Datum: 7 juli 2019
Download PDF
1. Zij gelooft, zij niet
Jaren geleden had de Evangelische Omroep een televisieserie ‘zij gelooft, zij niet’, over vrouwen die met elkaar bevriend waren en waarvan de ene wel en de ander niet geloofde. Het programma probeerde het gesprek tussen gelovigen en niet-gelovigen op gang te brengen. Tegelijk werd in de serie ook wel duidelijk, dat het tot geloof komen ook iets heeft van een geheim, waar wij de vinger niet achter krijgen. Een mysterie, een raadsel soms. Want waarom gelooft de een wel en de ander niet. Een van mijn zussen gelooft bijvoorbeeld niet meer. Terwijl we dezelfde opvoeding hebben gehad. Zo kan het gaan in een gezin. Iemand zei eens tegen me: ‘Mijn ene kind is heel betrokken op het geloof, gaat altijd trouw naar de kerk, maar de ander, het zegt hem helemaal niets. Hoe kan dat?’ Het zijn vragen waar je als ouder mee kunt worstelen. Heb ik het dan wel goed gedaan? Had ik niet meer … Moeilijke vragenwaarop geen pasklare antwoorden te geven zijn.
2. De Geest heeft veel pijlen op zijn boog
Wat is er nodig om tot geloof in de Here Jezus te komen? Over die vraag zat ik afgelopen week na te denken. Hoe is dat eigenlijk bij mij gegaan? Als ik terugkijk op mijn eigen leven, dan moet ik allereerst denken aan de opvoedingvan mijn ouders. Het voorbeeld dat zij gaven. Wat ze mij vertelden over de Here Jezus. Ze maakten mij vertrouwd met de Bijbel en leerden mij bidden. Ik ben met ze mee gegaan naar de kerk; op catechisatie gezeten en naar club gegaan. Gesprekken met met clubleiders. Vrienden zijn ook heel belangrijk geweest. Later was er de studentenvereniging. De bijbelkring. Conferenties. Gesprekken en ontmoetingen.
Maar ook hoe ik er zelf instond. Ik heb mij een aantal jaren hevig verzet tegen alles wat met geloof en kerk te maken had. Ik moest en daar was alles mee gezegd. Later is dat wel veranderd. En zijn de dingen meer voor me gaan leven. Mensen die God op mijn pad bracht. Preken die me raakten. Het stille gebed van mijn ouders speelde zeker ook een rol.
Zo zal het bij u of jou ook ongeveer gegaan zijn. Het is moeilijk om uit dat alles één ding te kiezen dat echt de doorslag gaf. Ik geloof dat de heilige Geest geweest heel veel dingen heeft gebruikt, om ons in aanraking met de Here Jezus te brengen en het geloof te werken.
3. Verschillende vrucht
In het gedeelte dat wij gelezen hebben, legt Lucas de vinger bij één element dat hij van groot belang acht in het tot geloof komen. In Hand. 17 zet hij de twee plaatsen die Paulus bezoekt tegenover elkaar: Thessalonica en Berea. Als twee voorbeelden. Twee illustraties van het punt dat hij wil maken. Op beide verkondigt Paulus het evangelie, maar er is verschillende vrucht op zijn prediking. In vers 4 lezen we van Thessalonica dat sommigen van de Joden overtuigd raakten. En in vers 12 lezen we dat in Berea velen van de Joden tot geloof komen. In Thessalonica is er onder de Joden weinig en in Berea veel vrucht. Dat is opvallend. Dezelfde prediker, dezelfde boodschap, maar met verschillend resultaat.
Hoe komt het op de ene plaats veel mensen tot geloof komen en op de andere plaats relatief maar weinig. Waar heeft dat mee te maken? Volgens Lucas heeft dat te maken met degrondhoudingvan de mensen. Hoe ze erin staan. Hoe ze de prediking en het onderwijs ontvangen. En wat ze er mee doen. Daar legt hij de vinger bij. Ik denk dat wij hier ook iets van kunnen leren!
Maar voordat we naar de verschillen tussen Berea en Thessalonica kijken, staan we eerst stil bij de prediking van Paulus. Want dat vormde natuurlijk de basis, het uitgangspunt. Een paar dingen wil ik erover opmerken.
4. De boodschap en de boodschapper
a. Ik zei net dat de apostel overal waar hij kwam dezelfde boodschap bracht. Maar dat is niet helemaal waar.Paulus houdt rekening met de mensen die hij voor zich heeft. Hij is zich er terdege van bewust dat hij niet overal hetzelfde kan vertellen. Wil de boodschap landen in de levens van de mensen, dan moet deze op een of andere manier haken, bij hoe ze in het leven staan, bij wat hen bezighoudt. Kijk in Thessalonica en Berea is dat voor Paulus wel duidelijk. Hij bezoekt de synagoge, de plek waar de Joden samenkwamen om de Schriften te bestuderen. Met hen kan hij – zoals we in vers 2 lezen – in gesprek gaan vanuit de Schriften (17:2). Bij de Joden en ook bij de godvrezenden, de mensen vanuit de volkeren die voor het Joodse geloof belangstelling hadden, kan Paulus starten met de Schrift. Het Oude Testament. De Bijbel van toen. Vanuit de Schriften spreekt hij over Jezus die de Messias is. Maar even verder in het hoofdstuk als hij op de Areopagus is, heeft Paulus een heel ander publiek voor zich. Dan staat hij tegenover denkers en filosofen, mensen met een heel andere culturele achtergrond. Dan kiest hij voor een andere aanpak. Zijn boodschap is wel in lijn met de Bijbel, maar de mensen daar kenden de Schrift niet, dus kiest Paulus een ander startpunt. Dat vindt hij in het altaar van de onbekende God. Dat vormt het aanknopingspunt om te spreken over God als Schepper, die elk mensenkind gemaakt heeft. En van daaruit werkt hij toe naar de persoon van Jezus. Een heel andere aanpak.
Paulus houdt rekening met de doelgroep. Dat lijkt me wel een belangrijk gegeven als het gaat om het bereiken van mensen die niet geloven. Wat is hun kennis, hoe ziet hun leefwereld eruit, waar kunnen we bij aanknopen om hen over de Here Jezus te vertellen. Wie hebben we voor ons en wat beweegt hem of haar. Paulus kiest voor een missionaire aanpak. In Thessalonica en Berea is dat voor hem relatief gemakkelijk, want hij kan bij de schriften beginnen. Het Oude Testament is hier het startpunt. Voor de meesten van ons is dat de Bijbel. Waarmee we zijn opgevoed en die we hebben leren lezen.
b. Er is nog iets dat belangrijk is om te weten over de prediking van Paulus. Hij is iemand met een enorme passie en iemand een grote liefde voor de Here Jezus. Dat heeft te maken met twee belangrijke momenten uit zijn leven. Twee ontmoetingendie zijn leven veranderd hebben. In Hand. 9 wordt dat verteld. Op weg naar Damascus heeft Paulus een ontmoeting met de Here Jezusgehad. De opgestane Heer, die de zonde heeft verzoend en de dood heeft overwonnen, zoekt Paulus op. Saul, Saul waarom vervolg jij Mij? Jezus zoekt Paulus op. Hij was geen verleden tijd, maar is de levende Heer. Die ontmoeting heeft Paulus leven op zijn kop gezet. Jezus leeft en Hij moet dus wel de Messias zijn. Deze Jezus die hij zo bestreed en verafschuwde. Deze Jezus komt naar hem toe en neemt hem in dienst. Onbegrijpelijk. Een radicale verandering. Van een vervolger wordt hij een volgeling. Later zegt Paulus daar zelf over: door de genade van God ben ik die ik ben. Zo is de genade en de persoon van Jezus de rode draad in zijn leven geworden.
Dan de tweede ontmoeting. Nu met Ananiasin Damascus. Een broeder uit de kring van de volgelingen van Jezus. Hij wordt door Jezus naar Paulus gestuurd om voor hem te bidden. Hij gehoorzaamt en legt Paulus de handen op. Paulus wordt prompt genezen van zijn blindheid en hij ontvangt de heilige Geest. Wat een impact moet dat alles op zijn leven gehad hebben! De ontmoeting met de Here Jezus. De handoplegging door een broeder. De genezing. De vervulling met de Geest.
We zien gelijk wat de vrucht ervan is. Paulus gaat gelijk op pad om het evangelie van Jezus te verkondigen. Met een enorme passie, vervuld door de Geest, gaat hij op pad. Waar hij ook komt, wie hij ook spreekt, steeds weer klinkt daar de naam van Jezus. Waar het hart vol van is, loopt de mond van over.
Ook dat is trouwens voor ons van belang. Dat we vol zijn van passie, bewogenheid met mensen die Jezus niet kennen, en ook dat we vol van de Here Jezus. Een christen is iemand die bij Christus hoort; iemand die de Here Jezus heeft leren kennen, die een ontmoeting met Hem heeft gehad. Waardoor Hij de belangrijkste persoon in ons leven is geworden. Ik hoop en bid dat dit bij u en jou het geval is. Dat je ogen zijn opengegaan voor wie Jezus is; wat Hij voor je gedaan heeft aan het kruis; dat Hij je te sterk is geworden. Dat je Hem liefhebt, hoe oud of jong je ook bent.
En ook dat tweede: Paulus is door het gebed met handoplegging ook heel krachtig aangeraakt door Gods Geest. Daardoor is die passie en bewogenheid enorm aangewakkerd. Je ziet dat in het boek Handelingen veel vaker. Blijkbaar gebruikt God het gebed en de handoplegging om mensen aan te raken en te bekrachtigen. Ik denk dat we dat veel meer zouden moeten doen in de kring van de gemeente. Een middel dat God gebruikt om ons te bekrachtigen in het geloof en in het dienen van Hem.
Zo zien we Paulus gaan, van de ene plek naar de andere, met de naam van Jezus in zijn hart en op zijn lippen. En hoe wordt daar dan op gereageerd? Dat is het volgende punt:
5. De houding in Berea
Die blijkt heel verschillend te zijn. Het grote verschil tussen Thessalonica en Berea heeft met hun grondhoudingte maken. Wat lezen we over Berea. Nou in vers 11 lezen we dit: ‘De Joden in Berea waren edeler van gezindheid dan die in Thessalonica, want zij ontvingen het Woord met grote bereidwilligheid en onderzochten dagelijks de Schriften om te zien of die dingen zo waren’. Drie dingen dus. Edeler van gezindheid. Het Griekse woord dat Lucas gebruikt eugenesbetekent hier een ‘open mind’ hebben, zonder vooroordeel. Ze waren dus niet vooringenomen. De stellingen waren nog niet betrokken. Zij wezen de boodschap van de apostel niet af vanuit een star conservatisme, waarbij alles bij het oude moet blijven. Maar ze omarmden het ook niet omdat ze graag hunkerden naar verandering en vernieuwing.
Nee, ze ontvingen het Woord – dat is het tweede – met grote bereidwilligheid. Het woord dat Lucas hier gebruikt, tekent in het NT de houding om mensen te helpen. Bereid om voor iemand klaar te staan, omdat je oprecht op die ander betrokken bent. Nou zo ook hier. Daar kwam een prediker door God gezonden en de mensen in Berea hadden een oprechte belangstelling voor wat hij kwam vertellen. Een open mind. Oprechte belangstelling. En als derde: ze onderzochten dagelijks de Schriften om te zien of de dingen zo waren. Het Griekse woord ana-krinōhier betekent ‘(vragend) onderzoeken, toetsen’. Wat zeggen de Schriften? Waar staat wat de apostel zegt? Is het Bijbels? Klopt het? En ook natuurlijk: wat betekent het? Waarom is dit belangrijk voor mijn leven? Er was dus een voortdurende interactie tussen de prediker en de hoorders, tussen de verkondiging en de bijbelstudie van de mensen. En het is die grondhouding die door God gezegend wordt. En daar legt Lucas de vinger bij. ‘Velen van hen kwamen tot geloof.’
Ik denk dat dit ook voor ons van belang is. De vraag of wij Berea-christenen zijn heeft hiermee te maken. Die grondhouding van het dagelijks bezig zijn met het Woord. Hoe belangrijk is dat. Een open mind. Oprechte betrokkenheid. De grondhouding van het samen bezig-zijn met het Woord, van het toetsen wat er gezegd wordt, in de prediking of op de bijbelkring, hoe belangrijk is dat. God zegent dat.
U moet dingen niet aannemen omdat iedereen dat doet, of omdat het goed voelt of omdat je het ermee eens bent, maar onderzoeken of het waar is en klopt met wat de Schrift zegt. Als het gaat om de prediking, mag u erop vertrouwen dat in het gebed is voorbereid. En we komen hier op zondag niet samen om te oordelen, om te horen wat we graag willen horen, maar om samen te luisteren wat God tegen ons wil zeggen. Maar het zal alleen vruchtbaar zijn als het ingebed is onze persoonlijk omgang met God en het Woord.
Dat is de reden ook, ik richt me nu even tot de kinderen van groep 8, die van de basisschool naar de middelbare school of een andere school gaan. Jullie krijgen een Bijbel mee. We vinden het belangrijk dat jullie in die Bijbel lezen. Dat je erover vragen stelt. Dat je je best doet om er vertrouwd mee te maken. Vergeet niet dat een boek ook altijd een hoofdpersoon heeft. We hopen dat je al lezende De Here God en de Here Jezus beter leert kennen. En als je vragen hebt, naar aanleiding van een preek, schroom dan niet om het te zeggen.
6. De aanvechting is ook
Samen bezig zijn met het Woord is dus belangrijk. Waarom? Om twee redenen. Allereerst, omdat de boodschap schuurt.
a. Paulus is in gesprek met de Joden over het lijden van Jezus en zijn opstanding uit de dood (vers 3). Dat lijden van Christus was een lijden als gevolg van de zonden door mensen begaan. De verkondiging van het evangelie vraagt geloof en bekering. In de prediking klinkt de oproep: laat u met God verzoenen. Dat is een boodschap die schuurt. Want dat betekent: Ik heb verlossing nodig; ik kan mijzelf niet redden. Daarvoor moet ik bij Jezus zijn. Dat aanvaarden is dus een hobbel die wij allemaal moeten nemen. Geloven is je laten redden, omdat je redding nodig hebt en zonder die redding verloren bent. Dat is geen leuke boodschap, maar wel noodzakelijk.
b. Het tweede is dat de boodschap weerstand oproept, omdat het gaat over Jezus die Heer is. Kurios, Koning. Dat behoort tot de kern van het evangelie. Jezus is Verlosser en Heer. In het NT wordt 16 keer gezegd dat Jezus Verlosser of Zaligmaker is en 600 keer dat Jezus Heer is. Dat laatste hoort er dus ook bij. Wie tot geloof komt, belijdt Jezus als de Heer van zijn leven. De Heer, dat is degene die het voor het zeggen heeft. De levende Heer. Ook dat roept weerstand op. Dat zien we in Thessalonica. Ze zegen dat er een andere koning is (vers 7). Ze hadden de claim van het evangelie begrepen. Jezus als koning. Wat betekent dat? Als je Jezus aanvaardt als Heer, dan blijft niets in je leven meer hetzelfde. Dan komt Hij misschien wel voor je staan, en zegt tegen je: ga heen verzoen je met je broeder; belijdt je zonde, breek ermee; mag Ik over je tijd en gaven beschikken? Als koning heeft Hij het recht om zich te mengen in ons leven. Ook dat schuurt soms. We blijven toch graag zelf de regie te houden over ons leven.
Daarom is die grondhouding van Berea zo belangrijk. Dat je samen bezig bent met het Woord en de dingen van God. Elke dag. God gebruikt dat om weerstanden weg te nemen en het ongeloof te overwinnen.
7. Maar de zegen ook!
En dan kan het zomaar gebeuren, dat de Hoofdpersoon van de Schrift tot leven voor je komt en je leven binnenwandelt.
Wie is Jezus voor u en wie is Hij voor jou? Om dat duidelijk te maken aan mensen die moeite hadden hun leven aan Christus te geven, deed een dominee in New York het volgende: hij nam de mensen eerst mee naar een groot kantoor in de buurt van de kerk. In de hal van dat gebouw stond een gigantisch beeld van Atlas. Een jonge man, uit de Griekse oudheid, die als straf de wereld op zijn schouders moest dragen, en daar bijna aan onderdoor ging. Kijk, zei hij, zo kun je door het leven gaan. Je kunt proberen de wereld te dragen op je schouders. Je eigen zorgen, en problemen, kun je zelf proberen op te lossen en te dragen.
Daarna nam hij ze mee naar een kerk aan de overkant van dit gebouw. In de kerk stond een beeld van Jezus, die zonder moeite de wereld in Zijn hand had. Zie je het verschil, zei hij toen. Je kunt de last van je leven zelf dragen. Of je laat Jezus jouw last dragen.
Dat is de zegen van Berea. De woorden kwamen tot leven. En de Levende wandelde het leven van mensen binnen. En hun leven was nooit meer hetzelfde.
Spreek o Heer, door uw heilig woord, dat ons hart u hoort en verzadigd wordt.
Amen.