Onopgeefbaar verbonden?!

Schriftlezing: Hosea 3 - Hosea 11
Datum: 7 oktober 2018
Download PDF


1. Geen aparte plek voor Israël?

Ik weet niet of u of jij het gevolgd hebt in het nieuws. Een paar weken geleden verscheen er publicatie van een paar dominees, die zeiden dat het nu maar eens afgelopen moest zijn met al die Israël-zondagen. Zo’n aparte plek voor Israël in de kerk is helemaal niet goed. Ze wekt namelijk de suggestie dat we alles wat de staat Israël vandaag doet klakkeloos moeten aanvaarden. Bovendien – zo stellen ze – is er veel te weinig oog voor het leed van de Palestijnen. Nee, we delen met de Joden het Oude Testament, maar dat is geen reden voor een aparte plek. Wij volgen niet langer de weg van de Thora, maar die van Jezus. Maak er maareen zondag van over de relatie tussenjodendom enchristendom. Net zoals je ook een zondag kunt houden over de verhouding met de islam of het boeddhisme.

2. Een belangrijke vraag!

Nu zou je vanmorgen kunnen denken: we leven in een vrij land, iedereen mag denken wat hij of zij wil. Ook christenen denken over heel wat dingen verschillend. Zo ook over Israël. Misschien staat dit onderwerp wel heel ver van je af.Toch is het denk ik voor ons allemaal een belangrijk thema. Want de vraag of de Here God nog steeds een bijzondere band heeft met Israël, gaat ons allemaal aan. Weet u waarom? Omdat God in het OT zegt dat Hij Israël nooit zal verlaten. In Hosea 2:18: ‘Ik zal u voor eeuwig tot mijn bruid maken’. Dat zijn beloften die God aan Israël geeft, ondanks dat het vaakheel ongehoorzaam was en achter andere goden aanging. Maar stel nu dat God Israël aan de kant zou zetten en deze beloften niet langer meer na zou komen, dan zou Hij dat ook met ons kunnen doen. Als wij ongehoorzaam zijn en daarinvolharden of als wij de Here Jezus niet echt liefhebben, zou God dus ook zomaar tegen ons kunnen zeggen: Ikstop ermee. Ik ga wel met iemand anders verder. Dat komt heel dicht bij.

Endaarbij komt nog dit.Iets wat nogveel fundamenteler is. Als God zoubesluiten om nietmet Israël verder te gaan, dan betekent dit dat Here dus wat Hij belooft (Ik zal je nooit verlaten), ook kan intrekken. Dat Hij kan terugkomen op Zijn beloften. En dat zou natuurlijk dramatisch zijn. Kun je dan nog wel echt op de Here aan? Want Hij kan wel zeggen, dat Hij ons nooit zal verlaten, maar wie zegt dat Hij dat ook zal doen? Snapt u, begrijp je, dat dit vragen zijn, die niet alleen voor Israël maar ook voor ons belangrijk zijn? Ze gaan uiteindelijk over de vraag of je op de Here God aankunt. Of dat Hij betrouwbaar is in wat Hij zegt en doet.

3. Dezelfde of een andere vrouw beminnen

Weet u, dat is precies de spannende vraag in Hosea 3. Kijk even met mij mee. Hosea krijgt opnieuw een opdracht van God. Ga opnieuw, bemin een vrouw die bemind wordt door haar levensgezel, maar die overspel pleegt. Om welke vrouw gaat het hier? Is dat Gomer uit hoofdstuk 1 of is dat een andere vrouw?

Ik weet niet of u of jij de eerdere preken uit Hosea gevolgd hebt, maar even iets over de hoofdlijn van dit boek. Hoseakrijgt van God de opdracht een vrouw te trouwen die prostituee is. Een vrouw uit de roze buurt of iemand die als tempelprostituee werkt. Hosea geeft gehoor aan de opdracht van God. Hij krijgt een relatie met Gomer en trouwt met haar. Gomer krijgt drie kinderen, waarvan de laatste vermoedelijk niet van Hosea is. En het pijnlijke van dit boek is dat Gomer vreemd gaat. Ze laat Hosea in de steek en gaat steeds weer achter andere mannen aan. En Hosea blijft achter met de pijn en het verdriet en met de zorg voor de kinderen.

En die ontrouw van Gomer is een beeld voor de relatie van God met Israël. Het volk dat in de nadagen van koning Jerobeam (zo rond 750-725 BC) welvarend is, aan geen ding gebrek heeft, en in dat alles meegezogen wordt door de cultuur en godsdienst van de Kanaänieten. Niet de Here, maar Baäl heeft het voor het zeggen. En verder, er ontstaat een tweedeling in de samenleving tussen rijk en arm; er is corruptie bij de rechters; ook de priesters laten zich door de afgoden beïnvloeden en brengen offers aan de goden van het land; de profeten spreken de mensen naar de mond. De sabbat wordt steeds meer een werkdag. De toename van welvaart leidt tot seksuele uitspattingen. Huwelijken gaan kapot; losbandigheid neemt toe. Er komt een gouden kalf in Bethel en Dan als alternatief voor de God van Israël. Kortom: het gaat bergafwaarts met Israël. De Here God speelt steeds minder een rol in het dagelijkse leven; de geboden zijn ouderwets; het moderne leven lonkt.

Hosea wordt geroepen om de pijn en het verdriet en de boosheid van God in zijn eigen leven te ervaren. Alles wat er misgaat tussen God en Israël ervaart hij in wat er misgaat in zijn huwelijk met Gomer. In hoofdstuk 3 gaat de geschiedenis verder. Er zijn uitleggers die denken dat het hier om een andere vrouw gaat, omdat het er zo afstandelijk staat: ‘bemin een vrouw’. De naam Gomer wordt niet genoemd. Maar dat lijkt me niet. Dat zou de spanning totaal uit het boek weghalen. Gomer staat voor Israël en dat zou betekenen dat God opeens een ander volk kiezen. Het gaat om een vrouw die in overspel leeft. Ze behoort iemand anders toe. Dat zou van Gomer kunnen gelden. In de Hebreeuwse tekst vinden we een woordspeling op haar naam. Vers 2: anderhalve homer gerst lezen we daar. Gomer en chomer lijken erg op elkaar. Het boek gaat over de worsteling van God met zijn volk. Het loopt vaak bij hem vandaan. Zo ook bij Gomer.

4. Het drama

Hier in Hosea 3 heeft zich dus een drama voltrokken. Gomer is er vandoor gegaan en al gaande weg aan lager wal geraakt. Ze zocht een leven in vrijheid, maar het leven bleek hard te zijn, bikkelhard. Om rond te komen heeft ze zichzelf moeten verkopen. Als slavin van misschien wel een bordeelhouder, voor wie ze met haar lichaam de kost moest verdienen. En Hosea? Hij gaat achter haar aan. De mensen om hem heen praten: ‘mooie vrouw, ze heeft je gewoon laten zitten, nog wel met de kinderen, die niet eens allemaal jouw kinderen zijn. Waar heb je dat nou aan te danken? Misschien is het maar beter zo. Komt er eindelijk weer rust in je huis. Laat haar maar lopen. Wil je haar echt terug hebben? Ze heeft je toch gewoon laten vallen.’ Ze halen hun schouders op en spoten. Maar Hosea gaat. Hosea gaat omdat de liefde van God hem drijft. Bemin een vrouw. Hij houdt van haar en zal haar vinden. En als hij haar vindt, moet Hosea haar eerst terugkopen. Vijftien zilverstukken en ander halve homer gerst. Ook vijftien zilverstukken. Dertig zilverstukken in totaal. De prijs van een slaaf volgens Ex. 21:32. Gomer zocht de vrijheid, maar eindigt als een gebondene. Tragisch verhaal.

In de houding van Gomer wordt zichtbaar hoe Israël leeft. Zoals we eerder zagen in de doopdienst. God krijgt geen gelegenheid om Zijn Woord in hun leven te zaaien. Jizreël. God wordt niet erkend voor zijn zorg en zegen, voor zijn ontferming. Lo ruchama. God speelt nauwelijks nog een rol in het leven van zijn volk. Lo Ammi. Mijn volk niet meer. Daar zit de pijn van God. Dat is het drama dat zich hier voltrekt. Maar het is iets van alle tijden, gemeente.

De pijn van God zit daarin als ook wij Hem niet de ruimte in ons leven geven. Als Zijn Woorden afketsen op ons hart. Door ongeloof. Door drukte. Door vol te zijn van alles en nog wat. Als we als een poes of kat door het leven gaan en zelf bepalen wat we doen [kinderpreek]. Allemaal prinsen en prinsessen die zichzelf zo belangrijk vinden. De vraag die God elke keer weer stelt, in de prediking, in Zijn Woord: mag ik je beminnen? Geef Mij toegang tot je hart! Mag Ik in je leven binnenkomen? Zullen we samen door het leven gaan? Jij aan Mijn hand.

Weet u, de pijn van God wordt zo treffend verwoord door Jesaja. In hoofdstuk 65 zegt God: ‘Tegen het volk dat Mijn Naam niet aanriep heb Ik gezegd: Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik. De hele dag heb Ik Mijn handen uitgespreid naar een opstandig volk, dat de weg gaat die niet goed is, naar hun eigen gedachten’. Dat is wat ook Hosea 3 zegt. Dat de Here de Israëlieten bemint. Zo op deze manier [handen wijd naar ze open]. Of in de woorden van Hosea 11. Daar spreekt God als een vader die terugdenkt aan de tijd dat zijn zoon nog klein was. De wieg van Israël stond in Egypte. De kinderjaren werden in de woestijn doorgebracht. Daar moest Efraïm leren lopen. En toen hij niet verder kon, droeg God hem op Zijn armen. Hij zorgde voor zijn volk. Beschermende het tegen gevaar. Hij genas hun zieken. Hij verlichtte hun lasten. Zo was God met hen bezig. Zo omarmde Hij hen met Zijn liefde. Zoals een vader liefdevol zijn armen, slaat op zijn kind, zo omringt de Heer ons met erbarmen, zegt Psalm 103 in de NB.

Maar de liefde bleef zo vaak onbeantwoord. Mijn volk volhardt in afkeer van Mij, lezen we in 11:7. Dat is het drama. Daar zit de pijn van God. En Hosea? Die belichaamt deze pijn. In zijn zoektocht naar Gomer, laat Hij het hart van God zien dat uitgaat naar Zijn volk.

5. Net als Jezus

Gemeente, hoewel de vergelijking misschien een beetje mank gaat, moet ik bij Hosea sterk aan de Here Jezus denken. Aan God die mens wordt. Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. In de Here Jezus heeft God zijn handen naar ons uitgestrekt. Heeft hij een stem gekregen om tot ons te spreken. Handen om naar ons uit te strekken. Voeten om ons achterna te lopen. Een hart om voor ons te breken aan het kruis. Dat is de passie van God.

In Jezus zien we diezelfde zoektocht naar het hart van mensen. Jezus belichaamt die opzoekende zondaarsliefde van God. Wat beweegt Hem om die stap te zetten? Waarom blijft God maar doorgaan? Waarom is Hij onopgeefbaar verbonden met Israël en met deze wereld in nood, met ons? Waarom straft Hij de zonde niet gelijk? Waarom maakt Hij er geen einde aan. Waarom blijft Hij aan ons trekken? Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij je hart! Weet, u, ik krijg daar mijn vinger niet achter. Dat zou geen mens ooit doen. Genade.

Iemand vroeg eens aan de catechisanten: wie is de meest tragische persoon van de Bijbel? Ze moesten even denken. Job misschien? Nee, de Here God zelf. Hij staat zo vaak met lege handen. Niemand lijkt van Hem te houden. En toch blijft Hij trouw. Wat is het geheim?

Hosea 11: 9 zegt: ‘Want Ik ben God, en geen mens; de Heilige in uw midden’. God is geen mens, in de zin, dat Hij Zijn belofte niet nakomt. God is geen mens, dat Hij zomaar iemand laat vallen. In Zijn toorn kan aan onze levensboom schudden. Hij kan ons in de woestijn brengen. Hij kan ons van alles ontnemen. Zoals Hij dat ook bij Israël deed. Als Gomer weer thuis is, dan moet ze zich stil houden. Hosea heeft geen gemeenschap met haar. Er is een tijd van bezinning. Zo ook met Israël, lezen we in 3:4. Zonder koning, zonder vorst; zonder offer, zonder efod. En ook zonder gewijde steen en afgodsbeelden. Dat is Gods opvoedkunde. Israël zal alles kwijt raken. Haar politieke leiders, de eredienst in de tempel. De offers ter verzoening. God zou zich lange tijd stil houden. Geen contact. Geen ervaring. Geen vertrouwelijke omgang. En ook geen heidense goden. Alles wat afleiden kan valt weg. Israël komt met lege handen te staan. Daarin openbaart zich de toorn van God.

Zo kan de Here ook aan onze levensboom schudden. Hij kan ons zijn zegen onthouden, als we ongehoorzaam zijn, of als we Hem links laten liggen, net als bij Israël, zijn vriendelijk aangezicht voor ons verbergen. Als dat je overkomt, denk dan niet dat God niet meer met je van doen wil hebben. Zie het als een appel op ons hart, om als dat nodig is, naar Hem terug te keren. Hij zoekt omgang met ons. In Zijn heilige liefde roept Hij ons, zoals Hij dat bij Israël gedaan heeft. Want Hij wil onopgeefbaar verbonden zijn ook met ons. Zoals dat was met Israël, zo ook dankzij de Here Jezus met ons.

6. Onopgeefbaar verbonden

Onopgeefbaar verbonden. Betekent dit dat je dan ook het eens moet zijn met wat de staat Israël vandaag doet? Nee. Door de Here Jezus zijn we met de Here God verbonden. Hij is de God van Israël. Zo zijn wij ook met di volk verbonden. Maar dan hebben we het over het Bijbelse volk van God, zoals we dat in het OT en NT tegenkomen. [interview Simon Schoon in Goudes kerkblad 12 van 21 sept 2018]. En in het verlengde daarvan met het Joodse volk nu. De verbondenheid gaat over dit volk, waarmee God begonnen is en waardoor Hij Zijn werk in de wereld ook zal voltooien. Dit Israël is de wortel van het christelijke geloof. De Here Jezus, onze Heiland, is een Jood. En wij kunnen Hem alleen maar goed verstaan tegen deze Joodse achtergrond. Het Joodse volk is de continuering van de Joodse gemeenschap in de dagen van Jezus. Maar dat valt nog niet samen met de staat Israël. Zoals elk ander volk mag ook Israël een staat hebben. Tegelijk zijn er ook zorgen over de politiek van deze staat. Omdat het vredesproces muurvast zit. Omdat er nauwelijks handreikingen gedaan worden naar de Palestijnen.

Maar ondanks alles blijft God trouw met zijn volk en wij zijn geroepen dat ook te doen. Wie Israël en de God van Israël zegent, wordt zelf ook gezegend. Omdat God ondanks alles, door alle onmogelijkheid heen, trouw blijft aan Israël, en Hij ook trouw is aan ons, zijn wij geroepen om ook met dit volk verbonden te zijn. Hoe? Praktisch. Maar ik denk vooral aan het gebed: om de vervulling van Gods beloften. Dat er vrede zal zijn. Tussen Jood en Palestijn. Tussen Jood en Arabier. Dat er recht gedaan wordt aan kwetsbaren, vluchtelingen en kansarme Palestijnen. Dat maakt ook dat we opstaan tegen de meedogenloze terreur van de leiders van chamas. Als christenen weten wij ons in het bijzonder verbonden met de Joden die in Jezus als de Messias geloven en met de mede-christenen uit de Palestijnse en Arabische bevolking. Verbonden omdat God met dit volk en met deze mensen verbonden is.

7. En wij? Wat verlangt God van ons?

Er is nog een ding dat nog niet aan de orde is geweest. Hosea 3 en 11 eindigen met een wonderlijke belofte. Dat er een moment komt dat Israël tot inkeer komt. Dat ze zich bekeren tot de Here en tot David hun koning. Dwars door de onmogelijkheid heen. Want waar is Israël. Het 10 stammenrijk is opgelost in de geschiedenis. Onvindbaar. Van Juda is alleen een rest overgebleven na de ballingschap. En nu zal geheel Israël zich bekeren tot God. En tot David hun koning. En wie is die koning van David? Deze belofte staat nog open. Er komt een dag dat deze in vervulling zal gaan. God blijft hoop houden dat Israël zich tot Hem zal wenden en de grote Koning zal erkennen. Dat moet denk ik over de Here Jezus gaan. Yeshua. Een bijzondere belofte. Ook in Hosea 11:11 lezen we zoiets. Ze zullen achter de Here aangaan. Ooit komt er een dag dat deze belofte werkelijkheid zal worden.

Let tot slot nog even op de houding waarmee het volk komt. Vers 5: zij zullen zich in diep ontzag tot de Here en Zijn goedheid wenden. Er zal ontzag zijn voor Hem. Respect. Ze zullen zich in de armen van God werpen. Dat is wat er zal gebeuren met Israël.

Dat is wat God ook van ons verlangt. Dat we ontzag, respect hebben voor Hem, en dat als Hij zijn handen naar ons uitstrekt, we ook zullen komen. Restloos. Met overgave ons wenden tot Hem die zo goed is voor ons. Dat we ons met ons hele bestaan in de handen van Christus werpen.

Niet als een poes, maar als een hond. Die zegt: ik heb de allerbeste baas van de wereld.
[uit kinderpreek]

God trekt aan ons met koorden van liefde.

Zo gij Zijn stem dan heden hoort, gelooft Zijn heil- en troostrijk woord; Verhardt u niet, maar laat u leiden.

Amen.