Datum: 5 juli 2020
Download PDF
/
1. Als een sporter gefocust
In het bijbelgedeelte dat we hebben gelezen, wisselt Paulus van beeld: van een boekhouder naar een sporter. Hij spreekt niet meer over winst en verlies, maar over jagen, onderweg zijn naar de finish en de prijs die daar wacht.
De laatste tijd verschijnen er regelmatig biografieën van sporters: voetballers, tennissers, wielrenners. Op jonge leeftijd vaak succesvol, veel meegemaakt, ook vaak vanwege het niet kunnen omgaan met de verleiding van geld, alcohol, drugs. Maar één ding hebben al die sporters vaak gemeen: hun leven stond in het teken van discipline, van afzien, en heel veel trainen. Om maar dat ene doel te bereiken: een goede sporter te zijn. Prijzen te winnen. Heel hun leven stond in het teken van dat ene doel.
Dat beeld gebruikt Paulus. Een bekend beeld in die tijd. Denk aan een stadion. Een renbaan waar de atleten hun rondjes rennen, zodra het startschot heeft geklonken. Ze spannen zich in om de eindstreep te halen. Want daar wacht de lauwerkrans op de overwinnaar.
Zo is het ook in het leven van Paulus. Hij is een loper in de renbaan van Christus geworden. Hij is onderweg. Hij heeft de eindstreep nog niet gehaald. Daarom zegt hij: ik jaag er naar. Ik strek mij uit naar de finish, want daar ligt de prijs op mij te wachten. En voor dat ene doel heb ik alles over. Alle andere dingen in zijn leven zijn bijzaak geworden. Afkomst. Status. Carrière. Goede naam. Zijn focus ligt nu op Christus.
2. Waarom deze focus?
Waarom deze focus? Paulus wil niet dat de mensen een punt zetten na hun bekering, maar een komma. Hij is bezorgd voor een soort van gearriveerd christendom. Mensen die nu ze tot geloof in Jezus zijn gekomen, achterover gaan leunen, alsof ze alles al hebben, alsof ze alles al weten. Mensen die dik tevreden zijn met wat ze zijn en wat ze hebben. Paulus is bezorgd voor christenen die geen verlangen meer hebben, die niet meer willen groeien.
Als je eindexamen hebt gedaan van de havo of iets anders, dan zou je kunnen zeggen: die tijd van school heb ik gehad en nu ga ik werken en de school ga ik nooit meer van binnen zien. Ja, even afstand nemen van school, dat snappen we wel. Maar in feite ben je nog niet klaar. Een vervolgopleiding wacht. Of als je gaat werken dan zijn er ook weer allerlei cursussen om te doen. Je werkgever wil ook dat je je ontwikkelt. Stilstand is achteruitgang.
Je zou kunnen zeggen: zo is het in het geloof ook. Christus wil ons altijd weer bij Zich terug hebben. Hij wil ons doen groeien in de kennis van Hem. Hij wil ons meer laten ervaren van Zijn opstandingskracht. Hij ziet graag dat we Hem meer liefhebben. Dat we opwassen in de genade. Dat we vaster in onze geestelijke schoenen staan; minder afhankelijk van wat mensen van ons vinden.
Paulus heeft dat begrepen. Zoals we vanmorgen zagen: Jezus is een diamant. Er is zoveel nog van Hem te leren en aan Hem te ontdekken. Elke keer weer zijn er verrassende kanten van Zijn persoon, zijn onderwijs en Zijn karakter. Op de leerschool van de Geest zijn we nooit uitgeleerd. Dat gaat een leven lang door.
Daarom dus die focus op Christus en het leven met Hem. Hij die aan het einde van de eindstreep op ons wacht. Op Hem ben ik gericht. Daarom dus dat appel om te lopen en gericht te zijn op de eindstreep.
3. Gegrepen om te grijpen
Maar wat betekent dat voor ons dagelijkse leven? Die focus op het einde geeft aan het leven van een christen iets rusteloos. We zijn onderweg. Dat betekent: ons leven is in zekere zin onaf. Er is een spanning tussen het reeds en het nog niet. Die spanning verwoordt Paulus zo: ik jaag ernaar om het te grijpen (de prijs aan het einde), daartoe ik ook door Christus Jezus gegrepen ben.
Dat is dus het eerste in het leven van een christen: ik ben door door Christus gegrepen. Hij is mij te sterk geworden! Zo is het Paulus ook vergaan. Op weg naar Damascus heeft Jezus hem gegrepen. Gearresteerd. Jezus legde genadig Zijn hand op de apostel. Keer je om en ga doen wat Ik van je vraag. Die stevige greep van Jezus, die tegelijk zo vol genade was, daar is Paulus nooit meer los van gekomen.
In feite is dat toch ook gebeurd in ons leven. Als wij in Christus geloven, dat is dat toch omdat Hij ons te sterk werd. Omdat Hij zijn hand op ons leven legde. Ons corrigeerde. Opbeurde. Genadig bemoedigde. Waarom zitten we hier of luisteren we thuis, toch omdat we niet meer van Jezus los kunnen komen?! Daarom is er die beweging bij de apostel naar einde. Naar de finish. Want daar staat Jezus zelf, om iedereen die de eindstreep behaalt, in Zijn armen te sluiten. Als ik daar kom, wil ik dat mijn leven op Hem lijkt. Dan wil ik zoveel mogelijk beantwoorden aan het doel dat Hij met mij voor heeft. Daar strek ik mij naar uit, als een atleet, als een sporter.
4. als een loper …
Nu is het beeld van een sporter ook complex. In een wedstrijd lopen er meer. In een gewone wedstrijd gaat het er om dat je de snelste of beste bent. Dat is hier niet de focus. We kunnen het beeld van Paulus het beste vergelijken met een marathon. Dat is een lange afstand, die je op je eigen tempo loopt. Je ontvangt steun van medelopers, omstanders, maar het is vooral een persoonlijke tocht. Het gaat er niet om of je de eerste of beste bent, maar eenvoudig weg of je de finish behaald. Een strijd met de elementen van weer en wind, maar vooral een strijd met jezelf.
Dat beeld past goed bij Paulus. Als je het leven van een christen vergelijkt met een lange afstandsloper, dan is het zaak vol te houden, je niet te laten afleiden of ontmoedigen. Je kunt balast met je meedragen in de reis. Te veel spullen is nooit goed. Ook niet als je gaat lopen in de bergen. Je rugzak kan ook te zwaar zijn. Wat weegt zwaar? Vaak je verleden, wat je meedraagt, zonden, verkeerde keuzes, woorden die te veel of te weinig waren. Wat kan er al niet zijn dat je meezeult.
Zo was dat ook bij Paulus. Maar door de genade van God mag ik vergeten wat achter mij ligt. Zijn verleden, ambitie, verkeerde keuzes, leven tegen God in. Dat laat hij achter zich. Het is verleden tijd. Kan dat? Ja, dat kan. Waarom? Omdat God het hem vergeven heeft. Dat is het geheim van een christen. Zonden hoef je niet mee te zeulen. Waarom niet? Als je ze aan God beleden hebt, dan zijn ze vergeven. Voor God zijn ze verleden tijd.
Vandaag mogen wij ons verleden laten rusten. We vieren Avondmaal. God schenkt ons Zijn vergeving. Hij verzekert ons dat alles is volbracht. Dat ons verleden voor God niet telt. Althans ons zondige verleden. We mogen het brood en de wijn ontvangen. Als teken van vergeving, als belofte van een nieuw begin.
Nu mogen we het verleden laten rusten. Als het voor God niet meer telt, als zijn eigen zoon daarvoor heeft geleden, dan mogen ook wij het laten rusten. Uw genade is genoeg. De genade van God is altijd genoeg.
Daarom het appel: leg af wat je hindert, breng het bij God, en proef aan tafel Zijn vergeving. Het is weg. Verzoend. Om Christus wil. En we mogen opstaan tot een nieuw leven. Wij kunnen ons verleden niet ongedaan maken. God kan dat wel. En Hij deed het ook.
En daarom zegt Paulus: ik zie niet langer om, ik mag het verleden laten rusten, en nu richt ik mij op het doel. Ik richt mijn oog op de Overste en Leidsman van het geloof. De Here Jezus die mij voor is gegaan. Ik zet mijn treden in Zijn spoor.
Wat betekent dat concreet? Om de eindstreep te kunnen behalen, moeten sporters trainen en zich dingen ontzeggen. Ze letten op hun voedsel. Ze doen geen dingen die slecht zijn voor hun lichaam. Dat is bij een christen niet anders. Om goed op koers te blijven lezen we dagelijks uit de Bijbel. We zijn mensen van gebed. We matigen ons in het kijken en lezen van wat niet goed is voor ons geestelijke leven. We proberen zo veel dat kan de zondagse samenkomsten te bezoeken. We laten ons sterken door brood en wijn.
Dat is de discipline van het geloof. Maar we hoeven het niet in eigen kracht te doen. Want er is de trekkracht van Christus liefde. Er is de Geest die ons woont, die ons karakter bijslijpt, die ons aanspoort en elke dag onze krachten vernieuwd. Er zijn de omstanders, de broeders en zusters van de gemeente die ons aansporen.
Maar wat ons het meeste motiveert, dat is dat aan de eindstreep Christus op ons wacht. Dat Hij ons vermoeide en gekwetste lichaam in Zijn handen zal nemen en ons helemaal nieuw zal maken. Geen zonde, geen ziekte, geen dood, geen lijden en gebrokenheid, geen eenzaamheid, maar dan zal God alles en in allen zijn.
Daarom zeg ik met de dichter van Psalm 63: Mijn God, Gij zijt mijn toeverlaat, naar U, Heer, strekt zich mijn verlangen. Mijn hart wil niets dan U ontvangen, die leven zijt en leven laat.
Of met de woorden van het lied dat we nu gaan zingen:
Wees mijn verlangen, o Heer van mijn hart, leer mij U kennen in vreugde en smart. Laat mijn gedachten op U zijn gericht, wakend of slapend, vervuld van Uw licht.
Amen.