Datum: 15 september 2019
Download PDF
1. Boosheid zoekt uitweg
Het gebeurde in mijn studententijd. Samen met een medestudent hadden we een reis naar Roemenië georganiseerd. We wilden daar een conferentie voor theologiestudenten bezoeken. 12 studenten melden zich aan en we gingen op pad. 9 in een bus, 3 in een auto. Omdat de reis lang was, deden we hem in etappes. Bij elke etappe spraken we af, waar we elkaar een paar uur later weer zouden ontmoeten. In het begin ging alles goed. Maar naarmate we verder kwamen, sloeg de vermoeidheid toe. Tegen de avond vergaten we een volgend ontmoetingspunt af te spreken. En toen ging het fout: we raakten elkaar kwijt. De bus dacht dat de auto voorop reed; in de auto dachten ze dat de bus voorop reed. We gingen steeds harder rijden om de ander in te halen. We konden elkaar niet bereiken. Mobieltjes waren er nog niet. In de bus werden mensen misselijk. Iemand kreeg een migraineaanval. De sfeer werd zeer gespannen. Uiteindelijk kwamen we elkaar tegen. Als door een wonder. De auto was door de politie aangehouden. Maar als organisatoren kregen we de volle laag. De boosheid van de groep ontlaadde zich op ons. Dat was niet eenvoudig, maar wel heel begrijpelijk. Boosheid en frustratie zoeken altijd een uitweg. Dat is wat we hier in Numeri 20 zien gebeuren.
2. De druppel die de emmer doet overlopen
Het volk Israël bevindt zich in de woestijn. Het is op weg naar het beloofde land. Maar dan komen er moeilijkheden. Er is geen water. In de woestijn ben je niets zonder water. De zon brandt verzengend heet. Zonder water kom je nergens. De vermoeidheid slaat toe. De lange tocht begint zijn tol te eisen. En dan is daar de druppel die de emmer doet overlopen: Miriam sterft. En midden in de woestijn moet zij begraven worden. Mirjam, de zus van Mozes, die enorm geliefd was onder de vrouwen. Ze had hen na de doortocht door de Rode Zee aangemoedigd om de grote daden van de Heere te bezingen. Als zus van Mozes nam ze een belangrijk plaats in. Maar dan sterft ze onverwacht in de woestijn. Haar dood doet de emmer overlopen. Het verdriet en de boosheid en de frustratie zoeken hun weg naar buiten en richten zich op de beide leiders.
‘Toen kwamen zij bijeen tegen Mozes en tegen Aaron.’ Het volk begint te klagen en hen verwijten te maken. Waarom hebben jullie ons in de woestijn gebracht? Waarom hebben jullie ons uit Egypte gehaald? Daar hadden we het immers goed. En gebeuren met Korach, Datan en Abiram (uit Numeri 16) staat hen nog vers in het geheugen. De broeders die in de woestijn waren omgekomen, omdat zij zich tegen het God en het leiderschap van Mozes hadden verzet. Al deze dingen komen nu naar buiten. De bom ontploft. En de vurige pijlen van boosheid en verwijt worden op de twee leiders afgevuurd.
Wat een verdrietige en moeilijke situatie. Wat een pijnlijke dingen gebeuren er op weg naar het beloofde land. Wat kan er tussen mensen veel gedoe zijn. Je bent geroepen om leiding te geven. Je neemt een taak op je. Je doet je uiterste best. In afhankelijkheid van God. En als je dan je verantwoordelijkheid neemt, dan zijn er mensen die dat niet accepteren, dan is daar die flauwe opmerking of dat lelijke verwijt, dan wordt wat je doet je niet in dank afgenomen. Mensen kunnen zo ondankbaar zijn. Zo bot soms. En je denkt bij jezelf: nou, als het zo moet, laat dan maar. Laten ze het zelf maar doen. Je moest eens in mijn schoenen staan.
3. Hoe ga je er mee om: dat is de vraag!
Gemeente, stel nou eens dat ons dat overkomt. Hoe zouden we daar dan mee omgaan? Met kritiek? Met opmerkingen of verwijten? Terecht of onterecht.
Vandaag mogen wij heel wat nieuwe broeders in het ambt bevestigen en herbevestigen. Een bijzonder moment. We zijn dankbaar. Zij hebben de roepstem van God gehoord. Ze zijn bereid hun gaven en talenten in de gemeente in te zetten. Om zo de Heere daarmee te dienen. Een geweldige voorrecht. Maar er zullen ongetwijfeld momenten komen, dat ze zich afvragen: ‘waar ben ik aan begonnen?’ Omdat het werk soms moeilijk is. Als je bij mensen uit je kaartenbak niet binnenkomt. Als gesprekken moeizaam verlopen. Of als je iets georganiseerd hebt, en er is geen respons. Of als veel commentaar krijgt op wat je doet. Of als het niet lekker loopt in de vergadering en er gedoe is. Momenten dat het ambt of de taak je zwaar valt. En je het er moeilijk mee hebt. Wat doe je dan? Hoe ga je daarmee om? Ik noem twee dingen:
a. Zoek de Heere in alles!
Wat doen Mozes en Aaron? Wat karakteriseert hun leiderschap? Dat lezen we in vers 6: zij gaan weg van het volk en zoeken het aangezicht van de Heere. Ze nemen afstand van de mensen en van de situatie en zoeken God in het gebed. Wat een belangrijke stap is dat. Afstand nemen en met wat je bezwaart naar God gaan. Welke taak je ook hebt.
Mozes en Aaron vallen voor God op hun knieën. Midden in die lastige situatie, met de tegenslagen, met de verwijten, zoeken ze het aangezicht van God. Ik denk dat het knielen niet onbelangrijk is. Dat je voor God door de knieën gaat, drukt eerbied uit en ontzag; het is ook een teken van overgave. Hier ben ik, met lege handen. Heere, dit is wat er speelt.
Gemeente, dat is het geheim: in de dienst van God, houd je het alleen vol als je leeft van de dagelijkse omgang met Hem. Als je op de knieën gaat en de vreugde en dank bij God brengt, als je Zijn aangezicht zoekt met wat moeilijk is of je bezwaart. Laat dat in het geloof en in het dienen van God een rode draad zijn. Dat is wat God van ons als gemeente, en van leiders, ambtsdragers verwacht. Dat we steeds op God gericht zijn. Als Mozes en Aaron voor God knielen, verschijnt de heerlijkheid van de Here hen. Wie God zoekt, zal Hem ook ontmoeten. Dat is wat de dienst aan Hem dragelijk maakt. God verlangt ernaar dat wij Hem zoeken.
Here, dit is mijn kaartenbak. Dit is mijn verantwoordelijkheid. Geef me openingen bij de mensen. Geef me wijsheid. Leer me luisteren. Legt u me de woorden in de mond. Wijs me hoe ik het moet doen. Wat wilt u dat ik doe? Hoe kan ik de gemeente het beste dienen? Here, hoe kijkt u tegen dit probleem aan? Wat antwoord ik op deze vragen. Help me op de juiste manier te reageren.
En de heerlijkheid van de Here verscheen hen. Dan valt het licht van de hemel over je leven, en over je ambtswerk. Dan laat God je zien dat het niet van jou afhangt allemaal. Dan leer je opnieuw: Hij die roept is getrouw, Hij zal het doen. Als Zijn licht valt over wat je bezwaart of bezighoudt, dan tilt Hij je uit boven de situatie. Er is niets wat zoveel rust en vrede geeft, dan de nabijheid van God te ervaren. Misschien ontvang je wel heel duidelijk idee van wat je moet doen of wat je mag zeggen.
Broeders, neem het mee, laat je ambtswerk gedragen zijn door de omgang met God. Zoek Hem. Spreek met Hem. Luister naar Hem. Dan zal Zijn zegen op je leven rusten. En dan het tweede:
b. Wees de Heere gehoorzaam!
Als Mozes en Aaron God zoeken, begint Hij te spreken. God geeft een opdracht: neem je staf, roep het volk bijeen en spreek tot de rots, dan zal Ik water geven. Neem je staf. De staf was een symbool, een teken dat God hen geroepen had. Dat Hij hen had aangesteld om Zijn volk te leiden. Neem je staf. Dat is: neem je verantwoordelijkheid, en doe wat ik zeg. Als de Heere instructies geeft, dan moet je daar gehoor aan geven. Als ambtsdrager, als je een taak op je neemt, als kerkenraad; het geldt voor ons allemaal. Als God iets zegt, of een richting wijst, een deur opent, dan moet je maar één ding doen: gehoorzamen! In het Koninkrijk van God draait alles om gehoorzaamheid. Daarop rust de zegen van God.
En juist daar gaat het mis bij Mozes. Als Mozes het volk samenroept, blijkt dat hij nog steeds boos is. De verwijten en de kritiek hebben Hem diep geraakt. Hoe kan het ook anders. Woorden kunnen zoveel pijn doen. Maar Hij had het bij God gebracht. Hij had de situatie in gebed met God besproken. In plaats van het daar te laten, neemt hij zijn boosheid weer mee. Maar dat is niet de bedoeling. Wat heeft het gebed anders voor zin? Als we al onze zorgen en boosheid gewoon weer meenemen. De frustratie klinkt nog door in Mozes’ stem ‘Luister ongehoorzamen, jullie mopperaars. Jullie willen water? Hier heb je water’. En met een machtige zwaai slaat hij met de staf tegen de rots aan. En alsof het niet genoeg is, volgt er een tweede boze klap. Zijn geduld is op. ‘Wij zullen wel even water voor jullie uit de rots voortbrengen’. Hoort u wat Mozes zegt (vers 10)? Wij zullen uit deze rots wel water voor jullie voortbrengen. Zijn boosheid heeft hem verblind. Als leider gaat hij op de troon van God zitten. God zou het water geven, niet hij.
Mozes wordt ervoor gestraft. Hij mag het volk niet het beloofde land binnenbrengen. Hij zal de zegen van het einddoel zelf niet ervaren. Waarom niet? Omdat Hij geen ontzag heeft gehad voor de heiligheid van God. Hij heeft God niet de eer gegeven die Hem toekomt. Hij is tussen God en het volk gaan staan. Door zijn houding heeft het volk de macht en majesteit van God niet kunnen zien. Nu leek het alsof Mozes voor water had gezorgd. Mozes faalt.
Had dit voorkomen kunnen worden? Ik weet het niet, maar het viel me op dat in vers 8 God zowel aan Mozes als aan Aaron een opdracht geeft. Ze moesten het samen doen. Maar we lezen niet dat Aaron zich met Mozes heeft bemoeid of hem heeft gecorrigeerd. Dat had hij wel kunnen doen. Toen Jezus zijn discipelen uitzond, zond Hij ze twee aan twee uit. In de kerkenraad werken we met duo’s. Broeders zijn aan elkaar gekoppeld. In een bijbelkring zijn we niet alleen. Dat is niet onbelangrijk. We zijn aan elkaar geschonken om elkaar te helpen, en ook om elkaar voor zonden en fouten te behoeden. Laten we daarom acht geven op elkaar. Elkaar bemoedigen, maar als het nodig is niet schromen om elkaar terecht te wijzen. We zijn aan elkaar geschonken, zoals Aaron aan Mozes is geschonken.
De geschiedenis van Numeri 20 staat als een waarschuwing in de Bijbel. Voor iedereen die een taak op zich neemt in de gemeente en voor ons allemaal. Niet door ons komt de zegen, niet wij houden de kerk in stand, maar God. De kerk is van Christus. Hij is het hoofd. Van Hem komt al het goede. God behoedde ons ervoor om onszelf in het middelpunt te stellen. Als wij denken dat door onze acties, door onze woorden, door onze preken de zegen wel zal komen, dan roven we God van zijn eer. Dan hebben wij geen ontzag voor Zijn heiligheid. Mozes liep daardoor de zegen mis: hij mocht zijn taak niet afmaken en het volk in het beloofde land brengen. Gelukkig heeft Mozes later berouw gehad. God heeft Hem op een bijzondere manier thuis gehaald.
Laat deze geschiedenis een appél voor ons zijn. Als je gemeentelid bent. Als je een taak hebt. Nu je ambtsdrager bent. Om de Heere serieus te nemen en Hem te gehoorzamen.
4. Onverdiende genade
Maar wat als wij struikelen? Als wij verkeerde woorden gebruiken. Als wij onszelf te belangrijk vinden. Als wij de Heere niet echt serieus nemen. Worden wij dan op dezelfde manier gestraft?
Weet u wat Paulus zegt over dit gedeelte? Die rots waaruit het volk dronk, dat is Christus. Hij bedoelt te zeggen: wat hier bij Kades in de woestijn gebeurt, daar is iets van de genade van God zichtbaar. Ondanks het klagen en de ontevredenheid van het volk, ondanks de boosheid en de ongehoorzaamheid van hun leiders, is God hen genadig. Want uit de rots kwam veel water, voor het volk en hun vee (vers 11). Dat klopt eigenlijk niet. Het gaat van alle kanten mis. En toch geeft God een overvloedige stroom van water. Paulus herkent daarin wat Christus voor ons gedaan heeft. Hij ons falen en onze tekortkomingen op zich genomen. Gods boosheid over wat niet goed was, als we Hem niet de plaats gaven die Hem toekwam, heeft Jezus willen dragen. Hij droeg voor ons de straf. En zo – in die weg – is Hij voor ons een Bron geworden. De rots die meetrekt. Hij geeft ons het water van de vergeving. Hij schenkt ons het water van de Geest. Om niet. Overvloedig. Elke keer weer. Het enige dat wij hoeven doen: is naar de bron toe gaan en drinken.
Wie drinkt zal leven. Die zal de zegen van God ervaren. Wie niet drinkt van het water, zal in de woestijn geen stand kunnen houden. Zijn of haar leven zal verdorren. Zonder Bron zul je in de woestijn van het leven omkomen.
Daarom: of je nu gemeentelid bent, een taak hebt als vertrouwenspersoon, clubleider, catecheet, ambtsdrager bent, één ding is nodig: zorg dat je nooit bij de Bron vandaan raakt. Bij Christus is alles te vinden wat je nodig hebt. Kracht en wijsheid. Vergeving en vernieuwing. Moed voor de toekomst. Zo kunnen we verder. Zo kunnen we aan een nieuwe taak beginnen. Dankzij de overvloedige genade van God. Amen.