Waar God je roept …

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Waar God je roept ...
Aan het laden
/
Schriftlezing: Jeremia 29:1-14 - 1 Petrus 2:9-12
Datum: 22 september 2019
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Waar God je roept ...



Aan het laden





/

1. De troonrede: plannen voor de toekomst.

Afgelopen dinsdag was de derde dinsdag in september. De dag waarop de koning de troonrede houdt en de regering haar plannen voor de toekomst onthult. Hoe staat het land ervoor? Waar liggen de uitdagingen en wat zijn de zorgen? Wat is er aan geld beschikbaar en hoe gaat dit ingezet worden? In de troonrede kijkt de regering terug naar de afgelopen periode en kondigt zij nieuwe plannen aan. Meestal bevat de troonrede niet zoveel nieuws, veel plannen zijn immers al bekend of de inhoud ervan is al eerder uitgelekt. En zoals gebruikelijk levert de troonrede ook veel discussie op onder politieke partijen. De een mist dat, de ander dit. De een is op punten tevreden, voor de ander gaan de maatregelen niet ver genoeg. Heftige reacties soms.

2. Een steen in de vijver

Ik weet niet of de brief van Jeremia net zoveel discussie heeft opgeroepen als de troonrede. In deze brief aan de ballingen in Babel onthult de profeet de plannen van God voor de toekomst. Zullen die plannen op instemming hebben gerekend of zal er juist veel verzet zijn geweest? Ik vermoed dat deze brief als een steen in de vijver is gevallen. Want hoewel de toonzetting opvallend positief is, is de inhoud ervan behoorlijk schokkend. In de brief zegt God dingen tegen het volk die ze absoluut niet hadden verwacht. Ze moeten zich gaan inzetten voor de stad waar ze nu wonen. Ze moeten volop gaan participeren in de samenleving. En dat, terwijl ze als ballingen naar Babel waren gedeporteerd. Ze hadden niet meer dan een vluchtelingenstatus. Meegesleurd door de soldaten. Van huis en haard verdreven. Ver weg van het huis van God. In een vreemde en vijandige omgeving waren ze terecht gekomen. Het was het sluitstuk van een dramatische en pijnlijke periode. Na een jarenlange belegering was de stad Jeruzalem in hadden van de Babyloniërs gevallen. Het land was door de troepen leeggeroofd. De tempel als de woonplaats van God geplunderd en verwoest. Grote delen van de bevolking waren gedwongen om mee te gaan naar Babel. Daar troffen ze een grote, vijandige stad aan, boordevol met allerlei verschillende volken, elk met hun eigen cultuur en met hun waarden en normen. De stad stond vol met tempels en afgodsbeelden.

En in die stad kom je dan als balling, als gelovige terecht. Alle zekerheden zijn je uit handen geslagen. Je weet niet wat de dag van morgen je zelf brengen. Hoe zal het met je kinderen gaan? Wat ga je morgen doen? Hoe moet je rondkomen? Ga je de taal leren? Ga je je inzetten? Hoe kun je de Heere kunnen dienen in een vreemd land, in deze heidense omgeving? Waarom ben ik hier? Ik wil in Israël zijn, daar hoor ik thuis! Wat vraagt God van ons in deze situatie? Wat wil Hij dat we doen? Vragen die als vanzelf boven komen. En op die vragen geeft God bij monde van Jeremia een antwoord.

3. Geen isolement, geen aanpassing

Het antwoord van God is verbazingwekkend. Er zijn twee dingen die de ballingen in ieder geval niet moeten doen.

a. Kiezen voor afzondering. Die neiging was er natuurlijk. Als alles om je heen anders is, dan zoek je in hetisolementje kracht. Dat is herkenbaar. Ook voor ons trouwens. Als je een van de weinigen bent die gelooft, in de straat, op je werk of in je vriendenkring, dan zoek je anderen op die net als jij geloven. Daar kun je je verhaal kwijt. Zoiets heb je nodig. Daar is natuurlijk niets mis mee. Maar om je dan helemaal af te zonderen, dat gaat verder. Die neiging was er. Je afzonderen en wachten tot God Babel zou straffen. Wanneer je zo min mogelijk contact hebt met andersgelovigen, voorkom je dat je door ze beïnvloed wordt. Door hun denkbeelden en door hun manier van leven. Er waren profeten die zo’n houding stimuleerden. Zoals Chananja in hoofdstuk 28. Hij voorspelde dat het volk spoedig zou terugkeren uit de ballingschap. Zijn boodschap was: houd je afzijdig. Het is een heidense omgeving. Probeer hoogstens wat geld te verdienen, maar zet je niet in. Het is een zinkend schip. God haalt je hier gauw weg. Zoek je kracht in de afzondering. Nog steeds kiezen groepen en kerken voor deze houding. Denk aan sommige reformatorische kerken of aan de Amish in Amerika. Zij zoeken de afzondering van de boze buitenwereld. Alleen als je niet meedoet met alle moderne ontwikkelingen kun je het geloof bewaren.

Een andere optie is aanpassing. Dat was de strategie van de Babyloniërs. Met hun deportaties haalden zij volken weg uit hun natuurlijke omgeving en brachten deze naar Babylonië. Met de gedachte dat ze zich zouden aanpassenen de cultuur van Babel spoedig eigen zouden maken. Daarom hadden ze de leiders van het volk, de priesters en profeten, de koninklijke familie, de meest bekwame ambachtslieden en smeden (zie vers 1-3), meegenomen. Als zij zich zouden aanpassen zou de rest van het volk wel volgen. Ze kregen een plek in de stad om te wonen; ze konden een baan krijgen; een opleiding. Net als bij Daniël en zijn vrienden. Ze krijgen de beste opleiding aangeboden. In de hoop ze sociaal, intellectueel en cultureel op te laten gaan in de cultuur van Babel. Daarom krijgen ze ook een nieuwe heidense naam. Zo hoopten ze dat het volk haar geloof en tradities zou gaan verliezen. Aanpassing. Dan zouden ze geen kwaad meer kunnen doen en zich wel rustig houden.

Maar Gods opdracht aan het volk is verbazingwekkend anders. Zet je in voor de stad. Zoek het goede voor de stad. Die boodschap is ook voor ons van belang. Wij leven natuurlijk in een andere tijd. Wij zijn geen ballingen zoals zij. Het maakt nogal uit of je gedeporteerd bent en als vluchteling in een land leeft, ver bij je moedergrond vandaan of dat je als gelovige leeft in een land dat eeuwenlang door het christendom gestempeld is. Dat is een wereld van verschil.

Toch is er een overeenkomst. Een christen is namelijk in zekere zin ook een vreemdeling. Hij is niet alleen burger van het land waar hij woont, maar ook burger van het koninkrijk van God. Als het goed is leeft hij volgens de waarden van dat hemelse koninkrijk. Hij staat met zijn beide voeten op aarde, maar leeft met het hoofd in de hemel. Dat geeft aan het geloof een bijzondere spanning. Een leven tussen hemel en aarde, tussen ballingschap en thuiskomst. Wel in de wereld maar niet van de wereld.

Zo leven wij hier op aarde. In een samenleving waar de dienst aan de levende God steeds meer verdrongen wordt naar de rand van het (privé)leven. Waar andere waarden over geld, macht en seks gelden. Een wereld waarin er weinig ruimte voor God is in het publieke debat. Waar je als christen een vreemde eend in het bijt bent. Zo, jij gelooft dat allemaal nog? Dat is toch allemaal allang achterhaald? Religie zorgt alleen maar voor gedoe. Mensen halen meewarig hun schouder op. Maar tegelijk – en dat is het vreemde – voelen we ons hier op aarde ook geweldig thuis. We genieten van alle welvaart en mogelijkheden. Onze tentpinnen staan vast in de grond. We onderscheiden ons nauwelijks van onze niet-gelovige of anders-gelovige collega´s of vrienden. We maken dezelfde keuzes soms. Vreemdelingen? Nou niet echt eigenlijk.

De brief van Jeremia zet vanmorgen de dingen op scherp. Wat wat zegt God in deze brief? Twee dingen.

4. Een hartstochtelijke opdracht: zet je in!

Zoek de vrede voor de stad en bidt voor haar (vers 7). Dat is nogal wat. Zoek de vrede voor Babel. Dat is de stad van de wrede overheerser. Van de tiran die je zojuist uit je land heeft gehaald. De stad met zijn heidense tempels en andere goden. Zet je in voor deze stad. Die boodschap moet bij Israël wel binnen gekomen zijn. Ze moeten huizen gaan bouwen. Tuinen gaan aanleggen. Hun kinderen mogen trouwen. Op die manier moeten ze hun dagelijkse leven en gebedsleven afstemmen op de stad waar ze zijn. Zet je leven gewoon voort zoals je dat in Israël ook gedaan zou hebben. Ze moeten zich niet distantiëren en afzijdig houden, maar oprecht het goede voor de stad zoeken.

Het goede. De grondtekst zegt hier ‘shaloom’. Ze moeten de shaloom voor de stad zoeken. Shaloom is meer dan vrede. Shaloom omvat ook veiligheid, welzijn, gezondheid, voorspoed. De NBV vertaalt met bloei. Dat de stad tot bloei komt. Dat is wat zwak misschien, maar dat de inzet voor de stad goed is, zegenrijk. Shaloom zoeken betekent dat door je inzet mensen opknappen, er beter van worden, vrede ontvangen. Zo moet het volk zich inzetten voor de stad.

Dat is in lijn met wat de Heere Jezus zegt. In Mattheus 5 vraag Hij van zijn leerlingen dat ze zich voor de mensen om hen heen inzetten: ‘opdat zij uw goede werken zien en God de Vader verheerlijken’. Je inzetten. Het goede zoeken als vrijwilliger, bij de EHBO, buurtvereniging en sportclub. Je tijd geven aan de gemeenteraad, wijkwinkel, eethuis, voedselbank. Mensen in nood helpen. Bemiddelen waar conflict is. Een luisterend oor. Een bemoedigend woord. Bij je buren op bezoek in ziekenhuis. Iemand die het moeilijk heeft bellen. Een kaartje misschien. Maar ook via je werk. Dat je je werk goed doet. Dat je een betrouwbare collega bent. Een mens op wie men kan rekenen. Je baan, je beroep, dat is waarin God je geroepen hebt. Zoek de vrede, doe het goede, op de plek waar je woont en werkt.

En: bid voor de mensen om je heen. Mensen die Jezus nog niet kennen. Schrijf ze op in je gebedsschrift. Zet een foto van ze naast je PC. Bid voor je buren en collega’s als je gaat eten. God vraagt dat van je. Bid voor de stad, voor haar bestuurders, bid voor de mensen. Dien de mensen met wat je kunt.

Waarom? Omdat je misschien wel de enige bent die mensen in aanraking kan brengen met de Heere Jezus. Omdat je de enige bent die als leesbare brief van Christus in iemands huis komt. De enige die op een verjaardag de geur van Christus kan verspreiden. Daarom is wat je doet of zegt zo belangrijk. Je inzetten, met een stil gebed dat God je gebruiken zal.

En weet u? God verbindt daar een belofte aan. Zoek de vrede van de stad, want in haar vrede zult u vrede hebben. Gemeente, beseffen we hier wat God zegt. Eerst de stad en dan wij. Eerst de ander, met zijn noden en zorgen, daarvoor je inzetten, daarvoor bidden, en zo in die weg, zal God ons zegenen. Dat zinnetje heeft mij erg bezig gehouden. Ik hoor hierin ook: dat we als gelovigen en als kerk niet eerst met onszelf bezig moeten zijn. Elke keer weer is de neiging om dat te doen. Veel van onze tijd gaat op aan binnenkerkelijke zaken. Een grote gemeente; er moet ook veel geregeld worden. Dat snap ik. Maar hier lees ik toch: eerst de ander, de stad, de mens die Jezus niet kent, daar moet alle gerichtheid op zijn, en dan draagt God zorg voor ons en voor onze noden.

Dat is trouwens een leven in het voetspoor van onze Heiland. Hij heeft de hemelse heerlijkheid verlaten om hier op aarde mens te worden. Hij ging die diepe weg om ons te kunnen redden. Hij was bereid de weg van ontlediging te gaan. Hij achtte de ander uitnemender dan zichzelf. Zo deed Hij verzoening voor onze zonden. Dat is wat God van ons vraagt: laat die gezindheid zijn die ook in Christus Jezus was. Een hoge roeping. Ja zeker. Wie is hiertoe in staat? In eigen kracht gaat dit niet lukken, maar wij mogen bidden en rekenen op de kracht van de Heilige Geest. Hij zal ons hierin te hulp komen.

God verbindt aan zo’n houding een machtige belofte, in vers 12 en 13: ‘als u tot Mij zult bidden, dan zal Ik naar u luisteren. U zult Mij zoeken en vinden, als u naar Mij vraagt met heel uw hart.’ Dat is een belofte voor mensen die leven in de stad en zich voor de mensen inzetten. God geeft ons alles om de roeping te kunnen uitvoeren.

Israël moest leren de zegen van God op te merken te midden van de mensen waar ze woonde. Zo ook wij. Misschien wordt ons gebed om zegen wel verhoord door de aandacht en zorg die u van uw buurman of buurvrouw krijgt. Misschien wordt ons gebed verhoord door die zorg waar u van de overheid een indicatie voor krijgt. Misschien ontvangt u een gebedsverhoring via een envelop die door iemand in de bus is gedaan. Misschien ervaart u Gods zorg wel via de mensen bij u uit de buurt. In haar vrede zal uw vrede gelegen zijn

Ja, dat is wel een mooie lijn. Maar – zegt iemand – ik heb wel een vraag: is dit niet veel te horizontaal. Je inzetten voor de naaste, voor de mensen in de stad. Wij zijn toch geroepen om het evangelie te verkondigen? Hoe verhoudt zich dat hiermee? Goede vraag. Daarom nu het tweede punt van de brief.

5. Een indringend appel

Naast de opdracht is er ook een appel. In vers 13: ‘zoek Mij met heel uw hart’. Je houdt het in Babel alleen vol als je met heel je hart op de Heere gericht blijft. Als je focus is op Hem! En wij zijn ook vandaag geroepen om in alles op de Here Jezus gericht te zijn. Als we door het geloof met Hem verbonden zijn, en ik bid dat u en jij dat bent, dan ligt onze identiteit in Hem. Want Hij heeft ons lief gehad met een eeuwige liefde. Hij heeft heel ons zondebestaan voor zijn rekening genomen. Hij betaalde de prijs van onze ongehoorzaamheid. Want zo vaak zijn wij ook in Babel gestruikeld. Maar Hij heeft dat willen dragen. Wij mogen dankzij genade van Gods vergeving leven. Dat is genade. Daarom dat appel: zoek Mij met heel uw hart. Dan ontdek je dat. Dan zal ik door U gevonden worden. Dan is er die verbondenheid met de Heere. Dat is de basis. En dat moet het volk in Babel niet vergeten.

Want weet u wat God daar tegen Israël zegt? Het volk zal geruime tijd in Babel blijven 70 jaren. Minstens drie generaties, maar daarna zal God het volk thuis brengen (vers 10). Dat betekent: hoewel het volk in Babel woont en zich volop inzet, bidden, maar heeft het daar geen blijvende stad. Ze zijn vreemdelingen. Heere God wij zijn ontheemden, vreemdelingen, door te luisteren naar uw stem. En in die spanning leeft het volk in Babel. Wel in Bale maar niet van Babel. Voorbijgangers in Babel. Dat is precies de spanning waarin ook wij ons bevinden. Wel in de wereld maar niet van.

Augustinus spreekt over de stad van God en de stad van de mens. De stad van God staat voor het hemelse koninkrijk. De stad van de mensen voor de stede waarin wij leven. Dat is een stad waarin mensen gericht zijn op het hebben van invloed, status, geld, macht, liefde etc. Heel het leven van veel mensen draait daarom. Daarin zoeken ze hun identiteit. Intensief. Tot vermoeiends toe. Mensen groeien vaak ten koste van anderen. Het is de stad van onrecht en losbandigheid. En die stad leven jullie, zegt Augustinus. Maar hopelijk wel als mensen die burges zijn van de stad van God.

Als gelovigen zijn wij geroepen om naar de waarden van de hemelse stad te leven. Daarom dat appel. Zoek Mij met heel je hart. Dan zul je door Mij gevonden zijn. Dat is de basis waaruit alles voorkomt. Want als het volk niet op God gericht is, als het niet leeft vanuit de genade, dan is heel die periode daar vruchteloos. Als je niet met Hem Hem verbonden bent, ga je leven volgens de waarden van de stad van de mens. Dan gaat het eigen belang, je eigen agenda, alles in je leven sturen. Dan verlies het zou t haar kracht. Daaro moest het volk in Babel op de Heere gericht zijn. God was het fundament. Ik zal. Daarop was hun leven geënt. Wij mogen dat om Christus wil ook zeggen. Als we met Hem verbonden zijn. Dat zijn genade het fundament is. Zo mogen we ons inzetten. Onze identiteit hangt niet af van wat we doen. En zo kunnen we ons geven. We hoeven ons niet te bewijzen. Onze waarde en geluk niet laten afhangen van wat mensen van ons vinden, maar er is een ding belang in het leven inde stad. Dat ik weet dat ik het eigendom van Christus ben. En dan kan zomaar het moment komen dat iemand aan je vraagt: joh, waarom zet jij je zo in voor de voedselbank, waarom bezoek je mij in het ziekenhuis, en dan mag je misschien iets vertellen over de hoop die je hebt in de Heere Jezus. Dat Hij gekomen is om mensen een hoopvolle toekomst te geven.

6. Een blijvende opdracht

Gemeente, het appel van God is dus:

(a) leef inde wereld:onttrek je niet, maar zoek het goede voor de mensen om je heen (collega’s, medestudenten, klasgenoten), heel concreet en praktisch; laat je licht schijnen, waar je woont, werkt, studeert.

(b) leef andersinde wereld: laat je niet drijven door je eigen verlangens of ego, maar breng het evangelie in de praktijk, als iemand die Christus toebehoort, iemand die de reuk van Christus verspreidt, iemand die een leesbare brief van Christus is. Weet dat je het eigendom van Christus bent. Dat is een hoge verantwoordelijkheid. Geroepen om zijn geur te verspreiden. Daarom lieve broeders en zusters,

Wees daarom iemand die de omgang met de Heere zoeken, elke keer weer. Alleen zo blijven we op God gericht en zal de genade van Christus in ons leven blijven stromen. Zo alleen kunnen we tot zegen zijn. Amen.