Meeleven, meelijden! De gemeente als lichaam van Christus.

Schriftlezing: 1 Korinthe 12
Datum: 4 november 2018
Download PDF


1. De kerk als lichaam van Christus

Als iemand aan ons zou vragen van welke gemeente we lid zijn, is het antwoord eenvoudig: van de Sint Jansgemeente. De gemeente die in de Sint Janskerk te Gouda samenkomt. En als ze zouden vragen: wat is dat voor soort gemeente? Dan zouden we zoiets antwoorden als: een gemeente die nu bij de PKN behoort. Een stadsgemeente. Een orthodoxe gemeente, in de traditie van de GB, een behoudende stroming in de PKN. Een grote gemeente met veel jeugd. Een diverse en heel actieve gemeente met allerlei stromingen. We zouden mensen vertellen wat wij kenmerkend vinden voor de gemeente.

Maar zouden we de vraag aan Paulus stellen, dan zou hij toch een ander antwoord geven. Paulus zou zeggen: de kerk, de christelijke gemeente, dat is het lichaam van Christusop aarde. En dan heeft hij het niet over de universele kerk, de wereldwijde kerk, maar over de plaatselijke gemeente. Elke christelijke gemeente is een verschijningsvorm van het lichaam van Christus. Zoals we hier samen zijn vanmorgen vormen we één lichaam, waarvan Christus het hoofd is.

De kerk als lichaam van Christus. Een mooi beeld! Beetje merkwaardig misschien om dat op het bordjebij de ingang van de kerk te zetten: lichaam van Christus te Gouda? Maar toch, volgens de Schrift zijn we dat wel.

Weet u, dat we samen het lichaam van Christus vormen, is ook missionairvan belang. Want hoe leren mensen vandaag de Here Jezus kennen? Ze leren Hem kennen door in aanraking te komen met Zijn lichaam op aarde. Door in contact te komen met ons. Dat is wat Paulus bedoelt, als hij spreekt over de gelovigen als ‘leesbare brieven’. Dat is de betekenis van samen lichaam van Christus zijn. Dat mensen in ons, in hoe we leven, praten en dienen, iets van Christus terug zien. De geur van Zijn liefde. Hopelijk kunnen ze iets proeven van Zijn vergeving. Dat wij mensen zijn die van genade leven. Niet beter dan een ander. Maar nederig en dienstbaar.

Gemeente, is dat niet bijzonder? Dat de Here Jezus in de hemel is, maar dat wij hier op aarde Zijn lichaammogen zijn! Dat de Here Jezus vandaag aanwezig is. Hier op deze plek. In deze stad. Door zijn lichaam. Door zijn kerk. Dat de Here Jezus zijn werk in deze wereld doet door Zijn lichaam heen. Dat Hij onze handen, voeten en stem gebruikt om mensen te troosten, te helpen en tot hen te spreken.

Gemeente, hoe meer je over dit beeld nadenkt, hoe meer je ervan onder de indruk raakt. Wie ben ik, dat ik bij zijn kerk, bij Zijn lichaam mag horen. Dat Hij door mij heen wil werken?! Verwonder je je daar wel eens over? Dat God je die genade gaf. Dat je bij Christus mag horen. Bij zin lichaam.

Ik las een getuigenis van een vrouw die recent tot geloof was gekomen. Haar niet christelijke vrienden bestookten haar met vragen. Je hebt nu voor God gekozen, maar wie zegt dat je dat altijd volhoudt? Hoe weet je dat je niet bij God vandaan raakt? Dat je uit Gods hand valt? Toen antwoordde ze iets moois. Ze zei: ik val niet uit Gods hand, want ik ben nu een van zijn vingers. Ja, dan heb je begrepen wat het betekent om bij het lichaam van Christus te horen. Ik ben nu een van Zijn vingers, Zijn hand, Zijn voet, Zijn stem. Wat een genade!

2. Is op elkaar betrokken

Het is een prachtig beeld. En hoe dat lichaam functioneert, komt heel kernachtig tot uiting in de tekst die vanmorgen centraal staat, vers 26. Daar lezen we: ‘als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee’. Er is, zegt Paulus, binnen het lichaam een hele nauwe betrokkenheidop elkaar. Zodanig, dat als iemand lijdt, ziek wordt, moeilijke dingen meemaakt, ook de anderen in het lichaam meelijden.

Voorbeeld. Zo werkt het ook in ons eigen lichaam. Als ik een gaatje in een kies heb en die kies doet zeer, zegt ik niet: mijn kies heeft pijn. Maar: ik heb kiespijn. Als mijn maag zeer doet, zeg ik niet: mijn maag heeft pijn, maar: ik heb maagpijn. Als mijn voet pijn doet, zeg ik meestal niet: mijn voet heeft pijn, maar: ik heb pijn aan mijn voet met lopen. Als iets in je lichaam pijn doet of niet goed functioneert, dan is heel je lichaam erbij betrokken,

Zo is het dus bedoeld in de gemeente. In de moeilijke dingen en ook in de positieve dingen. Als iemand eer ontvangt, zijn we allemaal blij. Denk even terug aan koningsdag. Toen sommige mensen uit de gemeente een lintjekregen. Dan vinden we het allemaal mooi. Als er een stel of iemand uit de gemeente uitgezonden wordt en de zendingingaat, mogen we dat allemaal best bijzonder vinden. Dan verheugenwij ons, dat God uit ons midden mensen heeft geroepen. Als straks met Palmpasen jongerenbelijdenisdoen, dan is dat voor ons allemaal een feestelijke moment. Een zichtbaar teken dat God in het leven van deze jongeren werkt, en dat maakt ons allemaal blij en dankbaar.

Ik weet, we zijn een grote gemeente, we kennen lang niet iedereen persoonlijk. Dat maakt het meeleven er niet eenvoudiger op. Soms trouwen mensen, laten stellen een kind dopen, en je kent ze niet eens. Hoe kan ik dan meeleven of ze een hand geven, vraag je je af. Dat is het moeilijkevan een groot lichaam zijn. We zijn eigenlijk te groot om goed met elkaar mee te kunnen leven. Maar, dat doet aan het principe niets af. Ook als we mensen niet kennen, dan nog kunnen we God dankbaar zijn voor wat Hij in het leven van hem of haar doet. Dan nog kunnen we meeleven en meebidden, als iemand ziek wordt, als een echtpaar bij het graf staat of als er een onvervuld verlangen is. Want God heeft ons in deze gemeente geplaatst en aan elkaar verbonden. Vrienden kies je uit. Broeders en zusters ontvang je van God. Als een geschenk maar ook als een opdracht.

3. door Jezus en in de Geest

Waar komt die betrokkenheid vandaan, die in vers 26 verondersteld wordt? Nou dat werkt Paulus uit in vers 3 en 13. De gelovigen zijn in het lichaam op twee manieren met elkaar verbonden: in Jezus en door de Geest.

In Jezus. De mensen in Korinthe waren van huis uit heidenen. Ze dienden andere goden. Afgoden die hen van de levende God aftrokken. Maar de verandering kwam toen ze het Evangelie hoorden en in aanraking kwamen met de Here Jezus. In de prediking kwam Jezus direct naar ze toe. Hij brak alle weerstand. De liefde van God raakte hun hart. Hun zonden en hun verleden hadden niet meer het laatste woord. Jezus was daarvoor naar het kruis gegaan. Hij bood hen vergeving en verzoening aan. En wie zich gewonnen gaf, wie tot geloof kwam, leerde Hem kennen als Heer. Niemand kan zeggen Jezus is Heer, dan door de Heilige Geest. De Geest brengt je er toe om te zeggen: Jezus is Heer! Jezus: de God die mij redt, is nu mijn Heer. Ik leef voor Hem. Hij mag de regie hebben in mijn leven. Niet wat ik zelf wil, maar wat Hij wil is belangrijk. De Geest leert je dat ontdekken.

Wat hebben gelovigen gemeenschappelijk? Dat Jezus hun Heiland en Heer is. Ze zijn door het geloof met Christus verbonden. Als het goed is, geldt dat voor iedereen in het lichaam. Dat schept een band die sterker is en dieper gaat dan welke familieband ook. Het tweede:

Door de Geest. Ook door de Geest zijn ze aan elkaar verbonden. De Geest namelijk die in Christus was, woont ook in elke gelovige. Ze zijn tempels geworden van de Heilige Geest. In het lichaam is iedereen met Christus verbonden en heeft dezelfde Geest ontvangen. Twee dingen die we als gelovigen, hoe verschillend zijn, met elkaar gemeen hebben.

Paulus werkt dit verder uit. De Geest geeft aan elke gelovigen gaven. De gave van geloof, wijsheid en kennis, bestuurlijke gaven, vormen van hulpverlening, dienen. Dat zijn gaven die we meestal wel kennen. Maar Hij noemt ook andere gaven: profetie, de gave om mensen te genezen, spreken in andere talen. Daar zijn we wat minder vertrouwd mee. Ik kan dat vanmorgen niet uitwerken, dat moet op een ander moment. Maar deze tekst geeft ons wel huiswerk, als het gaat om de gaven van de Geest. Er is een rijkdom van gaven, waar we ons als gemeente naar mogen uitstrekken. Gaven die we nodig hebben om hier in Gouda op een goede manier lichaam van Christus te kunnen zijn en onze roeping in de stad te kunnen vervullen.

4. maar ook bedreigd

Als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee. In de gemeente zijn we dus op elkaar betrokken. Maar er is iets wat die onderlinge betrokkenheid bedreigd. Twee dingen.

Gevoel van minderwaardigheid. Dat je denkt: mijn gave stelt niets voor. Vers 15-20. De voet die liever een hand wil zijn. Met een voet kun je alleen maar lopen, maar een hand, daar kun je veel meer mee: eten, werken, groeten, troosten. Of het oor dat oog wil zijn. Met een oor kun je alleen geluiden opvangen, maar met een oog zie je niet alleen, ogen zijn de spiegel van de ziel. Aan iemand ogen zie je wat er in het hart leeft, of iemand blij of verdrietig is. Zo zijn er in de gemeente gaven dieminder in het oogspringen. Als dominee ben ik in een dienst erg zichtbaar. Maar wat te denken van de kosters, die in alle vroegte aanwezig zijn, alles klaar maken, deuren openen, geluid regelen. Vaak onzichtbaar, net zoals de vele vrijwilligers. Maar zo belangrijk. Onmisbaar. We kunnen niet zonder. In het lichaam doet iedereen mee. Elke gave is voor God belangrijk. De een is niet meer dan de ander. Zeg nooit: wat ik doe is niet zo belangrijk. Je kunt steeds naar anderen kijken, die meer zichtbaar zijn, die beter kunnen organiseren of beter kunnen bidden dan jij. In de kerk gaat het niet om beter. Maar je mag dankbaar zijn voor de gave die jij van God hebt gekregen. Die mag je inzetten in de kerk.

Gevoel van superioriteit. Soms gebeurt dat in een gemeente, dat sommige gaven niet belangrijk gevonden worden. Als het oog tegen de hand zegt: ik heb jou niet nodig. Of het hoofd tegen de voeten: ik heb jullie niet nodig. Ook dat ondermijnt het gemeente-zijn. Want dat komt alles in handen van een paar mensen, die heel druk zijn, en denken dat als zij het niet doen, er niets van terecht komt. Nee, we zijn geen bedrijf. Het gaat niet zozeer om efficiëntie, maar om samenwerken, om elke gave in te zetten en te benutten. Wat is het HA zonder de inzet van diakenen? De crèche zonder vrijwilligers? De clubs zonder leiding? Het bezoek van nieuw ingekomenen zonder zusters die daar achteraan gaan. Zo kan ik wel even doorgaan. In het lichaam mag iedereen een plaats hebben. Elke gave die God geeft, is bedoeld om gebruikt te worden.

Ik zie hierin eenspeciale taak voor de ambtsdragers. Om er op toe te zien dat zoveel mogelijk mensen ingeschakeld worden; om ze te helpen ontdekken welke gave ze van God hebben gekregen. Zodat iedereen zijn gave kan inzetten in het lichaam van Christus vormen. Jong en oud. Dat we samen de Here Jezus als het Hoofd van de kerk dienen!

5. betrokken op elkaar via Christus!

Ik keer nog even op de tekst terug. ‘Als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee’.

In de gemeente zijn we op elkaar betrokken.Wat met een broeder of zuster gebeurt, doet ook wat met mij, als lid van het lichaam. Zo is het door God bedoeld.

Tegelijk weten we ook, dat het in de praktijk soms best lastigis om met elkaar mee televen. We zijn een grote gemeente. Je kent niet iedereen. Maar ook, omdat we soms geen raad wetenmet het lijden dat iemand treft. En omdat we geen raad weten en denken dat we iets moeten zeggen, zeggen we soms te veel. Het helpt natuurlijk niet om tegen ouders die een kind hebben verloren of een ouders die een diepe kinderwens hebben, ja maar je hebt toch al een kind of kinderen.Ben je daar dan niet blij mee? Dan wals je over de pijn en het verlangen heen. Soms reageren we te gemakkelijk. Vanuit verlegenheid. En dat is voor hen die verdriet hebben of onvervulde verlangens hebben heel moeilijk. Soms hoef je ook niets te zeggen. Laat je verlegenheidook maar merken. Jo, wat moet dit moeilijk voor je zijn. Ik zie dat jullie het zwaar hebben. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Laat het daar dan maar bij. Breng het verdriet of het verlangen maar in gebed bij God. Ik bid voor je, voor jullie. Soms volstaat een hand van bemoediging. Dank dat je dit wilde delen. Juist als je verdriet hebt ofonvervulde verlangens, ben je ook zo kwetsbaar. Woorden kunnen ook pijn doen. Onbedoeld maken we het die ander extra lastig.

Gemeente, ik moest bij de voorbereiding van de preek, denken aan wat Dietrich Bonhoeffer schrijft in het boekje ‘Leven met elkaar’. Hij zegt: christelijk gemeenschap (verbondenheid) is verbondenheid door Jezus Christus. Het contact dat ik met een broeder of zuster heb loopt niet direct, maar altijd via Christus. In een soort driehoek: de ander – Christus – ik. Dat is een heel bijbelse notie. Wij zijn broeders en zusters van elkaar,door wat Christus voor onsgedaan heeft. Dat is wat ons aan elkaar verbindt. We hebben wat met elkaar dankzij Christus. De verbondenheid met elkaar loopt altijd via Christus. Wanneer Hijer tussenuit valt, gaat het mis. Dan zien we elkaar met menselijke ogen. Maar het gaat erom dat we naar elkaar kijken met de ogen van Christus.

Wat betekent dit concreet? Ik denk dit: betrek Christus bij alleswat we doen en wat we zeggen. Heer, wilt u dat ik iets zeg tegen hem of haar, en wat mag ik dan zeggen of doen? Helpt u mij de ander lief te hebben en te helpen. Heer, zet een wacht voor mijn lippen en behoed de deuren van mijn mond. De kortste weg totmijn broeder of zustervoert altijd doorhet gebed tot Christus.

Om echt lichaam van Christus te zijn, is dat dus belangrijk, dat we in alles op Christusgericht te zijn. Heer, wat wiltu dat ik zeg, wat wiltu dat ik doe? Vanuit Christus, die zijn leven gaf, voor mij en de ander, die verzoening deed voor onze zonden en stekeligheden, leer ik mijn broeder en zuster vanuit Zijn ogen te zien: als iemand die net zokwetsbaar is als ik en die net zo op de genadeaangewezen is als ik.

Vanuit Christus wordt het waar: ‘als één lid lijdt, lijden alle leden mee; als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee’.

Het is alles door Christus en dankzij Christus, dat hier in Gouda een gemeente is. Zijn lichaam in deze stad. Meelevend, meelijdend. Hem zij de lof en de eer, tot in eeuwigheid! Amen.