Datum: 4 december 2016
Download PDF
1. Op de markt
Als je in Israël in de stad Jeruzalem wandelt, komt je ongetwijfeld de Arabische Soek tegen. De Soek is een markt in de Arabische wijk, waar kooplieden hun waren te koop aanbieden. Een gebied vol met steegjes en kleine winkeltjes. Het leven speelt zich veelal op straat af. Het ene kraampje heeft nog fellere kleuren en nog grotere letters dan het andere. Er is zoveel keus, dat je als bezoeker niet weet waar je iets kopen moet. De prijzen zijn laag, je schaamt je er soms voor. Omdat het vaak warm is, is op elke hoek van de straat wel een kraampje waar water en fris te koop is. Als je langs de kraampjes slentert, komt de ene na de andere verkoper op je af. Allemaal willen ze hun spullen aan de man brengen. De een is nog expressiever dan de anderen. Met gebaren proberen ze je tot een koop over te halen. Kom hierheen. Kijk maar. Goedkoper is het nergens. Ze roepen soms zo hard, dat je je er erg ongemakkelijk bij voelt.
2. Marktplein van Babel
Dat is het beeld dat zich aan ons opdringt als we Jesaja 55 lezen. We zien voor onze ogen de profeet Jesaja staan, als een verkoper die midden op het plein staat en de mensen toeroept: Als je dorst hebt, kom dan maar hier. Hier is water te krijgen, in overvloed. Heb je honger? Ga dan niet elders iets kopen, maar kom bij mij. Wat ik je geef kan je verzadigen. De profeet zoekt met zijn boodschap het marktplein op van de ballingen in Babel. Hij is door God gezonden met een concrete boodschap. Een boodschap die een indringend appel doet op de mensen en tegelijk hen een hoopvolle belofte geeft.
3. Het indringend appel
Allereerst het appel. Jesaja doet een appel op het Joodse volk dat in Babel leeft. U weet dat het volk Israël, na de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 587, door de Babyloniërs in ballingschap is gevoerd. Mannen, vrouwen en kinderen moesten daar een nieuw bestaan opbouwen. Een zware tijd. Naar mate de jaren vorderen vervaagt de herinnering aan het beloofde land. Men heeft een nieuw bestaan opgebouwd. God had wel beloften gegeven van een terugkeer, maar dat was lang geleden. En ook als Jesaja zich tot de ballingen in Babel richt, stuit zijn boodschap op ongeloof. Een groot deel van het volk heeft daar haar bestaan opgebouwd. Hun schaapjes op het droge. Ze hebben zich er gesetteld. Velen van hen hebben geen zin om naar het beloofde land terug te keren. Anderen geloven er niet in.
En dan komt de profeet met een scherpe boodschap: wie het goed heeft in Babel, is er slecht aan toe! Waarom weeg je geld af voor wat geen brood is; werk je voor wat niet verzadigen kan? De profeet gaat in op het feit dat de mensen zo gesetteld zijn in Babel. Zo gelijkvormig aan de cultuur van daar, dat ze zich niet meer laten storen door het Woord van God. Het woord dat Abraham al wegriep uit de heidense omgeving waarin hij leefde. Het Woord dat steeds een appel deed op Israël. Het Woord dat sprak van een Koninkrijk. Van een stad met een tempel. Van een altaar waar verzoening en vergeving was te vinden. Waar de Heere woonde te midden van Zijn volk. Zolang dat nog geen realiteit was, mocht Israël de tentpinnen niet te vast in de grond slaan.
Wij luisteren mee vanmorgen, als Jesaja een indringend appel doet op de mensen in Babel. God zoekt mensen die honger hebben en dorst. Mensen die ondanks dat ze leven in deze wereld niet zo verzadigd zijn, dat ze geen honger en dorst meer hebben. God zoekt mensen aan wie Hij zijn heil kwijt kan. Voor het eerst of weer opnieuw.
Naar wie is de Heere op zoek? God zoekt mensen die Hem niet kunnen missen. Zoals de dichter zegt: Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God. Of een ander: Als een hert verlangt naar waterstromen, zo verlangt mijn ziel naar God. God zoekt mensen die leven in Babel, maar die ondanks het drukke en moderne leven, God niet kunnen missen. Mensen die een knagende honger hebben naar Gods liefde en vergeving. Mensen die dorst hebben naar God zelf en naar Zijn nabijheid. Mensen die zeggen: een dag in uw huis, in uw nabijheid is meer, dan duizend dagen elders. Mensen die stuk zijn gelopen op de schone schijn van uiterlijke dingen. Die hebben geleerd: mijn werk, auto of huis, dat biedt me geen bevrediging. God doet op ons allemaal een appel: kom! Kom in beweging. Blijf niet zitten waar je zit. Er is meer bij God te vinden dan je denkt. Ook al lijkt alles vast te zitten in je leven. Ook al heb je het idee dat de dingen niet veranderen. Of ben je de moed kwijt geraak, heb je geen hoop meer. De Heere wil je verzadigen met het goede. Hij wil tot je spreken. Hij zoekt gemeenschap. Daarom staat er vanmorgen een tafel. Daarom is er brood en wijn. Dat is de overvloed van God. Want dat is het tweede. Aan het appel zit een hoopvolle belofte.
4. Een hoopvolle belofte
Het appel dat de profeet doet is verbonden aan een rijke belofte: bij God is water te vinden en wijn en melk. De belofte die Jesaja mag doorgeven is tweeledig.
a. Water en brood
Ze betreft in de eerste plaats water en brood. Water dat is een eerste levensbehoefte. Als je bij Mij komt, zegt God, dan zal ik je levensdorst verzadigen. Dan zal Ik ervoor zorgen dat het goed komt tussen jou en Mij. Water staat voor het ene nodige: dat de relatie met God wordt hersteld, dat je verzoening ontvangt voor je zonden. Nergens wordt dat zo diep en duidelijk gemaakt als in het Heilige Avondmaal. Het brood staat net als het water in onze tekst voor het geschenk van de verzoening. Ik heb mijn lichaam laten verbreken voor jou tot een volkomen verzoening. De Here Jezus onderstreept dat in de viering van het Avondmaal. Als je tot Mij komt, dan sta ik er garant voor, dat Mijn Vader in de hemel je zal aanvaarden, als Zijn kind. En dan mag je in het teken van het brood, Gods liefde proeven.
b. Wijn en melk
De belofte van Jesaja omvat ook wijn en melk. Water en brood behoren tot de eerste levensbehoeften. Wijn en melk horen bij de overvloed van het beloofde land. Het beloofde land was een land van melk en honing. De wijn was de kroon op het feestmaal. Met andere woorden: de wijn en de melk staan voor de vreugde van het heil van God. De Heere herstelt niet alleen de relatie. Hij verzoent niet alleen de zonde en schuld, maar Hij laat zijn kinderen ook delen in de vreugde. Zoals dat staat in vers 12: Gods volk wordt uitgeleid, het gaat met vreugde voort. Aan zijn tafel schenkt de Here vreugde in Hem. En naast de vreugde ook hoop voor de toekomst, moed voor de dag van morgen, rust voor je hart vol zorgen. Alles wat je nodig hebt, is bij Hem te vinden. En het is gratis, want er is EEN die voor alles heeft betaald. De Heere Jezus zelf.
De profetie van Jesaja loopt daarop uit. God vernieuwt met het volk zijn verbond en belooft hen te geven de gewisse weldaden van David. Die belofte is in de Heere Jezus, die de Messias is, is helemaal vervuld. De tekenen van brood en wijn spreken van een nieuw verbond. Aan tafel schenkt de gastheer de genodigden, een weldadige maaltijd. Brood en wijn. Vergeving en vreugde. In de Here Jezus. Aan Zijn tafel.
5. Een hartelijke uitnodiging
Lieve mensen, hoor in het appel van Jesaja, de hartelijke uitnodiging van God: Kom, want alle dingen zijn gereed. Kom, het is gratis. Je hoeft zelf niets mee te nemen. Lege handen en een ontvankelijk hart. Hier aan tafel zul je het proeven: Gods liefde en genade verzadigen je meer dan wat ook in deze wereld. Amen.