Datum: 28 juli 2019
Download PDF
1. De opwekking in Antiochië.
Twee weken terug stonden we stil bij de bijzondere dingen die er gebeurden in de Syrische stad Antiochië. We hoorden van een opwekking in die stad. Van alle kanten kwamen mensentot geloof in de Here Jezus. Uit het Joodse volk, maar vooral uit de niet-gelovige Griekse bevolking van de stad. Midden in de op drie na grootste stad van het Romeinse rijk ontstaat een bloeiende gemeente. Een gemeente vanJoden,van veel Grieken, en ook van mensen die door de vervolging op de vlucht waren geslagen. Gods Geest is zo tastbaar aan het werk dat demoedergemeente in Jeruzalem besluitpolshoogte te nemenen Barnabas afvaardigt.
We zagen twee weken geleden ook dat er in de ontwikkeling van de kerk een verschuiving optreedt. In het begin draait alles om Jeruzalem. Daar heeft de Here Jezus geleden, daar is Hij opgestaan, daar is ook de Heilige Geest uitgestort. Maar het was al in Hand. 1:8 aangekondigd, dat het evangelie de bredere volkerenwereld zou ingaan: vanuit Jeruzalem, naar Judea en Samaria, tot aan de einden van de aarden. De Geest stuwt mensen met het evangelie op pad. Maar het boeiende is dat in de beweging van de Geest de stad steeds een belangrijkerol blijft spelen. Eerst Jeruzalem, dan speelt Antiochië in Syrië een belangrijke rol, en aan het slot van Handelingen komt zelfs Rome in beeld. In Gods heilsplan blijken steden een belangrijke rol te spelen. Als verzamelplaatsen,ontmoetingsplaatsenvan mensen, die daar zijn neergestreken, en hun eigen taal, cultuur en gewoontes hebben. Het evangelie van de Here Jezus gaat via de stad en via de mensen die daarin bereikt worden steeds verder de wereld in.
Het feit dat in Antiochië zulke bijzondere en leerzame dingen gebeuren, vormt de aanleiding voor deze preek. De gemeente van ChristusinAntiochië groeit en bloeit. In deze preek kijken we opnieuw naar wat het geheim is van deze kerk. Vorige keer stonden we stil bij drie kenmerken: (1) er werd in de verkondiging grote nadruk gelegd op het feit dat Jezus Heer is, deKoning van ons leven. Hij die – als het goed is – de regie heeft; (2) de prediking was ingebed in dagelijks onderwijs. Het gebed en bestuderen van de Bijbel nam een belangrijke plaats in het gemeenteleven in; en (3) mede door de invloed van Barnabas leerden de broeders en zusters genadevol naar elkaar te kijken; blij en dankbaar met het soms nog prille werk van Gods Geest in levens van mensen.
Maar dat waren niet de enige dingen die deze gemeente kenmerkten. Vandaag voegen we er nog een paar kenmerken aan toe. Als vierde noem ik
2. (4) Radicaal discipelschap
Met radicaal bedoel ik eigenlijk dat het geloof in de Here Jezus hen uit de comfort-zone brengt. In de nieuwe gemeente die in Antiochië ontstaat, is er geen twijfel mogelijk: als je de Here Jezus wilde volgen, dan betekende dat een radicale ommezwaai. Zomaar meelopen uit gewoonte was er niet bij. Immers, wie gehoor gaf aan de prediking van het evangelie liep een serieus risico op vervolging en lijden. De keuze voor de Here Jezus had diepgaande consequenties. We zien dat gelijk al in vers 19. De gemeente in Antiochië ontstond vanuit vervolging: ‘Zij nu die door de verdrukking, die in verband met Stefanus plaatsgevonden had, overal verspreid waren, ging het land door …’ De gemeente in Antiochië is dus ontstaan door volgelingen van Jezus die op de vlucht waren. Verdreven van haard en huis. Getriggerd door de gebeurtenissen in Jeruzalem, rond Petrus en Johannes, maar vooral door het getuigenis van Stefanus. Zo is er vanuit het orthodoxe deel van Joodse volk een heftige tegenbeweging ontstaan tegen de volgelingen van Jezus. Een beweging waarin Paulus een belangrijke plaats innam. Als je het begin van Handelingen op je laat inwerken, krijg je de indruk dat de vervolging zich vooral richtte tegen de Griekssprekenden (zie Hand. 6:1). De woedde en afwijzing concentreerden zich vooral op de mensen uit de volkeren die tot geloof in Jezus kwamen. Vermoedelijk omdat zij veel van de Joodse gebruiken en tradities niet kenden en ze ook niet overnamen. Tot deze groep horen de zeven mannen die in Handelingen 6 worden aangesteld om voor de Grieksprekende weduwen te zorgen (Hand.6:3; Stefanus, Filippus; zie Hand.8:4,5; 11:19-20).
Toch zijn die verdrukking en vervolging niet zo vreemd. De Here Jezus had zijn volgelingen ervoor gewaarschuwd. Ze hebben Mij gehaat, ze zullen ook u haten. En: in de wereld zul je verdrukking hebben … maar Hij voegde er ook aan toe: maar heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. Ook de apostelen hebben in hun brieven er steeds weer op gewezen hoezeer het lijden omwille van de navolging voor een christen erbij hoort. Wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets bijzonders, horen we Petrus zeggen. Of Johannes: wees niet verbaasd, broeders of zusters, als de wereld u haat.
Je zou kunnen zeggen, dat in het DNA van een christen vervolging en lijden zitten. Nu zou dat natuurlijk verlammend kunnen werken. Als het volgen van Jezus zo moeilijk is, dan hoeft het niet voor mij. Dat je de handdoek in de ring gooit. Maar dat zien we hier niet gebeuren. De volgelingen van Jezus wisten: dit hoort erbij. We gaan in het voetspoor van onze Heiland, ook Hij heeft moeite en tegenslag gehad. Dat zal bij ons dus niet anders zijn.
Ik denk dat dit iets is wat we weer opnieuw moeten leren. Wij danken de Here God vaak voor de rust en vrede die wij in ons land hebben om ons geloof te belijden. Maar doen die rust en vrede ons werkelijk goed? Is de verleiding niet veel te groot om water in de wijn te doen van het evangelie? Dat we ons zo laten meenemen door wat in de cultuur allemaal belangrijk gevonden wordt: het verlangen naar macht, aanzien, welvaart, dat de waarden van het koninkrijk op het tweede plan komen te staan? Dat de trouw aan Christus niet langer op de eerste plaats komt. Ik denk dat je kunt zeggen dat de rust en vrede ons als kerk en gelovigen geen goed hebben gedaan. De invloed van de cultuur en het moderne leven op ons is groot, meer dan goed voor ons is. Ik weet dat we niet naar vervolging en lijden hoeven te verlangen, maar wat zou er nodig zijn om die radicaliteit, die exclusieve toewijding aan Christus, weer hoog op onze agenda te laten staan? Wat ons in ieder geval kan helpen, is het contact met de vervolgde kerk. Via Open Doors en andere organisaties. Het contact met de wereldwijde kerk van Christus. Dat we ons laten bevragen door onze medebroeders en zusters. Misschien ook wel door de vluchtelingen die in Gouda zijn neergestreken en die aan der lijve hebben ervaren wat het volgen van Jezus in een moslimcultuur allemaal inhoudt. En dat we ons door hen laten bevragen: hoe staat het met jullie toewijding aan Christus.
Kerkleiders uit de vervolgde delen van de wereld leggen de vinger dikwijls op de zere plek. Zij hebben te maken met de duivel in de gedaante van de brullende leeuw, de kerk in het westen met de duivel als een engel van het licht. Geloven is geen noodzaak meer, maar een optie. God is er om mensen rust te geven en te inspireren. Heeft de engel van het licht de strijd misschien gewonnen? Kunnen de demonen die C.S. Lewis in zijn brieven uit de helbeschrijft op hun lauweren gaan rusten? Iemand schreef: ‘de vraag voor ons in het Westen moet niet zijn: waarom worden anderen vervolg? Maar: waarom worden wij niet vervolgd?’ Vervolging doet pijn. Zet alles op scherp.
Het wonderlijke is dat God deze vervolging gebruikt. Het kwade van het lijden keert Hij ten goede. Want wat was het probleem? God had in Hand. 1:8 de opdracht gegeven om het evangelie vanuit Jeruzalem, naar Judea en Samaria, ja zelfs tot de einde van de aarde te brengen. Dat was wat God wilde. Maar het gebeurde niet. De gemeente bleef in Jeruzalem steken. Er kwamen mensen uit de heidenen tot geloof. Filippus is ook in Samaria geweest. Maar de einde van de aarden bleven onbereikt. Het evangelie bleef in Jeruzalem steken. Maar nu komt daar verandering in. De vervolging had als positief effect dat nu eindelijk de prediking van het Evangelie buiten Jeruzalem op gang kwam. De volgelingen worden overal verspreid. Als een paardebloem in de wind komen de zaadjes van het evangelie overal terecht. En wat doen de gelovigen? Ze delen het evangelie. Ze blijven niet bij de pijn en teleurstelling steken, maar zien de nieuwe situatie als een kans, een gelegenheid om het evangelie te delen.
Maar lezen we in vers 19, ze spreken het Woord alleen tot de Joden. De situatie is daar. De kansen zijn er. Maar er is ook angst. Ze blijven nog langs vertrouwde paden lopen. Mensen van hun eigen volk. Mensen die dichtbij staan. Ons soort mensen. Wie zal dat niet begrijpen. Dat je in een vreemde omgeving je steun zoekt bij gelijkgezinden. Je zoekt vertroosting bij hen die dichtbij je staan. Soms kan dat nodig zijn. Het doet je goed. Maar het bevat ook een risico, namelijk, dat het zout van het evangelie nooit uit het vaatje komt. Dat je in je zuil en vertrouwde omgeving blijft. Het is herkenbaar. Maar de gelovigen moeten nog een stap verder zetten. God gebruikt daar mensen voor. Mensen die van buiten komen.
Vers 20: mensen uit Cyprus en Cyrene. Zij vormen een katalysator voor de gelovigen in Antiochië. God gebruikt hen om de gelovigen over de drempel te helpen. Cyprus, een Grieks eiland. Cyrene, dat was een aanzienlijke Griekse stad in het huidige Libië. De Joodse volgelingen van Jezus worden door Griekse gelovigen uit omringende steden en landen geholpen om het evangelie te brengen aan de niet-gelovigen in de stad. De gemeente in Antiochië krijgt dus hulp van buiten. Hulp om de verlegenheid die er is te boven te komen.
Zo kan God mensen van buiten gebruiken. Zendelingen die ons scherp houden aan onze roeping. Ik dacht ook aan het focus-traject. Hulp van buiten om ons als gemeente in deze stad te focussen: op Christus, op onze leefwereld en de niet-gelovigen om ons heen. Omdat God het belangrijk vindt dat mensen de Here Jezus leren kennen. Omdat de gemeente het gevaar kan lopen vooral binnen en knus met elkaar te zijn, zodat het zicht op buiten, op mensen die zonder Jezus verloren kunnen gaan, dreigt te vervagen. Ik hoop en bid dat God steeds weer zulke mensen uit Cyprus en Libië op ons pad stuurt en ons bepaalt bij de radicaliteit van het volgen van Jezus. Ze worden niet met naam en toenam genoemd. Blijkbaar is dat niet belangrijk. Het gaat om de zaak en de missie. Het gaat niet om mensen, maar om de zaak van het Evangelie.
Dan een vijfde aspect.
3. (5) De central rol van de Heilige Geest
Wat ook opvalt is, dat in de gemeente van Antiochië de heilige Geest een centrale rol heeft. Van Barnabas lezen we in vers 24 dat hij een man vol van de Heilige Geest en van geloof is. Even later horen we in vers 28 dat de Heilige Geest door Agabus voorspelt dat er een hongersnood zou komen. Deze profetie vormt voor de gemeente een reden om in beweging te komen, zoals we zo zullen zien. In hoofdstuk 13 beschrijft Lucas hoe de heilige Geest de leiders van de gemeente opdracht om mensen apart te zetten voor een zendingstaak. En even later lezen we dat zij door de Heilige Geest worden uitgezonden. De opwekking in Antiochië wordt gedragen door het krachtig werk van Gods Geest. Het is de Heilige Geest die spreekt en op directe wijze de mensen leidt; het is de Geest die de gelovigen wijsheid en kracht Geeft om de Here Jezus te dienen en Zijn Naam groot te maken. Door de werking van de Heilige Geest komen mensen vanuit een heidense achtergrond tot geloof in Jezus. Gods Geest zweefde over de stadswijken van Antiochië. De Kracht van de Allerhoogste overschaduwde jong en oud en verbindt hen met de levende God. Door de Geest verbreekt Jezus de macht van de duivel die mensen gevangen hield. Alleen door het werk van Gods Geest kunnen vrienden, buren en familieleden Jezus persoonlijk kennen.
Sommige mensen vinden het werk van de Geest maar vaag. Soms hoor je, dat mensen zeggen: ik vind het prima dat je met de Heilige Geest bezig bent, maar blijf wel met twee benen op de grond staan. Nou, gemeente, als er iemand is, die ons met beide benen op de grond laat staan, dan is het de Heilige Geest wel. Zijn werk is zo concreet als maar kan. Kijk maar naar Barnabas. Wat doet Hij?
We zagen de vorige keer dat als hij op bezoek komt in Antiochië geen oordeelbril op heef maar een genadebril. Hij is blij met het prille werk van Gods Geest in levens van mensen. Liefdevol spoort hij hen aan op nog meer op God gericht te zijn. Dat is al mooi, maar kijk eens wat hij doet met Paulus. Hij ziet dat er behoefte is aan onderwijs. Hij weet dat er iemand is die daar heel bekwaam in is. Maar ja die persoon heeft een etiket op: hij is een vervolger geweest. Hij heeft geen gemakkelijk karakter. Op die man is van alles aan te merken. Maar Barnabas sluit geen mensen uit, maar schakelt ze juist in. Hij zoekt Paulus op en gaat samen met hem werken in Antiochië. Dat is werk van de Geest. Heel concreet. Je over vooroordelen heenzetten. Mensen inschakelen. Niet met de oordeelbril, maar de genadebril naar mensen kijken. Zo treedt Barnabas op, speurend naar tekenen van Gods Geest in het gelaat van Paulus. En God was in Paulus aan het werk. Zo open Barnabas de deuren voor Paulus. In Jeruzalem later en nu hier in Antiochië.
Dat doet Gods Geest dus, als Hij je hart vervult. Hij leert je kijken met de ogen van de Here Jezus naar mensen. Hij geeft je een gunnende blik. Hij maakt je gevoelig voor de genade van God in het leven van de ander. Hij legt verbinding, betrekt mensen erbij; hij schrijft je niet af. Hij kan iedereen gebruiken. De houding van Barnabas is in Antiochië tot grote zegen geweest. God geve ons mannen en vrouwen die zoals Barnabas zijn. Vol van geloof en vol van de Heilige Geest.
En dan het zesde en voor vandaag het laatste kenmerk. Er is in Antiochië ook grote
4. (6) Liefde voor Israël
De gemeente in Antiochië onderhoudt een nauwe en warme band met de moederkerk in Jeruzalem. Als Agabus een hongersnood voorspelt, verzamelen de gelovigen uit Antiochië graan en geld is om de moederkerk te ondersteunen. In Jeruzalem lagen hun wortels. Daar was het met de Here Jezus allemaal begonnen. Uit dankbaarheid vergeten ze Jeruzalem niet. Later zou Paulus zeggen: het heil is uit de Joden. Wij hebben het Woord en de Messias via Israël ontvangen. Daarom mag dit volk op onze blijvende steun rekenen. Praktisch, in gebed. De Vader van de Here Jezus is de God van Israël. We blijven onlosmakelijk verbonden met dit volk. God heeft beloofd om via dit volk de mensen op aarde te zegenen. Wij mogen delen in de zegen. Wij hebben door de Geest en dankzij de Here Jezus de God van Israël als onze Vader leren kennen. Samen met dit volk delen we in de verwachting van het Koninkrijk dat komt. We zien uit naar het moment dat God al zijn beloften vervult en dat Israël haar Messias zal erkennen. En omdat God houdt van Israël, houden wij ook van dit volk.
De apostel Paulus heeft zich als geen ander ingezet om de gemeente uit de heidenen te leren dat God trouw blijft aan het volk waar Hij mee is begonnen. Het gaat door diepten van crisis en afval heen. De lijst van vijanden is haast eindeloos. Maar God laat niet los wat Hij is begonnen. Daarom is het geen goed teken dat ook in onze kerk steeds meer stemmen opgaan om de band met Israël te verzwakken of zelfs los te laten. Als God heeft gezegd dat wie Abraham en de God van Abraham zegent, ook zelf gezegend zal worden, is dat voor de kerk van belang. Een gemeente die bidt voor de vrede van Jeruzalem, voor bekering van de Joden wereldwijd tot de Messias, een kerk die dit volk steunt waar het kan, is een gemeente en een kerk die door God gezegend zal worden. Zo klinkt van deze geschiedenis een duidelijk appel: vergeet het volk Israël niet!
5. Slot.
Opnieuw driekenmerken van dekerk in Antiochië. Laten wij ons erdoor gezeggen,opdat Godszegen op ons rusten zal en ook hier in deze stad meer mensen het leven vinden in de Here Jezus. Amen.