Geen ander Evangelie! (serie Galaten 1)

Schriftlezing: Galaten 1:1-12
Datum: 14 mei 2017
Download PDF


1. Fake en nep nieuws

We leven in een verwarrende tijd. Wie via de kranten en media een beetje bij probeert te blijven, bij wat er in de wereld gebeurt, kan soms zomaar bedrogen uitkomen. Wat de ene dag nieuws is kan de volgende dag ‘fake (nep) nieuws’ zijn. Steeds vaker klinkt het verwijt naar de media toe dat zij het nieuws naar hun hand zetten, en niet de juiste feiten weergeven. Tenminste, als we president Trump moeten geloven.

Ook in Nederland zijn we daar vertrouwd mee geraakt. Wilders heeft er ook een handje van. Hij sprak eerder over een nep-parlament, nep-rechters. Zelf wordt hij beschuldigd van het verspreiden van nep-nieuws.

Media als kranten en tv worden geacht feiten te onderzoeken en zo correct mogelijk weer te geven. Het verwijt dat nieuws fake is, is nogal een heftige aantijging. Natuurlijk zijn media nooit helemaal neutraal. Dat is onmogelijk. Maar als mensen willen we wel weten waar we aan toe zijn. Wat de feiten zijn. Wat er echt gebeurd is. Wat waar is en wat niet. Het wordt ingewikkeld als mensen gaan zeggen dat het nieuws dat gebracht is nep nieuws is. Dan wordt de verwarring alsmaar groter. Wat is dan nog waar? Op welke feiten kun je aan en op welke niet. Heel verwarrend.

2. Fake evangelie en fake apostel

Verwarring, dat is ook de situatie waarin de gemeentes in Zuid-Turkije zich bevinden. In de steden van Lystra, Derbe, Ikonium en Antiochië – in de streek Galatië – waren door Paulus gemeentes gesticht. Door de verkondiging van het Goede nieuws waren mensen met een heidense achtergrond waren tot geloof gekomen. Tot geloof in Jezus Christus. Dat wil zeggen: in Jezus de Messias.

God had aan zijn leerlingen de opdracht gegeven: gaat heen en maak alle volken tot mijn discipelen. Maar dat drong aanvankelijk niet tot ze door. Het evangelie bleef hangen in Jeruzalem en omstreken. Hier en daar kwam een heiden tot geloof.

Maar met Paulus kwam daar verandering in. Paulus is de apostel der heidenen geworden. Hij ging met het evangelie eerst naar de synagoge, maar al spoedig kwamen de niet-joden in grote getale tot geloof. Paulus zei hun dat er een nieuwe tijd was aangebroken. De Messias was ook voor hen gekomen om hen te redden en zij mochten voortaan bij het volk van God horen.

Vroeger beteken dat dan dat ze eerst jood moesten worden. Ze moesten eerst als jood gaan leven en dus besneden worden en de joodse dagen in acht nemen. Er waren nogal wat heidenen geïnteresseerd in het geloof van Israël. Ze waren moe van het veelgodendom en alle offers, en kwamen onder de indruk van de oude Torá, de ene God en de hoge opvatting van normen en waarden. Maar ze sloten zich toch niet aan. Ze bleven sympathisant. Gastlid.

Maar nu, met Paulus, veranderde dat. Het goede nieuws van Jezus was, dat zij ook welkom waren. Jezus was gekomen voor zowel joden als heidenen, en samen mochten ze één nieuw volk vormen, zonder voorwaarden vooraf. Enkel door het geloof in Jezus hoorden ze erbij. Zo kwamen er in korte tijd honderden, duizenden christenen bij en die zagen er anders uit, heel anders.

Maar ja, daar ben je toch blij om (zou je denken). Dat mensen door Jezus God vinden?! Wat is daarop tegen? Ja, maar het gaf ook een schok. Vooral bij joden, zij die altijd joods geleefd hadden en zich daarna tot Jezus bekeerd hadden. De grenzen van Gods volk waren voor hen altijd duidelijk zichtbaar geweest. Als je je zo en zo gedroeg, dan hoorde je erbij. Sinds Abraham was dat toch altijd zo geweest: het teken dat je erbij hoorde, dat was de besnijdenis en daarnaast ook het houden van leefregels: sabbat, kosher eten etc.

Maar nu gaat het allemaal wel erg gemakkelijk, Paulus. Geloof in Jezus en je zult gered worden. Geloof in Jezus en je mag bij God en zijn volk horen. Zo ontstond er wrevel in de jonge gemeentes. Tenminste bij de mensen met Joodse afkomst. We kunnen ons het best voorstellen. Was het evangelie dat Paulus verkondigde niet een evangelie ‘light’. Een makkelijk en oppervlakkig evangelie?

Dat sluimerende ongenoegen wordt nog versterkt door joodse leiders, leraars, die de gemeentes komen opzoeken. Misschien waren het wel opvolgers van Paulus, die zijn werk daar overnamen. Ze beginnen het werk van Paulus te bekritiseren, af te breken. Ze richten hun pijlen van kritiek op de boodschap en op de boodschapper.

De boodschap. Ze beginnen tegen de mensen te vertellen, dat Paulus wel een begin gemaakt heeft, maar dat hij nog niet klaar was. Ze zeiden: ‘Paulus heeft jullie nog niet het hele, het volle evangelie gebracht. Zeker hij heeft jullie tot geloof in Christus gebracht, maar jullie moeten nog verder in het geloof ingeleid worden. Het kan toch niet zo zijn, dat God de eeuwenlange traditie van besnijdenis zomaar overboord zou zetten? Dat is een heilige inzetting van God zelf’. Overal waar Paulus het evangelie verkondigd had in die streek, kwamen de joodse leraars even later en zeiden: ‘Nee, hij heeft jullie niet alles verteld. Wij zijn gekomen om jullie het hele verhaal te vertellen’. Men bekritiseerde de boodschap.

De boodschapper. En ze speelden het ook op de man. Als mensen dan voor Paulus opkwamen, brachten ze een ander argument in. ‘Vergeet niet dat Paulus niet echt een apostel is. Hij is pas later tot geloof gekomen. Hij heeft het evangelie uit de tweede hand vernomen. Vol passie voor Jezus, dat wel, maar zijn kennis van het evangelie is beperkt’. Zo ondermijnden ze de boodschap en de boodschapper. Zo brachten ze het evangelie dat Paulus verkondigde in diskrediet.

3. Geen ander evangelie

Dat verklaart ook gelijk de heftigheid waarmee Paulus zijn brief inzet. In vers 6 lezen we ‘ik verwonder mij erover’. Maar het grondwoord moet hier veel krachtiger vertaald worden. ‘Ik ben onthutst’, ‘Ik ben met stomheid geslagen’, ‘Ik heb er geen woorden voor’. Hoe kan het dat zij dit doen en dat hun boodschap onder jullie gehoor vindt, zegt Paulus. Daar kan ik echt niet bij. En in vers 8 is hij nog stelliger: ‘wie een ander evangelie verkondigt, die zij vervloekt’. In vers 9 nog een keer: ‘als iemand een evangelie verkondigt dat anders is dan u ontvangen hebt die zij vervloekt’. Feller kun je het niet zeggen. En ‘vervloekt’ betekent: ‘het loopt op niets uit, het is tot mislukken gedoemd, je loopt er mee dood.’ Wat zijn jullie aan het doen, Galaten. Je gaat het evangelie van Christus toch niet loslaten? Je gaat de vrijheid die je hebt toch niet verkwanselen? Waar zijn jullie mee bezig, in hemelsnaam?

De felheid van de apostel zie je ook terug in de aanhef van de brief. Het was in die tijd namelijk gebruikelijk om een brief met de afzender te beginnen. Hier: van Paulus en de broeders die bij mij zijn’. Dan volgde het adres. Hier: aan de gemeente in Galatië. Vervolgens de groet. Hier in de verzen 3-5: genade en vrede van God … Amen. Maar daarna volgde altijd iets van dankzegging. Voordat je iets kritisch gaat zeggen, iets wat niet zo aardig is, begin je met een compliment, met iets dat wel aardig is. Dat patroon tref je vrijwel in alle andere brieven van Paulus aan. Daarin begint hij met: ‘Ik dank God voor …. Ik waardeer van jullie dat…, Ik ben zo blij met het nieuws dat ik van jullie krijg’. Hier echter niet. Hier noemt hij geen enkel positief aspect. Zo hoog zit hem wat er gebeurt.

Je ziet het gelijk ook al in het eerste vers. Paulus verdedigt zich gelijk. Ik ben een apostel niet vanwege mensen, niet door een mens, maar door Jezus Christus en God Vader zelf geroepen. Wat al die leraars ook over mij zeggen, Christus zelf heeft mij apart gezet en als apostel in dienst genomen.

Aan alles merk je dus bij Paulus dat het hem heel hoog zit. Vanwaar die felheid? Vanwaar die heftige woorden: ‘vervloekt is een ieder die een ander evangelie verkondigt’?

Paulus wist goed met wie hij te doen had. Hij was zelf ook zo geweest. Hij had het heel ver gebracht in het nakomen van leefregels en wetten; hij wist precies wie er bij het volk van God hoorde en wie niet. Maar toen kwam Christus in zijn leven en toen zag hij dat hij een sta-in-de-weg was voor Gods liefde. Hij was vooral met zichzelf bezig geweest (met zijn eigengerechtigheid).

In de ontmoeting met Jezus ontdekte hij dat er voor hem maar één deur openstond: de deur van vrije genade.

En die deur zag hij nu ook openstaan voor alle mensen, ook degenen die er helemaal niet bij hoorden (heidenen). Hij vertelde hun dat ze onvoorwaardelijk bij God en zijn volk mochten horen door Christus. Er hoeft niets meer bij. In Jezus heeft God zich verzoend met de wereld. In Christus heeft Hij heel ons zondebestaan voor Zijn rekening genomen. En wie je ook bent, wat er in je leven ook is gebeurd – door Hem mag je vrij tot God gaan en voor Hem leven.

Hoe hoor je erbij? Door geloof alleen. Door de liefde van Jezus die aan je trekt en waaraan je je gewonnen mag geven. Zo eenvoudig is het. Niet de wet. Niet de werken. Van onze kant hoeft er helemaal niets bij. Een lege hand. Meer niet. Een ander evangelie is er niet. Er iedereen die aanvullende voorwaarden stelt, al zijn ze nog zo vroom, die is vervloekt.

Gemeente, geloven wij dat evangelie? Weten wij ons zo bevrijd door Christus? Worden we zo getrokken door Zijn liefde? Dat we het beamen, dat er bij ons die blijde zekerheid is: ja, we horen bij Hem. Ik mag ook bij dat volk horen dat Hem toebehoort? Is Jezus de kern van onze vrede en onze liefde?

Of spelen andere dingen ook een rol?

4. Twee gevaren

Paulus ziet twee gevaren, die elke keer weer de kop op steken. Twee fronten die het evangelie van vrije genade bedreigen. Ze zijn allebei te vinden op de tekening die op de zondagsbrief staat. Laten we er even naar kijken.

Galaten Afbeelding David Pawson

De tekening geeft de hele inhoud van de Galatenbrief weer. Drie sleutelbegrippen in de brief: wetticisme, vrijheid en losbandigheid. Wetticisme is een vijand van de vrijheid, maar losbandigheid is dat ook. In zijn brief gaat Paulus op beide gevaren in.

Midden. Galaten 1-2 spreekt over onze vrijheid in Christus. Door het geloof zijn we verbonden met God, die we onze Vader mogen noemen. In Christus hebben we te maken met zijn gunst en Zijn vriendelijkheid aangezicht. Zo mogen we leven in de zonneschijn van zijn liefde. De Geest leidt ons op de bergtop van de vrijheid, onder de open hemel. Door het geloof mogen we leven als geliefde kinderen van de Vader, in vrijheid. Dat is het hart. Daarover gaan de hoofdstukken 1-2. Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.

Maar er zijn twee manieren om de vrijheid kwijt te raken.

Links. Er is het gevaar van wetticisme. Daar spreekt Paulus over in de hoofdstukken 3-4. Van een terugkeer naar het leven onder de wet. Geloof alleen is nog niet voldoende, zeiden de dwaalleraars. Zoals toen de besnijdenis er zo nodig bij moest, kunnen er ook vandaag voorwaardes zijn voor echt geloof. Soms een bepaalde vorm van zondekennis. Soms zijn het ervaringen die je mee gemaakt moet hebben. Of regels en tradities waar je je allemaal aan moet houden, maar waar je ook zo moe van wordt. Het is soms als met een huiskamer, hoe langer je ergens woont, hoe voller de kamer staat. Hoe langer een kerk bestaat, hoe meer regels en dingen erbij komen. Aan kerkcultuur, vormen en gewoontes. Iedereen is het er mee eens, dat het niet tot de kern behoord, maar o wee als je er aan begint te tornen, dan is iedereen in rep en roer. Nee, het is niet de kern, maar toch… Of dat we elkaar gaan bevragen op wat we doen, of waarin we allemaal actief zijn in de kerk. Goed bedoeld, maar het kan een eigen leven gaan leiden (een soort norm worden).

U kunt zelf misschien nog veel meer dingen aanvullen. Allemaal goed bedoeld, maar de echte vraag, waarom het gaat, die klinkt zo weinig: Houd je van de Heere Jezus? Kom je steeds weer bij Hem uit? Is Hij je vreugde en vrede? Dat is het ene gevaar. Regels in plaats van relatie.

Rechts. Het tweede gevaar van losbandigheid stelt Paulus in de hoofdstukken 5-6 aan de orde. Het is niet minder gevaarlijk. Dat hoewel je Christus kent, je toch laat meeslepen door je eigen begeerten en verlangens. Het is in feite het gevaar van de autonomie: ik bepaal zelf wel wat ik doen. Maar in de praktijk volg je dan de begeerten van het vlees na. Kies je de weg van de minste weerstand. Dat is de wet van het vlees.

Waarom was de leer van de joodse leraars zo populair? Waarom vond ze zo gretig aftrek in Galatië? Er is eigenlijk maar één reden: het valse evangelie laat altijd je hoogmoed in tact. Je hoeft er niet wezenlijk voor te veranderen. Je kunt blijven wie je bent. Geen bekering. Geen afleggen van de oude mens. Maar het evangelie van vrije genade zegt dat je een zondaar bent, die aangewezen is op de genade van God. Het leert ons op de knieën gaan en zeggen: ‘God wees mij arme zondaar genadig’. Maar daar houdt ons vlees niet van. Hoogmoed ook niet.

Zo ziet Paulus twee fronten. Twee gevaren. Twee pogingen van de mensen om zelf het leven van het geloof vorm te geven. Twee vormen waarop de toorn van God rust. Twee bewegingen die het zicht op Christus en de vrije genade van God belemmeren.

De Galatenbrief is een dringend appél van de apostel om terug te keren tot de kern, tot het hart van het ware evangelie. Dat is de reden dat ik over deze brief wilde preken, in dit jaar waarin we 500 jaar Reformatie gedenken. Om samen ons weer opnieuw te bezinnen op het hart van het evangelie. Op waar het God allemaal om te doen is.

5. Kenmerken van het ware evangelie.

Wat is dat hart? Wat is de kern? Paulus noemt hier drie kenmerken van het ware evangelie. Drie kenmerken als een test of lakmoesproef. Welke zijn dat?

1. Het evangelie waar kracht vanuit gaat.

Vers 6: Hem die in de genade van Christus geroepen heeft. Het evangelie van de roepende God. Onze woorden zijn vaak krachteloos. Als wij onze kinderen roepen om te komen eten, duurt het vaak tijden voordat ze komen. Ja ik kom. Ondertussen ben je 20 minuten verder. Als wij iemand roepen, drukken we een verlangen uit. Maar als God roept, komt er kracht in zijn woorden mee. Er zij licht, en er was licht. Wanneer Jezus tegen de storm zegt: wees stil. Dan wordt het stil. Als Jezus tegen Lazarus zegt: sta op, is zijn spreken zo krachtig dat Lazarus opstaat. Paulus zegt: het Woord van God is een kracht tot zaligheid. Dat merk je als je in de kerk zit en het Woord hoort, als je zelf in het Woord leest, dat er van binnen in je hart iets gebeurt. De stille kracht van Gods Geest komt in de woorden mee. Geen woord van God is krachteloos. Het verandert levens totaal. Kijk maar naar Paulus.

2. Het evangelie van Christus.

Het gaat in vers 6 over de genade van Christus; in vers 7 over het evangelie van Christus. En zo verder. Het ware evangelie is christocentrisch, daar staat Jezus in centraal. Het ware evangelie is er altijd op uit, dat je een persoonlijke relatie ontwikkelt met God. Jezus werd daarvoor juist mens, de weg naar het kruis, was de weg om ons tot God te brengen. Hij nam onze zonde op zich, om ons weerbij God te brengen. Als het evangelie je leven binnenkomt, dan ga je de Heere Jezus steeds meer zien. Als je je van evangelie afwendt, dan – zo zegt vers 6 – wend je je af van Hem. Dat is de test: wie is Jezus voor je? Kun je Hem missen? Is hij de persoon waarop je je leven bouwt of bouwen wil? Dat is vrucht van het ware evangelie. Liefde tot de persoon van Jezus.

3. Het evangelie dat verlossing uitwerkt

Dat staat zo treffend in vers 4: die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons zou ontrukken aan de tegenwoordige slechte wereld. We leven in een wereld die vervalt. Die desintegreert. De wereld die onder invloed van de boze is. Maar Jezus is gekomen om ons daarvan los te maken. Ontrukken, staat er in de test. Dat is een weerbarstig werk. Om ons los te scheuren van wat ons gebonden houdt. Zonden, verslavingen, goedkeuring van mensen, tradities, regels, religie. Jezus plant ons over in het koninkrijk van Zijn liefde. Hij maakt door de Geest dat wij in de wereld, maar niet van de wereld zijn. Dankzij Hem behoren wij bij de toekomende wereld. We hebben de Geest hiervan al als onderpand in ons hart. Voor wie Jezus toebehoort is er geen veroordeling meer, maar hoop. Hij of zij hoeft niet langer gebonden te zijn, maar mag leven onder een open hemel. Dat wil God aan al Zijn kinderen schenken.

6. Slot.

Ik eindig. Ik hoop dat deze brief ons als gemeente zal helpen, om weer op een nieuwe manier de bevrijdende kracht van het evangelie te ontdekken. De toekomst van de gemeente in deze tijd, ligt in een nieuwe oriëntatie op Christus. Wie is Hij voor ons? Mag Hij ons dienen? Als je mensen spreekt, waar zou je ze voor willen uitnodigen? Dan toch dit: dat ze zichzelf vergeten en zich aan Jezus toevertrouwen.

Laten we elkaar aansporen om telkens weer terug te keren naar de eenvoud van het geloof, en ons erover verwonderen, dat we mogen leven door Hem die ons heeft liefgehad. Dat is alles. Dat is ook genoeg. Een ander evangelie is er niet.

Laten we elkaar wijzen op Jezus en elkaar brengen bij Jezus. Dan wordt geloven weer een levende en een spannende zaak. Amen.