Zwijgen in liefde: er komt … een Held!

Schriftlezing: Zefanja 3
Datum: 23 december 2018
Download PDF


1. Helden in allerlei soorten

Afgelopen woensdag was het sportgala, de verkiezing van de sportvrouw en sportman van het jaar. Sporters die door hun bijzondere prestaties genomineerd waren. Die soms geweldige prestaties hebben neergezet. Als je denkt aan die snowboardster die ondanks de verschillende keren dat ze kanker had, toch vorig jaar 2 keer goud had.

Sporthelden. We kijken tegen ze op. Ze worden geroemd om hun uitzonderlijke prestaties. Zo kennen we vanuit de geschiedenis van ons land natuurlijk wel meer helden. Mensen die bijzondere prestaties hebben geleverd. Als het gaat om de zeevaart, de luchtvaart, ruimtevaart of andere terreinen. Als zij overlijden komt er een standbeeld. Helden worden op een sokkel geplaatst. Afbeeldingen wordt gezet in de Hall of Fame, met daaronder wat ze allemaal gedaan hebben.

Helden. We hebben ze in vele soorten en maten. Maar wat een contrast met de Held die God aan ons geeft. De Held die verlossen zal.

2. Jezus: een bijzondere Held

Wij vieren over een paar dagen de geboorte van de Here Jezus. De Held die God ons heeft gegeven. Maar voor Hem is geen standbeeld opgericht. Hij staat niet op een sokkel. Zijn afbeelding is niet te vinden in de Hall of Fame. Hij ligt in een kribbe. Zoals een kerstlied zingt: ‘In Bethlehems stal lag Christus de Heer, in doeken gehuld, als kindje terneer. Voor Hem was geen plaats meer in herberg of huis, Zijn wieg was een kribbe, Zijn troon was een kruis.’

Zijn wieg was een kribbe, zijn troon was een kruis. Wil je de grootheid van Jezus zien, dan moet je niet omhoog kijken, maar juist naar beneden. Je ziet pas werkelijk wie Hij is, als je voor Hem knielt. ‘De Here uw God is in uw midden, een Held die verlossen zal’, zegt Zefanja 3:17. In uw midden. Immanuël. God is met ons. Hij is in ons midden. De levende en heilige God, de Held die verlost, slaat zijn tent op temidden van de mensen. Dat vieren wij met Kerst. Die Held, dat is Jezus.

Weet u, dat is zo bijzonder. Wat dat voor God betekent, kunnen wij ons nauwelijks voorstellen. De komst van Jezus naar deze aarde betekent dat God in beweging is gekomen. Dat er iets in God veranderd is. In zijn handelen naar mensen toe. Het is juist deze tekst van Zefanja 3:17 die daar licht op werpt. Een tekst die vanouds een van de klassieke adventsteksten in het Oude Testament is. Een tekst die als een soort profetie vooruitwijst en zijn vervulling vindt in de komst van de Here Jezus.

3. Zefanja’s tijd: de worsteling van God

Ik neem u even mee naar de tijd van Zefanja. De belofte van een Held die verlossen zal, klinkt in een hele donkere tijd. Het gaat al tijden niet goed tussen God en zijn volk. Zo begint hoofdstuk 3. Het volk en de stad, zij luisteren niet naar de roepstem van God. God was er. Hij sprak tot hen. Maar leek steeds meer op een roepende in de woestijn. ‘Op de Here vertrouwt zij niet, tot haar God nadert zij niet’, lezen we in vers 2. Die intimiteit, die vertrouwelijke omgang die het hart van het verbond vormde, tussen God en Israël, was op sterven na dood. En niet alleen bij het volk, ook de leiders delen erin. Vorsten. Rechters. Burgerlijke leiders. En ook de profeten en priesters. De geestelijke leiders. Hun harten zijn vol. Maar niet van God.

Wat is er aan de hand met Israël? Het volk dat door God uitverkoren was om te leven in zijn liefde. Om Hem helemaal toe te behoren. Om te midden van alle volken zijn exclusieve eigendom te zijn. Geroepen om de goedheid van God naar de volken om hen heen zichtbaar te maken. God die als een Vader voor hen zorgde. De God die hun leven was. Die alles voor hen overhad.

Maar Israël had zijn hart verloren aan de Baäl’s. De afgoden. Baäl betekent ‘heer’ of ‘meester’, ‘bezitter’. Als je hen dient, gaan ze over je heersen. Nemen ze je helemaal in bezit. Zo anders dan bij de Here. Alleen de vertaling van de Naam van God met Heere zet ons op het verkeerde been. De Here is niet zomaar Heer als deze goden. Hij is de ‘Ik ben die Ik ben’. Dat is de God die je in de ruimte zet. Die je vrijmaakt van alles wat je kan binden. De God die belooft er voor je te zullen zijn. Die betrouwbaar is. Die er nooit vandoor gaat.

Maar deze goden vragen alles, maar geven je niets. Ze plunderen je. Je gaat eraan te gronde. De enige manier om hen gunstig te stemmen, was offers brengen. Offers. Offers. Hoe meer hoe beter. Ze leken boeiender dan de Levende. Ze beloofden gouden bergen. Baäl was immers de God van de vruchtbaarheid. Ze gaven je alle ruimte. Je hoeft niks, mag alles. Ruimte om je uit te leven en jezelf te zijn. Prostitutie hoorde erbij. Je kon legaal je gang gaan. Alles draaide om geld. Macht. Sex. Met alle ontwrichting erom heen. Onrecht. Kapotte levens. Gebroken relaties. Wat een zuigkracht ging er van uit. Zo aantrekkelijk. Eigenlijk is er niets nieuws onder de zon.

En de Here God? Hij was nog niet buiten beeld. Ze bewezen hem lippendienst. Hij was niet afwezig in de gebeden. Ze hadden hem niet afgedankt of zo. Nee, ze combineerden het gewoon. Ze buigen zich voor Hem neer. En tegelijk offerden ze voor de goden.

Waar zit de pijn bij God? Dat Hij er niet echt toe doet. Dat Hij niet betrokken wordt bij het leven van elke dag. Dat Hij er mag zijn als een verzekering in tijden van nood. Als de nood aan de man is, dan wordt Hij geraadpleegd. God die een kleine rol, een bijrol speelt in het leven van elke dag.

Gemeente, dat verschilt toch niet zoveel van onze tijd, of wel? Herhaalt deze geschiedenis zich niet op allerlei manier. Kan bij ons toch ook zo zijn, dat we God wel belangrijk vinden, onze gebeden uitspreken, naar de kerk gaan, Bijbel lezen als we tijd hebben, maar dat zoveel andere dingen onze aandacht vragen dat Hij er niet echt toe doet. Ons werk. Onze relaties. Onze carrière. Onze vriendschappen. Ons kleinkind. Het neemt ons zo in beslag. Dat God eigenlijk aan de zijlijn staat. Dat we niets liever willen dan dat Hij onze plannen zegent. Dat Hij ons zo helpt, zodat we succesvol zijn in het leven, in ons werk. Maar dat we niet bereid zijn Hem echt toe te laten in ons hart, Hem ons leven te laten leiden, Hem onze keuzes en plannen voor te leggen. Als dat zo is bij ons, dan hebben we een groot probleem. Een probleem met God.

Want wat zegt God tegen Israël? God zegt nee. Ik kan er niet mee leven. Ik weiger de tweede viool te speken. Zijn liefde kan dat niet verdragen. God doet een stap terug. Hij trekt zijn handen af van het volk. Hij trekt zijn bescherming terug. Als jullie mij niet willen hebben, dan doe je het maar met die anderen. Ga dan maar je gang. Het oordeel wat God uitspreekt, is dat Hij zijn volk z’n gang laat gaan. Met pijn in zijn hart. Zefanja spreekt over de boosheid van God. Zijn toorn. Maar dat is niet zomaar woedde. Dan hebben we het niet begrepen. De boosheid van God is uiting van zijn verdriet, de pijn van de afwijzing die Hij voelt. Omdat het Hem niet koud laat dat zijn volk de vernieling in gaat. Want achter de afgoden staan de duistere machten van satan. Die de mensenmoordenaar is van het begin. De dief die gekomen is om te stelen, te slachten en te verderven. Maak je maar geen illusies over de afgoden. Ook niet over de afgoden van onze tijd. Ze zijn even wreed als toen. Ze laten een spoor van vernieling achter.

God laat zijn volk los. Het is over en uit. Dat is aangrijpend. Want God heeft maar één volk. Israël is Zijn bruid. Zijn beminde. God ziet onder zijn ogen gebeuren, dat Hij zelfs die ene, de enige die Hij heeft, kwijt raakt. Kunnen we iets van de pijn van God voelen? Kunnen wij inleven wat dit voor God betekent? Nee, ik denk het niet. God deed er alles aan om de ene tot de Zijne te maken, maar ze glipt door de achterdeur weer weg.

Dat is toch een raadsel. Dat God zo genadig is, je zoveel gegeven heeft, en dat Hij toch het nakijken heeft. Dat je hart er niet bij is. Dat Hij een van de velen is. Maar niet de Enige. Ik weet of u of jij er iets van herkent. Misschien is er door genade die toewijding wel. Is je hart zo vol van de Here. Ben je echt op hem betrokken. Dat is geweldig. Ga daar vooral mee door. Dat geeft God vreugde. Maar het kan ook anders zijn. Dat die onverdeelde toewijding er niet is. Dat God je zoveel gegeven heeft, dat je meerdere keren zijn vergeving ontvangen hebt, je was zo vurig, maar dat is al weer lang geleden. Na verloop van tijd ebde het weg. Je agenda en je hart vulden zich met van alles en nog wat. En God … staat hij op nummer 1? Ja, daar zegt u wat…

Bij Israël heeft het allemaal niet geholpen. Het noordelijk rijk was honderd jaar eerder al in ballingschap gevoerd (722). Maar de indringende woorden van Zefanja tot Juda en Jeruzalem dreigen hetzelfde lot te ondergaan. Ze ketsen af. Zo erg zal het toch niet zijn met ons. We bedoelen het toch goed. Ja, dat zeg je nu wel profeet, maar. Het is het ja-maar dat schuift tussen God en het volk.

Maar God doet niet mee. Hij trekt zijn handen terug en Israël wordt speelbal van de machten. De vijandelijke legers komen. Ze staan voor de poorten van de stad. God zwijgt in zijn toorn. Zijn hart huilt. Het is over en uit.

4. De overmacht van Gods liefde

Maar dan gebeurt er iets, dat gewoon niet kan. Als God is afgedankt door zijn volk. Dan is daar ineens het woordje ‘Ik zal’. Daar staat het slot van de profetie vol van. Steeds weer het refrein: ‘Ik zal’. Ik zal de volken reine lippen geven. Ze zullen Mij aanroepen. Ik zal zorgen dat er een rest overblijft. Zij zullen op Mij vertrouwen. Ze zullen vurig tot Mij bidden. Ik zal ze overal vandaan verzamelen. Ik zal. Ik zal. Ik zal.

Hoe kan dat? Wat is er gebeurd? Zefanja vertelt het niet, maar vermoedelijk is er bij het volk toch iets gebeurd. Door de crisis heen – zoals dat zo vaak gebeurt wanneer aan je levensboom wordt geschut – ineens ziet het volk wat het verspeeld heeft. De diepe nood en ontreddering. De lege handen. Er ontstaan heimwee naar God. Dwars door de crisis heen. O God, we kunnen u niet missen! God heeft het gebruikt. Door zijn Geest is er een verlangen ontstaan. Een besef. Een roepen: O God, waar bent u. Dit kan toch niet de bedoeling zijn. O God wees ons genadig. Laat ons toch niet vallen. Op de bodem van de crisis is een roep omhoog gestegen naar God.

Weet je, hoe diep je ook gevallen bent, wat er in je leven allemaal mis is gegaan, hoe dun het lijntje vanuit jou naar God toe is geworden, als je begint te roepen – net als die verloren zoon uit de gelijkenis die tot inkeer komt: ik zal opstaan en naar Mijn Vader gaan – dan komt alles in God in beweging. De Vader in de gelijkenis snelt naar buiten om zijn zoon in de armen te sluiten.

Als wij mensen opstaan en naar God gaan, dan komt alles in God in beweging. Dan kan Hij zich niet langer bedwingen. Dit is het moment, waar Hij al zo lang op heeft gewacht. Wat zegt de tekst? Hij zal zich over u verheugen met blijdschap. Er is blijdschap in de hemel als één mens is die zich bekeert. Als er één mens is die met de brokstukken van zijn leven naar God toegaat. Nergens is de vreugde zo groot als dan. Waarom? Omdat God dan eindelijk weer aan je kan laten zien wie Hij is en wie Hij wil zijn: een God van liefde en genade.

Weet u wat ik zo ontroerend vindt? Dat van God gezegd wordt: Hij zal zwijgen in zijn liefde. Na alles wat er is gepasseerd met Zijn volk. Na alles wat er is misgegaan. Wat doet God? Hij zwijgt. Hij maakt er geen woorden meer aan vuil. Dat is verloren tijd. Er is maar een ding wat telt: het heden van de genade.

Bij ons gaat dat toch anders. Vaak moet de onderste steen boven. We blijven mensen voortdurend herinneren aan wat eens fout is gegaan. Er is vaak zoveel oud zeer. Bij de Here is dat anders. Maar denk niet dat zijn liefde goedkoop is. Als de Geest je ogen opent voor wie God is, en voor zijn genade, dan blijft alles niet bij het oude. Echt niet. Als God je niet geeft wat je verdient en je geeft wat je niet verdient, als dat tot je doordringt, dan wordt Hij zo kostbaar voor je. Dan komt er ontzag. Verwondering. En diepe dankbaarheid.

5. En de liefde tot Jezus

Weet u wat God vreugde geeft? Kijk nog even met mij mee naar de tekst. De Here, uw God is in uw midden, een held die verlossen zal. Vanuit Zefanja kunnen wij hierover helemaal niet zoveel zeggen. Hoe de Here in het midden van de stad is geweest en op welke wijze Hij zijn volk verlost heeft. Maar als wij deze tekst verbinden met de komst van de Here Jezus, dan vallen opeens de puzzelstukjes op zijn plaats. Het is de Geest die Zefanja deze profetie liet optekenen als een aankondiging van de geboorte van de Messias. De Held die komen zou en gekomen is om te verlossen. Met zijn komst naar deze aarde, is God te midden van zijn volk komen wonen. Om voor ons in Jezus de Held te kunnen zijn die verlost.

Een verlossing die niet bestond in uiterlijke verandering van de dingen op aarde. Hij kwam niet om mensen in de ban van het kwaad te vernietigen. Ja zeker hij heeft de machten van kwaad overwonnen; Hij bleek sterker dan de zonde, dood en duivel. Maar zijn koninkrijk kwam niet door kracht en geweld, maar door de Geest. Hij ging de weg van het kruis. Door de zonde te dragen. Toen God op het dieptepunt van Jezus lijden zweeg, werd op Golgotha het oordeel weggenomen. Zo is Jezus de Held die verlost. Wij redden het niet zonder Hem.

Wat geeft God vreugde? Dat wij ons door Jezus laten verlossen. Zijn we daartoe bereid? God vraagt dat wij onze oude mens afleggen. Dat ons hele bestaan op Hem gericht raakt. Dat we gaan vragen, steeds weer, Heer, wat wilt u dat ik doe. In één woord: geeft God vreugde? Dat de Here Jezus de liefde van ons hart is. Dat Zijn naam ons alles waard is.

Zing je met mij mee vanmorgen?

O Jezus, hoe vertrouwd en goed,

klinkt mij uw naam in ‘t oor.

Uw naam die mij geloven doet,

Gij gaat mij reddend voor.

 

Mijn herder en mijn held, mijn vriend,

mijn koning en profeet,

mijn priester die mijn schuld ontbindt,

mijn weg waarop ik treed;

 

al wat ik doe, al wat ik wil,

het is te zwak, te koud,

maar sterk en vurig wordt de ziel

wanneer zij U aanschouwt.

Halleluja. Amen.