kinga aan haar kinderen. Het refrein gaat zo: ‘In goede Handen, ik weet dat ze er zijn, en jullie vangen, ze helpen je voorzichtig overeind. Als jullie vallen, en ik er niet kan zijn, wees maar niet bang, want jullie zullen in goede Handen zijn’.

In goede Handen. Geschreven met hoofdletters. Het lied gaat over Gods zorg voor mensen, in dit geval voor haar kinderen, die alleen achter blijven. Gods handen zullen er voor jullie zijn, zingt Kinga.

Gemeente, als er één lied is dat op de geschiedenis van Ruth van toepassing is, dan wel dit lied, over de handen van God. God is aanwezig. Zijn handen blijken er te zijn. Hij neemt het leven van deze kwetsbare mensen, van Naomi en Ruth, in Zijn hand. God spreekt niet, maar Zijn leiding is er wel degelijk. Ook al zegt God zelf geen woord, alles spreekt van Hem!

In dit boek Ruth werkt Gods leiding op twee manieren: in de omstandigheden en via mensen. In de gewone gebeurtenissen is God aan het werk. Dingen gebeuren bij ‘toeval’. Toeval is iets wat je toevalt. God is er bij betrokken. En Hij werkt ook via mensen, in de ontmoetingen die plaatsvinden, in de dingen die gedaan en gezegd worden.

Over Gods bijzondere zorg gaat het vanmorgen. Over Zijn voorzienigheid. Op twee manieren is die dus zichtbaar. Allereerst in de omstandigheden.

2. Gods leiding in de omstandigheden

In het eerste hoofdstuk hoorden we dat Naomi in Moab hoort dat er in Bethlehem weer te eten is. Die boodschap wakker het verlangen aan om weer naar haar geboortegrond terug te keren. En als zij dan met Ruth in Bethlehem aankomt, zie het slot van vers 22, dan blijkt de gersteoogst net te zijn begonnen. Een beter moment om aan te komen is er niet, want nu kan Ruth juist op het veld gaan om het koren te verzamelen. Een kleine hint dat ze precies op het goede moment aankomen. Toevallig of leiding?

En dan in hoofdstuk 2 lezen we dat ze besluiten dat Ruth naar de akker gaat waar het koren geoogst wordt om aren te rapen. Arme mensen mochten dat doen. Dat was niet zomaar een gunst van de boeren, maar het was een expliciet gebod van God.

Ik herinner het me goed. We waren in Israël op pad met een gids. Tijdens een van de tochten wees ze naar de akkers en het koren dat erop stond. Zie je dat vroeg ze? Ze wees naar de randen van de akkers, die al geoogst waren. Weet je waarvoor dat is? Ze vertelde dat 10% van de akkers geoogst worden, en dat deze opbrengst bedoeld is voor mensen die in de bijstand leven. Rabbijnen en organisaties waren daarvoor verantwoordelijk. Dat dit gebod van God nageleefd zou worden.

We lazen het vanmorgen in Leviticus 19.

Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen. En wanneer je bij de wijnoogst druiven plukt, loop dan niet alles nog eens na en raap niet bijeen wat op de grond is gevallen, maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen. Ik ben de HEER, jullie God (19:9-10)’.

Dat waren de wetten die God aan Israël had gegeven. Mensen die er gebruik van wilde maken, hoefden niet te bedelen om een gunst, maar mochten gebruik maken van een recht. Een recht van God. En Ruth kan van dat recht gebruik maken om koren te verzamelen op een akker, zodat er brood gebakken kan worden. Ook dit puzzelstukje valt op zijn plaats.

Ik vind het trouwens wel bijzonder, het samenspel tussen recht en inspanning. Het is niet zo dat Ruth alleen maar haar hadden hoeft op te houden, nee ze wordt zelf helemaal ingeschakeld. Het is met de hete zon nog best een inspannend gebeuren om op de akker te werken. Ze krijgt het niet voor niets. Wie in de gelegenheid was, de gezondheid had, moest zich ook inzetten. Dat is iets moois. Zo wordt de waardigheid van een mens gerespecteerd. Wie kan werken, mag zich op deze manier inzetten, en kan na een dag werken ook voldoening hebben.

En dan het derde wat opvalt. In vers 3 lezen we dat Ruth naar akker gaat om koren te rapen. En dan zegt de tekst: ‘het overkwam haar dat zij op een deel van de akker van Boaz terechtkwam’. Andere vertalingen zeggen ‘bij geval kwam ze’, ‘toevallig kwam ze terecht’ of ‘het gebeurde zomaar’. Ruth komt op de akker van Boaz terecht, die een familielid blijkt te zijn van haar schoonvader Elimelech. Zomaar komt ze daar terecht. Maar door het zo nadrukkelijk te zeggen, laat de schrijver iets doorschemeren van hoe hij het ziet. Hier zit de leiding van God achter.

Op het moment ziet je het misschien niet, maar als je terugkijkt, zie je in deze 3 puzzelstukjes toch iets van een patroon. Ik denk dat het zo bij ons ook zo gaat. De losse gebeurtenissen op zich zeggen ons misschien niet zoveel, maar als je ze met elkaar verbindt, dan is het te toevallig om toeval te zijn. En als we geloven, dat Gods handen er zijn, dat Hij erbij is, dan zal dat op een bepaald moment toch ook zichtbaar voor ons worden. Als we tenminste met de bril van het geloof kijken. Ik bedoel: als we tenminste geloven dat God aan het werk is. Als we in dat geloof leven, zullen we Zijn hand soms ook kunnen zien. Op het moment of als we terugkijken.

Gods leiding wordt dus zichtbaar in de omstandigheden: het begin van de gersteoogst, de wetten en de akker van Boaz. Nu dan het tweede element. Gods voorzienigheid wordt ook concreet in ontmoetingen die plaatsvinden. Zo vaak gebruikt God mensen, die hij op onze weg plaatst, en die ons helpen, door wie Hij tot ons spreekt. Mensen zijn soms de concrete handen van God waarmee Hij voor ons zorgt. Hier zien we dat bij Boaz.

3. Gods leiding via Boaz

Wie is deze Boaz? Hij blijkt een bloedverwant te zijn van Elimelech. In welke relatie precies hij stond tot Elimelech weten we niet, maar misschien een neef of zo. Hij is een zeer vermogend man, lezen we in vers 1. De grondtekst zegt het iets anders: hij is ‘machtig in aanzien’. Daar zit het element in van vermogen zijn, maar zegt ook iets over zijn reputatie. Dat hij goed bekend staat als mens. En dat blijkt. Zijn naam Boaz betekent: ‘In Hem is kracht’. Hij blijkt een gelovig mens te zijn. Die met God leeft en onder de mensen goed bekend staat. Een goede werkgever zou je kunnen zeggen. Dat blijkt uit een paar dingen.

a. Hoe hij mensen groet

Let eens op hoe hij de mensen groet, vers 4. Hij zegt tegen de maaiers: ‘ De Heer is met jullie’. En zij groeten terug: ‘De Heer zegene u’. Daar zit iets in van dat het geloof belangrijk is, als je in je groet al verwijst naar de Heere. Dan moet het geloof wel verweven zijn met je hele leven. Mooi is dat. Dan ben je een mens uit een stuk. Niet dat het er heel dik boven op moet liggen, maar de schrijver legt er hier wel even de vinger bij: Boaz leeft met God. Op zondag en door de week.

b. Hij heeft oog voor mensen.

Hij merkt dat er een asielzoeker op zijn akker aan het werk is. Een vrouw die er anders uit ziet, geen Joodse in ieder geval. Ze komt uit Moab hoor hij van de maaiers. Ruth is aan het werk gegaan, in de hoop genade te vinden in de ogen van de boer van wie het land is. In vers 10 zegt ze: ‘Ik heb genade gevonden in uw ogen, u hebt naar mij omgezien’. Boaz ziet een kwetsbare vrouw, ze is alleen, ze komt van elders. En hij besteedt speciale zorg aan haar. Ze mag op de akker blijven. Als ze dorst heeft, mag ze van de watervaten gebruik maken. Hij geeft haar tijdens de lunch brood om te eten en extra geroosterd koren. Hij geeft de maaiers de opdracht om wat extra koren te laten vallen, zodat ze meer kan verzamelen.

In al die kleine dingen laat Boaz zien, dat hij begrepen heeft, wat God van hem vraagt. God had aan Israël bekendgemaakt, dat zijn zorg extra uitging naar de weduwe, de wees en de vreemdeling. Kortom: naar mensen die kwetsbaar zijn. Die zorg belichaamt Boaz. Gods zorg voor kwetsbare mensen, komt in de persoon van Boaz naar Ruth toe.

c. Hij is een goede werkgever.

Boaz blijkt ook een goede werkgever te zijn. Kwetsbare mensen hebben bescherming nodig. Ruth is als weduwe en buitenstaander op de hulp van anderen aangewezen. Ze bevindt zich in een kwetsbare positie. Daar kan misbruik van gemaakt worden, door mensen met verkeerde bedoelingen. Maar Boaz geeft zijn personeel duidelijke instructies. Vers 9: Hij blijkt de knechten geboden te hebben haar niet aan te raken. Vers 15: Zijn knechten mogen haar niet lastig vallen. Ruth, je hoeft niet bang te zijn dat mijn mannen je lastig vallen. Hij geeft duidelijke kaders mee. Er is een klimaat waarin mensen veilig zijn.

Je kunt natuurlijk nooit helemaal voorkomen dat er misstanden zullen zijn. Maar hoe belangrijk is het om te werken aan een klimaat waarin zowel mannen als vrouwen zich veilig weten op de werkvloer. Wij zijn door de me-too-beweging en door alle verhalen over misbruik en grensoverschrijdend gedrag ons mee bewust geworden van wat er in de omgang tussen mannen en vrouwen allemaal mis kan gaan. Verantwoord ondernemen betekent ook dat je werkt aan een veilig klimaat en dat je duidelijke grenzen stelt, van wat wel en niet toelaatbaar is.

Boaz is iemand die als ondernemer staat voor recht en respect. Hoe kostbaar en belangrijk is dat. Hierin zie je iets terug van hoe God wil dat wij met elkaar omgaan. En dat het laatste: de woorden die Boaz spreekt tegen Ruth. We vinden ze in de verzen 11 en 12.

d. Hij spreekt troostvolle woorden.

In deze woorden zit het hoogtepunt van dit hoofdstuk. Met een enkel woord weet Boaz het hart van Ruth te raken. Wij zouden zeggen: de woorden die Boaz spreekt, zijn door de Geest geïnspireerd. Ze komen recht uit het hart van God zelf. Want kijk maar wat de impact is bij Ruth. Ze zegt in vers 13 als reactie: ‘u hebt mij getroost’ en ‘u hebt tot mijn hart gesproken’. Dat vind ik zo ontroerend. Met woorden kunnen we mensen pijn doen, zeker. Maar de juiste woorden, op de juiste plaats en op de juiste toon, kunnen ook zo helend zijn, kunnen ook zo goed doen. Dat vraagt fijngevoeligheid. Dat vraagt afstemming van het hart met God. Vanuit een luisterhouding. Naar de mens met wie je spreekt. Kijken met de ogen van God naar die persoon. En biddend vragen: Heer wat mag ik zeggen.

Hier zien we hoe het bedoeld is. Hier zien we dat Boaz transparant is tot op God. Wat kostbaar, als je je zo door de Geest laat inschakelen. Wat zegt Boaz dan?

1. Hij erkent wat Ruth allemaal voor Naomi heeft gedaan.

Ze heeft alles opgegeven. Ze heeft zichzelf weggecijferd, de bittere Naomi (noem mij maar Mara) heeft ze verdragen. Was dat makkelijk voor haar. Nee, natuurlijk niet. Maar ze heeft het uit liefde gedaan. Boaz geeft daar woorden aan. Hij heeft gehoord wat ze allemaal gedaan heeft voor Naomi. Blijkbaar spraken de mensen daarover. Ze zagen wel hoe verbitterd Naomi was teruggekeerd. Ondanks dat week Ruth niet van haar zijde. Boaz geeft haar waardering en erkenning. Wat is dat belangrijk! Dat mensen woorden geven aan wat je doet of hebt gedaan, dat het gezien is. Daar knap je als mens van op. Laten we dat meenemen! We zijn geneigd om zo vaak dingen te benoemen die we missen, die niet goed zijn, met wat ons stoort. Maar laten we nu eerst eens dankbaar zijn, goed van elkaar spreken. Dat doet ons als mens goed.

Boaz vraagt aan God of Hij Ruth daarvoor wil belonen. Dat de Heere haar zal zegenen.

2. Boaz ziet ook haar verlangen om de God van Israël beter te leren kennen.

Hij zegt: je bent gekomen van Moab, je hebt alles achter je gelaten, de goden die je gediend hebt heb je opgegeven, en nu ben je gekomen om onder de vleugels van God je toevlucht te nemen.

Wat een prachtig beeld gebruikt Boaz hier. We vinden het in de Psalmen terug. Schuilen bij God. Je toevlucht nemen onder Zijn vleugels. Dat heeft Ruth gedaan, toen ze de stap zette en zei ‘uw God is mijn God’. Met die stap mag ze ook daadwerkelijk schuilen bij God. Ze mag bij de God van Israël horen. Ze mag zich onder Zijn vleugels veilig weten. Zijn genade en vergeving ontvangen. Onder de vleugels mag ze de harteklop van Zijn liefde horen. Door haar belijdenis zal haar naam op de boekrol geschreven worden, als in Israël ingelijfd.

Wel een hele stap. Je moet je tentpinnen niet te vast in de grond hebben. Je moet ook bereid zijn om de relatie met God zwaarder te laten wegen, dan alle materiële spullen die je hebt. Wij zijn soms te vast geworteld, dat we vergeten dat we hier geen blijvende stad hebben. Maar Ruth maakt de goede keus. En ze heeft er geen spijt van. God neemt haar op in zijn plannen met Israël en de wereld.

Via Boaz laat God haar dat weten. Ruth zocht haar toevlucht bij Boaz. En via Boaz hebben de vleugels van God haar gevonden, en heeft God haar omarmd. Zozeer, dat diep in haar hart is geraakt en ze door de woorden van Boaz heen, door God zelf getroost wordt.

Wat een prachtige en ontroerende geschiedenis. God zegt zelf geen woord, maar alles spreekt van Hem.

4. Een man en vrouw naar Gods hart

Gemeente, ik rond af. Nog twee dingen wil ik noemen.

a. Boaz is een spiegel

Het feit dat Boaz in dit hoofdstuk zo centraal staat, is natuurlijk niet zonder reden. De schrijver laat het licht op Boaz vallen, omdat hij wil dat wij in de spiegel kijken. Hij wil ons laten zien hoe een mens die met God leeft, handelt en spreekt, en voor anderen tot zegen is. Met maar een verlangen: dat wij ook zulke mensen zijn. Dat we van dit Bijbelgedeelte zullen leren. Zo standvastig en trouw als Ruth, als Boaz, zo wil ik ook zijn. Laten we daar ook om bidden: Heere, maak mij ook zo’n mens, die met u leeft en die zich door u laat gebruiken. Wat mooi als ons leven zo voor anderen tot zegen is en dat ze de vleugels van Gods liefde over hun leven voelen.

b. Focus ligt op Boaz’ God

Het geheim van het leven van Boaz ligt niet in hemzelf, maar in God. In Hem is kracht. In Boaz herkennen we de liefde en genade van de Heere Jezus. Hoe hij leefde, Hoe hij vol was van de Geest, in de woorden die Hij sprak, hoe Hij mensen ziet, ook in hun kwetsbaarheid, hoe in zijn woorden en daden de liefde van God zichtbaar werd. Maar vooral omdat Hij als Heiland zijn leven voor zondige mensen gaf aan het kruis. Door zijn dood heeft hij vijanden met God verzoend en ze tot vrienden gemaakt. Dankzij de Heere Jezus mogen ook wij delen in de vriendschap met God. Tenminste, als we door het geloof met Hem verbonden zijn. Dan ben u en jij toch wel. Als we verbonden zijn met Jezus, dan zorgt de Geest ervoor dat ons leven tot zegen is voor anderen. Wij mogen Gods handen zijn.

Opdat anderen ook ontdekken, voor het eerst of opnieuw, dat ze bij de God en Vader van Jezus, in goede handen zijn. Zoals Kinga Ban zong: Als jullie vallen, en ik er niet kan zijn, wees maar niet bang, want jullie zullen in goede Handen zijn’. Wat een zegen als God ons gebruikt om tot zegen te zijn. Zodat anderen ook ontdekken: ‘Onder mijn leven zijn de eeuwige handen van God’. Amen.

Gespreksvragen

1: Gods leiding is hier zichtbaar in de omstandigheden en via mensen. Heb jij de hand van God in gebeurtenissen weleens ervaren? En zo ja, wat viel je dan op? Heeft God weleens mensen gebruikt om je verder te helpen? Op welke manier zag je Zijn hand?

2. Boaz is iemand die God dient in het gewone leven. Vier dingen worden van hem gezegd in de preek. Herken je daar iets van in je eigen leven? Hoe probeer jij God te dienen in je dagelijkse leven?

3. Omdat Boaz zelf geleerd had te schuilen bij God, kon hij ook een schuilplaats voor anderen zijn. Herken je dit uit je eigen leven? Noem eens een moment uit je leven waarin bij God je toevlucht zocht. En: hoe probeer jij een schuilplaats te zijn voor andere (kwetsbare) mensen?

4. Kijk nog eens naar Boaz. In welke dingen die over hem verteld worden, zie je iets terug van de Heere Jezus?

Dank God dat Hij in de Heere Jezus naar ons omziet.