Bidden, in gesprek met God

Schriftlezing: Exodus 33:7-11 - Hebreeën 2:17-3:1 - Hebreeën 4:14-5:10
Datum: 5 november 2017
Download PDF


1. Alleen maar praten?

Een oudere man neemt plaats in de trein en gaat tegenover een jong meisje zitten. Hij groet haar vriendelijk, maar ze reageert niet op zijn groet, want ze lijkt in gedachten verzonken. Na enige tijd groet ze hem vriendelijk terug. ‘Sorry’ zegt ze, ‘ik was aan het bidden.’ ‘Bidden?’, vraagt de man. ‘Ja’, zegt ze, ‘praten met God.’ ‘God’, vraagt de oude man, ‘bedoel je de Schepper van hemel en aarde?’ ‘Ja’, zegt het meisje. De man antwoordt: ‘En voer jij dan de hele tijd het woord?’

Dit korte verhaaltje drukt iets uit van hoe wij meestal tegen het gebed aankijken: bidden is praten tegen God. Zo leerden we dat als kind al, als je tenminste christelijk bent opgevoed: je vouwt je handen, doet je ogen dicht en als je klaar bent met spreken, dan zeg je ‘amen’. Het laatste woord van het gebed leerde we vaak als eerst hardop nazeggen: ‘amen’!

Inderdaad, bidden is dat je dingen zegt tegen God. Dat wat je bezig houdt. Waar je Hem dankbaar voor bent. Wat je Hem wilt belijden. Bidden is de belangrijkste activiteit in ons leven. Maar bidden is meer dan alleen maar praten tegen God, want dat is niet meer dan eenrichtingsverkeer. Nee, bidden is in gesprek zijn met Here God. En een gesprek is meer dan alleen praten, het veronderstelt ook stil zijn en luisteren. Het is het middel dat God geeft om te groeien in de relatie met Hem. Het is niet een ritueel, maar een verticaal gesprek.

De Zuid-Afrikaanse predikant Andrew Murray heeft eens gezegd, dat de kracht van ons gebed afhangt van het besef met wie wij spreken. Ik denk dat dit waar is. Wanneer wij bidden, spreken wij met een God die zowel transcendent als immanent is: die zowel buiten als binnen onze wereld is. Hij is veel groter en machtiger dan het heelal dat Hij geschapen heeft, en tegelijk een God die wij als kleine, zondige en kwetsbare mensen mogen naderen en aanspreken.

Die beide aspecten: de majesteit en de toegankelijkheid van de Here God vinden we terug in het bijbelgedeelte van Hebreeën 4. De verzen 14-16 gaan over het gebed en ik denk dat ze ons kunnen helpen om weer opnieuw onder de indruk te komen van wat bidden is. Hoe mooi en hoe belangrijk.

2. Het hemelse heiligdom

Als de schrijver van de Hebreeënbrief nadenkt over het gebed, stelt hij zich dat voor als een ontmoeting. In vers 16 spreekt hij over bidden als naderen tot God. De schrijver probeert het zich ruimtelijk voor te stellen. Hij heeft zich allereerst laten inspireren door het Oude Testament. In het begin was daar de tent van de ontmoeting buiten het legerkamp. Dat was de plek waar Mozes de Heere kon ontmoeten. Als de wolk van Gods tegenwoordigheid neerdaalde, kon Mozes God in de tent ontmoeten. Daar sprak de Heere met hem en hij met de Heere. Van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt. Een bijzonder indrukwekkend gebeuren. Wat moet dat een diepe indruk gehad hebben op het leven van Jozua. Hij week niet uit het midden van de tent. Hij was er steeds bij als God Mozes ontmoette.

Later komt er de tabernakel. Na de zonde met het gouden kalf. God is aanwezig, maar het gaat niet langer zonder offers. Er is scheiding. Er is de voorhof, waar priesters zijn en offers brengen. Er is het heilige en het heilige der heiligen, waar de ark staat, met de cherubim en het verzoendeksel. Als symbool voor de heilige aanwezigheid van God. God is niet zomaar meer toegankelijk voor de mensen. Alleen de hogepriester mocht op grote verzoendag het heilige der heiligen binnengaan. Om daar verzoening te doen voor de zonden van het volk, zodat God temidden van zijn volk zou kunnen blijven wonen.

Later komt er de tempel, met dezelfde structuur. Niemand heeft direct contact met God. Hij is er te heilig voor. Niemand kan God zien en in leven blijven. Maar dan komt Jezus. Hij is de middelaar en hogepriester van het nieuwe verbond. Hij is de man naar Gods hart. Zonder zonde, volkomen rein en God toegewijd. Als Hij sterft aan het kruis voor de zonden van de mensen en verzoening doet, brengt Hij met zijn leven het offer dat aller offers overbodig maakt.

Jezus is – zegt de schrijver – als een hogepriester het heiligdom binnen gegaan, het heilige der heiligen, hij is naar de ark gegaan, de troon van de heilige God, en daar heeft Hij zich helemaal uitgegoten voor zijn Vader. ‘Ik heb gedaan wat u van mij vroeg. Ik heb uw liefde aan de mensen bekend gemaakt. De zonde is verzoend. Het is volbracht, Vader.’

En de Vader, wat doet Hij, als antwoord op het offer en de overgave van Zijn Zoon? Hij scheurt het voorhangsel open, van boven naar beneden. Hij blijft niet langer verborgen voor de mensen. Maar nu mag iedereen, die in Jezus gelooft, tot Hem naderen.

Dat is het beeld dat de schrijver van deze brief voor ogen heeft als hij aan bidden denkt. Hij stelt zich een hemelse troonzaal voor, met in het midden de troon van God. En bidden is dat je tot deze God mag naderen. Zo probeert hij zich dat voor te stellen.

Ik vind dat een indrukwekkend beeld en ook inspirerend. Ook in mijn eigen gebeden, in mijn stille tijd, probeer ik mij het zo ook voor te stellen. Bidden als naderen tot God.

Wat zegt de schrijver vervolgens over het gebed? Drie dingen volgens mij. Het eerste staat in vers 14: je mag bidden in het besef dat er een open hemel is.

3. Een open hemel

De schrijver spoort zijn lezers aan om aan de belijdenis vast te houden. Wat bedoelt hij daarmee. Nou, de belijdenis van wat Jezus heeft gedaan! 2:17 spreekt over dat Hij geleden heeft om de zonden van het volk te verzoenen. De belijdenis van het offer dat gebracht is. Van ‘het is volbracht’ dat heeft geklonken. Door Zijn verdienste is de hemel opengegaan. De schrijver stelt het zich heel concreet voor ogen. Jezus is de hemelen doorgegaan. Dat werkwoord gaat over een beweging in een driedimensionale ruimte.

Wij mogen geloven, dat is onze belijdenis, dat Jezus het offer bracht, en zo voor al Gods kinderen, de weg heeft gebaand naar de Vader. Hij heeft een weg geopend naar de troon. Bidden veronderstelt een open hemel, een vrije toegang tot de troon van God.

Gemeente, dat geloven en belijden, is iets anders dat het ook ervaren. Als wij bidden hebben wij soms het gevoel, dat onze woorden niet verder dan het plafond van onze kamer komen. We zeggen soms weleens tegen elkaar: het lijkt wel of de hemel van koper is. Dat gaat over je ervaring, onze worsteling, dat het lijkt alsof God ons niet hoort. De hemel kan voor ons gevoel potdicht zitten. Soms wordt dat gevoel versterkt door gevoelens van somberheid zoals bij depressie. Soms heeft het te maken met ongehoorzaamheid of zonden waar we aan vasthouden. En de tegenstander die zegt: laat dat gebed maar zitten, het heeft geen enkele zin. God verhoort geen zondaars. Hij is te druk met andere dingen. Maar weet u, dat zijn stemmen, en gevoelens, maar die kunnen ons zo gemakkelijk bedriegen. Ook al ervaren wij een dichte hemel, de hemel is niet dicht. Wij leven onder een open hemel. Een hemel die voor ons geopend is door de Here Jezus. Als God een deur opent, zal niemand die kunnen sluiten.

Vasthouden aan de belijdenis, daar zit nog iets aan vast. In het Grieks staat daar eigenlijk ‘vastklampen’. De schrijver zegt: laten wij ons aan de Here Jezus, die voor ons de weg naar God heeft geopend, vastklampen. Wat betekent dat? Dit: dat je beseft dat je zonder de Here Jezus geen been hebt om op te staan. Dat het alleen dankzij Hem is, dat je mag naderen tot God en Hem als je Vader mag aanspreken.

Voorbeeld. Ik zat in Chili een keer naast iemand die tijdens de vlucht in de cockpit wilde kijken. Tegenwoordig mag dit niet meer. Hij vroeg het aan de stewardess, die aarzelde. Maar toen liet hij een visitekaartje zien. Van een van de piloten. Ze ging en weg met het kaartje en kwam hem toen halen. Hij mocht binnenkomen, vanwege het kaartje.

Voorbeeld. Als ik naar de EO ga voor opnames van het programma ‘Ik zou wel eens willen weten’ van de muzikale fruitmand, dan moet ik mij altijd melden bij de portier en zeggen wie ik ben en waarvoor ik kom. De portier neemt altijd even contact op met programmaleiding en dan mag ik binnenkomen. Zo is het in gebed ook. De naam van Jezus doet wonderen. Het is de sleutel waardoor wij mogen binnengaan.

Weet u, dat is ook de reden, waarom het goed is om je gebed af te sluiten, met ‘dat bid ik U om Jezus wil’ of ‘dat bid ik u in Jezus naam’. Dan herinner je je eraan dat het dankzij de Here Jezus is dat je mag bidden en met God kunt spreken. Hij is de middelaar. Daarom is er een open hemel. Dat is het eerste punt. Nu het tweede: je mag bidden in het vertrouwen, dat de middelaar je door en door kent.

4. Een sympathieke Jezus

Als middelaar kent Jezus al onze zwakheden en heeft Hij net als wij ook met verzoekingen te maken gehad, lezen we in vers 15. Ook dat is belangrijk om te weten als wij bidden. In het Grieks staat er een woord dat we kennen: sympathiek. Jezus is de sympathieke middelaar. Sympathiek kennen we wel, dat zeggen we als iemand aardig is, en we goed met hem of haar kunnen opschieten. Dat is een sympathieke juf of een aardige meester. Maar letterlijk betekent sympathiek: mee-lijden. Jezus is iemand die meelijdt, meevoelt met mensen, omdat Hijzelf ook mens is geweest.

Als hogepriester bemiddelt Jezus tussen God en ons. Hij staat helemaal aan de kant van God. Jezus is immers de Zoon van God. Maar Hij staat ook helemaal aan de kant van de mensen. Zozeer dat Hij meevoelt met onze zwakheden. Dat is bijzonder. Jezus heeft geen zonde gedaan, maar toch is Hij ons in alle aspecten van het leven gelijk geworden. Hij was net als wij moe en hongerig. Hij moest eten en slapen net als wij. In zijn mens-zijn heeft Hij de volle druk van verzoeking en verleiding ervaren. Satan trok aan Hem, mensen probeerden Hem te doen struikelen.

Het meelijden van Jezus gaat heel diep. Ervaringen die wij opdoen in het leven hebben een buitenkant (een zichtbare kant) en een binnenkant (een kern). Wat de buitenkant betreft zijn ervaringen allemaal heel verschillend. Er is niemand die alles van iedereen ervaren kan hebben. Maar achter elke unieke en pijnlijke ervaring zit een diepere kern. Achter een miskraam zit verdriet en onvervuld verlangen. Achter het worstelen met je geaardheid zit een heel stuk eenzaamheid en vertwijfeling. Achter een scheiding, zit de pijn van onbegrip en gebrek aan vertrouwen, eenzaamheid ook. Als de Bijbel zegt dat Jezus meelijdt met ons, dan gaat dat over die diepere kern. En zelfs daarin heeft Hij dieper geleden dan wij. Niemand heeft zo’n diepe eenzaamheid gevoeld als Jezus. Niemand voelde zich zo in de steek gelaten als Hij. Niemand zo onbegrepen als Hij. Niemand heeft zulke teleurstellingen te verwerken gehad als Hij. Niemand is zo door God verlaten geweest als Jezus. Dat betekent dat al die dingen die je hebt meegemaakt – de scheiding, miskraam, verlamming, de dood van je kind, vul maar in – al die dingen waarvan jij denkt, dat Jezus dat nooit heeft meegemaakt, in de kern heeft Hij het ervaren: de verlating, vervreemding, teleurstelling, de pijn en de eenzaamheid. En nog veel meer en dieper. Dat is het hart van het evangelie: de Here Jezus is de diepte van ons bestaan binnengegaan. Hij is naast ons gekomen in al die wisselende ervaringen. Hij is een van ons geworden. Als de sympathieke hogepriester. Die meevoelt en meelijdt.

In hoofdstuk 5 vers 7-8 lezen we zelfs dat Jezus in zijn tijd op aarde geworsteld heeft met God en dat Hij gehoorzaamheid moest leren, in alles wat Hij geleden heeft. Steeds weer leren zeggen: niet mijn wil maar Uw wil geschiedde Vader. Verzocht net als wij, maar zonder te struikelen en te zondigen.

Dus dat betekent, gemeente, dat Degene die voor ons bemiddelt bij de Vader, weet waar wij mee worstelen. Jezus voelt mee. Eén woord is voor Hem al genoeg. We moeten niet denken dat God onbewogen is als wij bidden. We hebben in Jezus een God die ons door en door kent. En zo … als de medelijdende middelaar, is Hij mijn voorspraak bij de Vader. Hij is de Borg die mijn zonden op zich nam en mijn schuld droeg, zo doet Hij voorspraak bij de Vader. Ik kom mijn derde punt. Deze Jezus zegt: nader met vrijmoedigheid tot de troon van God, vers 16. Je mag bidden omdat God je uitnodigt om te naderen.

5. Een hartelijke uitnodiging

Laten wij met vrijmoedigheid naderen. Wat is vrijmoedigheid? Als wij ergens tegen opzien, of menen iets niet te moeten doen, zeggen we: ik heb hiervoor geen vrijmoedigheid. Wij associëren het met moed om iets te doen of iets te zeggen. Maar het gaat niet om moed van ons, maar om het recht om iets te zeggen. In die tijd had een burger van een Griekse stad (polis) het recht (parresia) om tijdens een volksvergadering wat te zeggen. Van daaruit heeft het zich ontwikkeld, tot wat het letterlijk betekent: alles zeggen. Vrienden kunnen elkaar alles zeggen. Zo ook hier. De Here Jezus heeft voor ons het recht verworven – Hij heeft ons immers burgers van het Koninkrijk gemaakt – het recht om tegen God alles te kunnen zeggen. Het recht. Ja, genaderecht. Geen verdienste van ons uit. Vrijmoedigheid is dat de Geest die in je woont, zegt: zeg het maar. Vertel alles maar tegen de Vader. Vertrouw erop dat de Zoon bemiddelt en je gebed vervolmaakt. Zeg het maar. Jezus geeft je het recht. Bidden is dus dat je het voorrecht krijgt om met God te spreken. Vrijmoedigheid is de innerlijk vrijheid om te mogen komen. Zonder veroordeling. Zo mag je komen.

Nu is het goed om te beseffen, dat bidden meer is dan spreken. Er zijn allerlei vormen van gebed. Je mag tot God naderen met dankzegging, lofprijzing, aanbidding, verootmoediging, met je vragen, of in stilte. Maar hoe je ook komt, bidden heeft altijd een antwoord-karakter. God is de eerste. Hij was er al voordat ik ter wereld kwam. Hij heeft zich als eerste bekend gemaakt. Alles wat ik doe en zeg is een antwoord op wat God heeft gezegd of beloofd.

Een oom van mij, die in Gouda heeft gestaan, en is overleden, schreef een boekje over het gebed: ‘Lees je Bijbel, bid elke dag’. Daarin geeft hij het advies: om elke dag je dag met God te beginnen. Elke dag het venster open naar God toe. Maar laat je gebed opkomen vanuit het Woord. Lees je Bijbel biddend en bid dan verder. Laat de Bijbel je thema’s aanreiken voor je gebed. Bid in het verlengde daarvan. Maar neem dan ook vervolgens de rust en de tijd om stil te zijn. Om de gelezen woorden te laten resoneren in je hart. En het kan zomaar zijn, dat God door die woorden heen tot je spreekt. Dat iets van wat je las je bijzonder raakt of dat dit bij je blijft haken. Door de stilte en het Woord te overdenken, stuurt God je gedachten, dat zijn de momenten dat Hij tot je spreekt. Je gaat als het ware biddend de troonzaal binnen, je nadert tot God, je roept Hem aan, en dan komt er ook een moment om te luisteren: spreek Heere, uw dienstknecht, uw zoon of dochter hoort.

Dat is natuurlijk lastiger als je in de auto zit of op de fiets of in de trein. Maar hopelijk heb je ook die momenten dat je alleen bent, dat er rust is om je heen. Ga dan met vrijmoedigheid tot de troon van de genade. Dan wordt stille tijd tot ontmoetingstijd.

De troon is de plek waar God te vinden is. De Schepper van hemel en aarde. Hij die alles regeert. Hij troont boven het gewoel van de volken; Hij heerst over alle moeilijke omstandigheden. Het glipt Hem niet uit de vingers. En wij, wij mogen tot Hem naderen.

6. Slot.

Ik ga eindigen. Wat nemen we mee over het gebed? In ieder geval dit:

(1) We mogen bidden in het besef dat er een open hemel is;

(2) We mogen bidden in het vertrouwen dat God ons door en door kent; en

(3) We mogen bidden met vrijmoedigheid, omdat God zelf ons daartoe uitnodigt.

Als we komen met onze lege handen, dan mogen we dan doen in het vertrouwen, dat God weet wat je nodig hebt. De schrijver noemt drie dingen: Opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip. Ze hebben met elkaar te maken. Barmhartigheid is dat God zich naar je buigt, met Zijn ontferming. Genade, dat is dat Hij met ons niet doet naar onze zonden. En hulp, dat is dat God je geeft wat je echt nodig hebt. Op het moment dat Hij voor jou het beste acht.

Ja, zeg je, wat mag ik verwachten, hoe zal God mij dan helpen, in mijn situatie. Mag ik die vraag beantwoorden met een lied dat mij trof. Het lied ‘Hij is erbij’ van Marcel en Lydia Zimmer. Hoe antwoordt God?

Soms brengt God de storm tot stilte,
soms leidt Hij ons er doorheen.

In de stormen van het leven
zijn we niet alleen.

Soms geneest Hij ons van ziekte,
soms laat Hij het lijden toe

Hoe het ook zij, hoe het ook zij, Hij is erbij.

Soms tilt God ons over bergen,
soms voert Hij ons er omheen.

Maar hoe zwaar de weg ook zijn zal,
wij gaan niet alleen.

Soms draagt Hij ons in zijn armen,
soms laat Hij ons even gaan.

Hoe het ook zij, hoe het ook zij, Hij is erbij.

Amen.