Datum: 14 februari 2021
Download PDF
/
1. Herkenbare vraag
Ik vind de vraag van de discipelen heel erg herkenbaar: Heere, leer ons bidden! Achter die vraag zit verlangen en ook verlegenheid.
De leerlingen wisten natuurlijk best wel wat bidden was. Ze waren opgegroeid in een cultuur waarin het gebed belangrijk was. Als kind hadden ze van hun ouders geleerd te bidden. Het hoorde bij hun dagelijks leven. Maar bidden zoals Jezus deed, was toch anders. De intensiteit waarmee Hij bad. De overgave. Het vertrouwen waarmee Hij met Zijn hemelse vader sprak. Het riep bij hen een verlangen op. Zoals Jezus bidt, zouden wij ook wel willen bidden..
Verlangen, maar ook verlegenheid. Hun eigen gebedsleven stak zo schril af bij dat van Jezus. De momenten dat Hij de alleenzaamheid met Zijn Vader zocht, lagen zij nog te slapen. In allerlei situaties was het gebed niet het eerste waar ze aan dachten. Lang niet altijd was hun gebed zo vol overgave en vertrouwen. Verlegenheid.
Daarom die vraag: Heere, leer ons bidden. Het zou zomaar kunnen dat wij iets van dat verlangen en van die verlegenheid herkennen. Verlangen om een intenser gebedsleven te hebben. Verlegenheid, omdat het er vaak niet zo van komt. Ik herinner mij in de loop van de jaren heel wat opmerkingen als het ging over gebed: ‘ik vind het maar moeilijk om mij te concentreren. Ik blijf maar cirkelen in steeds hetzelfde riedeltje. Het is alsof ik tegen een muur praat. Ik bid alleen als het goed gaat in m’n leven. Ik hoor nooit wat terug van God. Het gebeurt me eerlijk gezegd veel te vaak dat ik ’s avonds laat in bed snel een gebed omhoog zend, maar vaak ben ik te moe ben om een echt gesprek te voeren met mijn Hemelse Vader.’
Wat er ook aan verlangen of verlegenheid in ons leven kan spelen, de vraag van de leerlingen is wel een eerlijke en ook een heel goede vraag. Dat blijkt uit het antwoord van Jezus. Hij gaat er namelijk uitgebreid op in. In wat Hij zegt en onderwijst, komen we dus op het spoor wat voor Hem belangrijk is als Hij bidt.
2. God zoekt mensen die ook luisteren
Bij de voorbereiding trof het me, dat aan dit onderwijs van Jezus, het gedeelte van Martha en Maria voorafgaat. Het is een bekend gedeelte. Beide zussen houden zielsveel van Jezus. Ze zitten aanvankelijk allebei naar Jezus te luisteren. Maar dan voelt Martha zich gedrongen om voor Jezus een maaltijd te bereiden. Ze is er druk mee en klaagt op een gegeven moment dat Maria maar blijft luisteren. Kan Jezus haar niet een seintje geven om mee te helpen. En dan zegt Jezus tegen Martha dat ze zich niet zo bezorgd hoeft te maken, wat Maria daar doet is goed. Ze heeft het beste deel uitgekozen. Ze luistert. Ze hangt aan Jezus lippen.
Martha en Maria zijn heel verschillend. We komen hen op allerlei plekken in het evangelie tegen. Allebei houden ze van Jezus. Allebei doen ze veel voor Jezus. Maar soms zijn er van die momenten, dat je ziel hunkert naar een woord van Jezus. Dat gebeurt niet voor iedereen op hetzelfde moment. Maria had het nu nodig om te luisteren. Martha moet zich daarover niet beklagen. Ook niet haar veroordelen. Het is nu de tijd van Maria. Op andere momenten is zij aan de beurt. In het leven van het geloof is er soms ongelijktijdigheid. Dat geeft niet. Veroordeel de ander niet.
Toch maakt Jezus hier wel een punt. Er is verscheidenheid van gaven. We zijn niet allemaal gelijk. De een lijkt meer op Martha, de ander meer op Maria. Weer een ander heeft iets van allebei. Maar of je nu een Martha bent of een Maria, voor allebei is het belangrijk, dat de band met Jezus er is, en dat je die onderhoudt, door naar Hem te luisteren, door aan Zijn voeten te zitten, Zijn woorden tot je te nemen. Door met Hem te spreken in het gebed.
En ja, daar gaat het volgende stukje over. Weet u, weet je wat ik zo mooi vind aan dit gedeelte? Dat het onderwijs vanJezus opkomt uit een vraag van een van zijn leerlingen. Heere, leer ons bidden. Bidden kun je dus leren. Ik vind het zo bemoedigend, want dit onderwijs van Jezus helpt ons, of je nu een Martha bent of een Maria, om verder te groeien in het gebed.
Nu eerst het gebed naar Jezus (bedoeling) en daarna het gebed van Jezus (zelf).
3. Het gebed naar Jezus
Welke antwoord geeft de Heere Jezus op de vraag van zijn leerlingen? Hij wijst ze op drie dingen. Het eerste is: een gebed naar Jezus heeft
a. de juiste prioriteit (vs. 2-4)
Jezus reikt zijn leerlingen het gebed aan dat wij kennen als het ‘Onze Vader’. Lucas heeft niet de uitgebreide versie van Mattheus, maar een kortere vorm. Wat opvalt aan dat gebed is de vertrouwelijkheid waarmee het begint. De discipelen worden uitgenodigd te bidden tot God als hun Vader. Wanneer u bidt, zeg dan: ‘Onze vader’. In vers 13: ‘uw Hemelse Vader’. De aanhef zet de toon. Jezus leert zijn discipelen datzelfde vertrouwen te hebben in de omgang met God als Hij heeft. Ook Jezus sprak tot God als Zijn Vader.
Mat. 11:25: Ik dank u, Vader, Heer des hemels en der aarde.
Joh. 17:1: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk uw Zoon.
Mc. 14:36: In Getsemané: Abba, Vader, alles is u mogelijk, neem deze drinkbeker van mij weg.
Luc. 23:46: Bij zijn sterven: Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.
Onze vader, zo mogen wij God aanspreken. Net zo vertrouwelijk als Jezus dat doet. God is is ook onze hemelse Vader. Dankzij Jezus.
Dat moet voor de discipelen wel schokkend geweest zijn. Zij kenden God als de heilige God, vol majesteit, de Schepper van hemel en aarde, de Verhevene, de Gans Andere. Wie zijn wij om Hem als onze Vader aan te spreken. Toch mag het. Want Jezus leert het ons.
De aanhef is belangrijk. Maar ook de volgorde, de prioriteit. De eerste drie beden gaan over God en de volgende drie beden over wat wij nodig hebben. Eerst gaat het over de Naam, het Koninkrijk en de wil van God. Pas in de tweede plaats over onze noden: brood, vergeving en hulp van God in de geestelijke strijd. Met dit gebed wijst Jezus ons dus op wat prioriteit moet hebben in ons gebed. God. Zijn plan. Zijn Koninkrijk. Zijn wil. Dat moet op de eerste plaats staan. Dan komt er ruimte voor wat wij nodig hebben.
Ik denk dat dit belangrijk is. Vaak beginnen we onze gebeden met wat wij nodig hebben. Zorg. Noden. Vragen. Die zijn ook niet onbelangrijk. Ze doen er ook toe voor God. Je mag Hem er ook om vragen. Maar Jezus leert ons bij God te starten. Bij al die dingen die voor Hem belangrijk zijn. Dat Zijn naam, dat is wie Hij is, onder de mensen bekend wordt. Dat wat in de hemel realiteit is, ook op aarde zal gebeuren. Dat Zijn wil en niet de onze voorrang krijgt. Wie bij God start, komt als vanzelf bij de mens uit. Omgekeerd is dat vaak niet het geval. Zo bidden leert je vanuit Gods perspectief te kijken naar de dingen die je zelf belangrijk vindt. Dat zuivert het gebed en geeft het de juiste richting. Een bijbels gebed heeft start altijd bij God.
Het tweede, een gebed naar Jezus is
b. aanhoudend en concreet (vs. 5-8)
Jezus maakt dat duidelijk aan de hand van een voorbeeld. Iemand die bezoek krijgt van een vriend of bekende die iets nodigt heeft. Hij heeft onverwacht bezoek gekregen, maar heeft geen eten in huis. Hij zoekt zijn vriend op en vraagt hem om brood. Het is midden in de nacht. Een ongelegen moment. Iedereen slaapt, maar de man houdt net zo lang aan tot hij gekregen heeft wat hij nodig heeft. Aanhoudend en volhardend is hij. Jezus neemt deze man als een voorbeeld. Als je bidt, wees dan net zo volhardend als deze man. Op het onbeschaamde af.
Mag dat dan, zo dwingend bidden en zo aanhoudend zijn in wat je van God verlangt? Ja zegt Jezus, doe dat maar. Want de man vraag niet voor zichzelf iets, maar voor iemand die bij hem aan de deur is gekomen en hulp nodig heeft. Dit gebed gaat over voorbede voor anderen. Voor de vragen en nood van anderen. Dan mag je zo dwingend aanhouden bij God.
Jezus wijst zijn discipelen op hun priesterlijke taak: het gebed voor mensen in nood, met hun vragen en zorgen. Dan mogen we heel vasthoudend zijn in ons gebed. God niet loslaten totdat Hij antwoord geeft. Zoals Abraham toen hij bad voor Lot. Zoals Mozes toen hij bad voor het volk. Vaak ontbreek het ons aan die volharding. Maar Jezus spoort ons aan om niet op te geven. We doen nooit tevergeefs een beroep op Hem! Dat is het derde punt dat Jezus aanreikt. Een gebed naar Jezus mag
c. verwachtingsvol zijn: God is een goede Vader! (vs. 9-13)
Als een zoon aan zijn vader om brood vraagt, zal deze hem dan een steen geven? Of als hij om een vis vraagt, een soort aal, krijgt hij dan een slang? Als hij om een ei vraagt, geeft zijn vader hem dan een schorpioen? Nee, welke vader zal zo iets doen?
Als wij bidden, mogen wij vertrouwen dat God ons nooit iets zal geven dat slecht is voor ons. God is een goede Vader, zegt Jezus.
Jezus moedigt ons aan – ik pas het maar even toe – om vrijmoedig te bidden, omdat God een verhoorder van het gebed is. Bid en u zal gegeven worden. Zoek en u zult vinden. Klop en er zal voor opengedaan worden. In dat vertrouwen mogen wij tot God gaan.
Ik weet dat hier een hele worsteling ligt. Dat we het idee hebben dat God niet antwoordt of dat Zijn antwoord lang op zich laat wachten. Het raadsel van het onverhoorde gebed. Dat kan je enorm ontmoedigen. Zozeer dat je de neiging hebt de handdoek in de ring te gooien. En het bidden maar achterweg te laten. Ik kan me dat zo goed voorstelen. Maar doe dat alsjeblieft niet. Wij begrijpen heel vaak de weg niet die God met ons kan gaan. Maar zegt Jezus, als wij bidden, geeft God ons altijd de hulp van de Heilige Geest. Als wij die slecht zijn goede gaven geven aan onze kinderen, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de heilige Geest geven aan hen die tot Hem bidden.
Jezus zegt dus: in het gebed staan we nooit alleen. Gods Geest is er ook bij betrokken. Gods Geest komt ons te hulp. Wanneer we twijfelen, wanneer we onzeker zijn, wanneer we het niet zien zitten, wanneer er geen perspectief is, geen hoop is, dan komt Hij met Zijn kracht. Hij is het die in ons woont, die ons hart kent, onze noden, Hij bidt voor ons, Hij zucht voor ons, Hij brengt onze vragen voor het aangezicht van God. Hij zet zijn vleugels onder ons gebed. Dat zien we niet, vaak niet. Maar Hij doet het wel. Dat is de belofte als we blijven bidden.
En de Geest doet nog iets. Hij richt onze ogen op het gebed van Jezus. Het tweede hoofdpunt van deze preek. We stonden stil bij het gebed naar Jezus, dat (1) start bij God (juiste prioriteit), (2) aanhoudend en concreet is, en (3) dat verwachtingsvol is. Maar nu het gebed van Jezus.
4. Het gebed van Jezus
Als de Heilige Geest ons leven binnenkomt, dan richt Hij ons op de Here Jezus. Op Hem die aan de rechterhand van de Vader zit. Jezus is in troonzaal van de Vader en Hij is in gebed. Hij leeft om voor Zijn kerk te bidden. Hij is bezig voor u, jou en mij bidden. Elke dag weer. Het is de eerste lijdenszondag.
Toen Hij op aarde was, heeft Hij zich door het lijden heen geworsteld. Heeft Hij onder sterk geroep zijn tranen geofferd aan de Vader. Toen heeft Hij zijn leven afgelegd tot verzoening van onze zonden. Toen heeft Hij de zaligheid verworven, voor degenen die in Hem geloven. En nadien is Hij teruggekeerd naar Zijn Vader. En nu is Hij in gebed voor al Zijn kinderen. Hij weet als geen ander wat wij nodig hebben, want Hij is ook mens geweest. Zo bidt Hij tot Zijn Vader. Wat bidt Jezus?
Vader, vergeef het hun, zij weten niet wat ze doen.
Vader, bewaar hen in uw naam.
Vader, leid hen niet in verzoeking.
Vader, ik wil dat zij bij Mij zijn om uw heerlijkheid te aanschouwen.
Vader, ik wil dat de liefde waarmee gij mij hebt liefgehad ook in hen zij. Zo is Jezus bezig. Hij bidt. Voor ons. En op Hem richt de H. Geest onze aandacht. Hij brengt ons de Here Jezus voor ogen. Hij die dood is geweest, maar die nu leeft om voor ons te bidden. Dat maakt alles anders.
Het belangrijkste onderwijs over het gebed, is de voorbede van Jezus zelf. Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken.
5. Ter bemoediging
Niet dat ons leven altijd gemakkelijk zal zijn. Niet dat bidden nu opeens heel eenvoudig is. Maar als je Jezus steeds voor ogen houdt, kun je toch met vertrouwen leven.
Corrie ten Boom schrijft ergens heel treffend: ‘als ik kijk naar de wereld, vrees ik voor morgen. Als ik kijk naar mijzelf, maak ik mij zorgen. Maar als ik kijk naar Jezus die bidt, dan weet ik mij geborgen.’ Zo is het. Amen.