Datum: 27 november 2016
Download PDF
Gemeente van de Heere Jezus te Gouda,
1. Hoog bezoek.
Het kleine dorpje in Chili zag er niet uit. Het lag in een achtergebleven gebied. Er was veel werkeloosheid. Het percentage criminaliteit lag hoog. Weinig toekomstperspectief voor jongeren. De straten waren vies. Overal lag rommel. Totdat er het bericht kwam, dat de president op bezoek zou komen. Ineens leefde het hele dorp weer op. De handen werden ineen geslagen. De rommel werd opgeruimd. Het vuil afgevoerd. De luiken van de winkels geschilderd. De president zou immers komen!
Wij kennen zulke beelden wel. Als de koning en koningin op bezoek komen, dan is er feest. Koninginnedag. En nu koningsdag. Feest in het dorp of in de stad. Iedereen laat zich van zijn beste kant zien. Allerlei spelletjes, sporten, demonstraties, de muziek trekt uit, kinderen zingen, vlaggen wapperen in de wind – één grote festijn van vrolijkheid en plezier. De koning, de koningin komt! Iedereen kijkt uit: zijn ze er al? Zie je ze al komen?
2. De Koning komt!
Iets van die verwachting klinkt ook door in Jesaja 40. Als we in vers 3 een stem horen zeggen: ‘bereid de weg van de Heere, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor God’. Dan gaat dat over een hooggeplaatste persoon die op bezoek komt. De stem spreekt over het banen van een weg. Wanneer een koning ergens op bezoek zou komen, werd er vaak een speciale weg voor hem aangelegd. In het Midden-Oosten bevinden zich tal van zulke wegen. Zo heb je in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba een prachtige brede weg, gebouwd voor de keizer. Maar de weg houdt plotseling op en loopt nergens naar toe. Alleen bedoeld voor wanneer de keizer zou komen voor een parade met zijn leger. De weg was aangelegd om zijn majesteit te kunnen tonen. In Rome heeft Mussolini ook zo’n weg laten aanleggen, over enkele ruïnes heen, speciaal voor militaire parades. Voor een koning maak je geen smalle, bochtige en moeilijk begaanbare wegen, maar een weg die recht is, vlak en goed begaanbaar.
Zo kregen de arme mensen in Babel die een slavenbestaan leidden, te horen dat hun koning door de woestijn naar hen toe zou komen, en dat ze zich voor hun komst moesten voor bereiden. En voor elke Jood was dit goed nieuws. De koning komt! Maak een rechte weg. Bereid je voor zoals je dat zou doen bij een koninklijk bezoek. En niet zomaar een koning komt. De Koning der Koningen. De Heere. God zelf komt op bezoek. De heerlijkheid van de Heere, zijn majesteit zal zichtbaar worden, en iedereen zal het zien. Als dat geen goed nieuws is! De tijd van jullie ballingschap is voorbij. God brengt een keer in jullie lot. Hij zal jullie halen en terugbrengen naar het beloofde land. De strijd is vervuld. De ongerechtigheid is verzoend. Hoe is het mogelijk.
3. Geen verwachting
Maar nee, de boodschap stuit op ongeloof. De mensen in Babel kunnen zich niet voorstellen dat hun lot zal veranderen. Ze kijken elkaar aan. Moe als ze zijn. Het licht in de ogen is uitgeblust. Ze zijn afgemat door het harde werken. Lijden. Slavernij. Ongerechtigheid. Zonde en schuld. In dat teken staat hun leven. Ze kijken elkaar aan, en zeggen: zou het echt waar zijn? We zitten hier al zo lang. Het volk kan het nauwelijks geloven. Het reageert met ongeloof. Met scepsis. Het lijkt er eerder op dat God ons is vergeten. Verder in het hoofdstuk wordt dat verwoord. Waarom zegt je, o Jakob, en spreek je, o Israël: mijn weg is voor de Heere verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij? Israël kan de woorden van de profeet niet geloven. Waarom niet? 70 jaar ballingschap is een hele tijd. Zo lang zitten ze er al. Meer dan twee generaties, sinds de verwoesting van Jeruzalem, in het jaar 587. Toen de Babyloniërs kwamen en grote delen van de bevolking wegvoerde in ballingschap. Weg van Israël. Weg van de tempel. In een totaal onbekend land. Met andere goden en gewoontes. En zware arbeid. En de jaren regen zich aaneen. Het leven was zwaar. De harp werd aan de wilgen gehangen. Hoe kunnen wij God dienen in een vreemd land? (Psalm 137 verwoordt die klacht).
Jongens en meisjes, aan de gezichten van de Israëlieten kun je zien dat ze profeet niet geloven. Er staat ongeloof afgetekend. Net als aan het einde van de tweede wereldoorlog. Toen de Engelse en Amerikaanse soldaten bij de concentratiekampen kwamen, waar Joden en anderen gevangen zaten, en ze tegen de gevangen zeiden: het is voorbij, de oorlog is over, konden ze dat niet geloven, dat er een einde kwam aan het lijden. Zo reageert het volk op de boodschap van Jesaja. Met ongeloof en verbijstering. Het kan niet waar zijn!
We lezen dat in de verzen 6 en 7. Daar komen we iemand tegen die namens het volk spreekt. En hij zegt. Je mag ook vertalen: iemand zegt. Iemand uit het volk reageert op de boodschap van de profeet: wat zal ik roepen? ‘Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid is als een bloem van het veld. Het gras verdort, de bloem valt af als de wind van de Here erover blaast.’
Uit deze woorden spreekt scepsis en ongeloof. Alle vlees is als gras. Gras ziet er wel even groen uit, maar zonder water, in de woestijn, onder de brandende zon, verliest het zijn kracht en verbrandt het. Ons leven is te vergelijken met een veldbloem. Na een regenperiode zie je ze bloeien in het gras of aan de kant van de weg, maar ze zijn ook zo weer verdwenen. Het gras en een veldbloem. Beelden van vergankelijkheid en broosheid. Zo typeert deze stem de levenservaring van het volk. Al zijn goedertierenheid is als een veldbloem. Een bijzondere uitspraak. Het Hebreeuwse woord chesed dat hier vertaald wordt met goedertierenheid, kan ook vertaald woorden met schoonheid. Maar er ziet een diepere lading in. Chesed is een woord dat met het verbond te maken heeft. Het is de trouw die past bij een verbond. Het volk zegt onze trouw aan het verbond, onze trouw aan God, stelt eigenlijk niks voor. We hebben het geprobeerd, maar het is ons niet gelukt. Daarom zitten wij nu in ballingschap. Wij zijn God ontrouw geweest. Onze zonden maken scheiding tussen ons en God. Welke hoop is er nog voor ons.
Gemeente, die ervaring is misschien wel voor u of jou herkenbaar. Dat je het idee hebt, dat de dingen bij je handen worden afgebroken. Als je de ene tegenslag of teleurstelling hebt moeten meemaken. Wat je gezondheid betreft. Op je werk, hoe collega’s met je omgaan. Relaties binnen je gezin of familie. Er zit geen schot in. Je denkt bij jezelf, wordt het ooit wel beter. Ik geloof er niet meer in. Die worsteling met die bepaalde zonde of verslaving: kom ik er ooit wel af? Dat gevoel van onmacht. Dat je het idee hebt dat de omstandigheden het laatste woord hebben. Er worden wel dingen tegen je gezegd in de prediking, op de bijbelkring of gebedsgroep. Maar het landt niet echt. Wat helpt je verder. Wat geeft je moed?
4. Dubbele troost
Ja gemeente, wat zeg je als je bij iemand op bezoek komt die diep in de put zit? Zeg je dan: moed houden hoor! Kom op, laat de moed niet zakken! Je moet vertrouwen hebben! Of ga je iemand troosten en wijzen op de goede dingen die er ook zijn? Dat is niet eenvoudig.
Soms kun je als een berg tegen een bezoek opzien: iemand die in een scheiding ligt, iemand die worstelt met ziekte of als iemand net ontslagen is. Wat zeg je dan? Hoe reageer je? Misschien ga je vooral luisteren. Woorden schieten immers te kort. Troost die te snel gegeven worden, is immers goedkope troost en kan pijn veroorzaken die jaren later nog gevoeld wordt. Als je geen oog hebt voor die ander, als je niet iets proeft van de worsteling die ziekte en onzekerheid met je doet of van de pijn dat je zomaar aan de kant bent gezet.
Woorden kunnen als een balsem zijn voor de ziel, maar woorden kunnen mensen ook enorm kwetsen. Zal ik zwijgen of zal ik spreken? En als ik spreek, wat zal ik dan zeggen?
Wat is de boodschap die Jesaja aan het volk mag doorgeven? Hoe spreekt hij tot het hart van het volk. Tot al die mensen die zich afvragen of het ooit goed zal komen?
Vers 8: inderdaad het gras verdort, de bloem valt af (Jesaja bevestigt de ervaring van de mensen, maar gaat wel verder), maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig. Jesaja wijst op het feit dat God het is die spreekt. Het zijn geen stemmen of meningen van mensen die hij verkondigt, maar het is God zelf die spreekt. En wat zegt God dan? Wat is de boodschap? Twee dingen.
a. De zonde is verzoend!
Kijk naar de eerste verzen. Die zo bekend geworden zijn door de Messiah van Händel. Troost, troost, mijn volk, roep haar toe dat de strijd vervuld is en dat haar ongerechtigheid verzoend is. Deze woorden vormen het grote keerpunt in heel het boek Jesaja. De hoofdstukken 1-39 stonden in teken van oordeel en waarschuwing. Bladzijden lang. Maar wanneer je hoofdstuk 40 begint te lezen verandert de toon en lijkt het alsof je in het NT leest. Het boek Jesaja heeft 66 hoofdstukken. Net zoveel als er boeken in de Bijbel zijn. 39 OT en 27 NT. Daarom wordt tweede deel van Jesaja de 27 hoofdstukken het NT van het OT genoemd. Ineens verandert de toon. En klinkt er hoop en verwachting. De stormwolken maken plaats voor zonneschijn. De drilboor van het oordeel is gestopt en nu is er een vredige stilte. Hoe kan dat?
God heeft gezegd: nu is het genoeg geweest. De ballingschap was een straf op de zonde van het volk geweest. De ongehoorzaamheid en de andere goden hadden de toorn van God opgeroepen. Hij had zijn bescherming terug getrokken. Israël was weggevoerd. Maar nu is het genoeg geweest, zegt God. Jullie hebben lang genoeg geleden. Ik zal jullie opnieuw genadig zijn. Wat is het geheim van deze ommekeer? Wat is het geheim van deze troost? Het geheim ligt in de Heere zelf. God heeft redenen uit zichzelf genomen, zeiden ze vroeger. Omdat Hij in zijn diepste wezen niet wil dat er ook maar iemand verloren gaat. Daarom komt Hij in beweging. Daarom laat Hij zien dat Hij een God van genade is, voor mensen die het verbeurd hebben en die het niet verdienen.
Eigenlijk is dat ook het geheim van het heilig avondmaal. Want waarom vieren we het? We vieren het omdat Jezus het heeft ingesteld. Doe dit tot mijn gedachtenis! God weet wat we nodig hebben. Aan tafel laat hij ons delen in zijn vergeving. Want vergeving betekent herstel van de relatie. God wil dat de relatie met Hem weer open is en zuiver. Dat gaat van onze kant niet lukken. Daarom neemt Hij zelf het initiatief.
Zo klinken ook hier de woorden van God via de profeet. Troost, troost mijn volk. Troost is een krachtig woord. Dat is al zichtbaar in het Engelse woord ‘comfort’, zoals in de Messiah: ‘Comfort ye, comfort ye, My people, saith your God’. Comfort, daar zit het woord ‘fort’ in. Die term komt van het Latijnse woord fortis. Iemand troosten is dus hun ziel kracht geven. Troosten is bekrachtigen. Maak mijn volk sterk, zegt God, vul hen met krachtige dingen, geef hen moed. Dat is troost. Het is genoeg. Ik vergeef jullie zonden en ongehoorzaamheid. Ik ben jullie genadig. Zo is de Heilige Geest ook de Trooster. Hij zegt het tegen bange en angstige discipelen: kijk naar Jezus. Hij heeft alles volbracht. Zijn offer aan het kruis is genoeg. Voor de grootste zondaren. Geloof het evangelie en leef. Sta op. Je mag het verleden laten rusten, God schenkt je een nieuwe toekomst. Het oude is voorbij; het nieuwe is gekomen. Dat is de eerste belofte. Maar er is nog iets en dat is zo krachtig.
b. We zijn het eigendom van de Heere!
Aan het slot van vers 2 lezen we, dat het volk uit de hand van de Heere het dubbele ontvangen heeft voor haar zonden. De uitleggers aarzelen bij de betekenis van het woord ‘dubbel’. Bedoelt de profeet dat ze genoeg gestraft zijn; dat ze dubbel en dwars hebben geboet. Of zit er een andere betekenis. Ik denk het laatste. Dubbel wijst denk ik op de genade van God. Ze hebben niet alleen vergeving ontvangen, maar nog iets. In vers 1 lezen we dat God over hen spreekt als ‘mijn volk’. Ondanks alles, is Israël Gods volk gebleven! En in vers 10 lezen we iets ontroerends. Als God komt, dan zien we hem als de machtige God. Met kracht zal Hij komen. Zijn arm zal heersen. Dat is zijn majesteit. Hij komt als Koning die zal regeren. Als de machtige God van Jakob. Maar Hij is niet alleen. Zijn loon heeft Hij bij zich. Zijn arbeidsloon gaat voor hem uit. Wat is dat: zijn loon, zijn arbeidsloon? Als de machtige God komt, Hij die alle sterren heeft geschapen en in zin hand houdt, die van de hele wereld kan zeggen: dat is van mij! Als hij komt, dan heeft Hij een kudde bij zich. Schapen. En lammetjes. Zelfs kleine die nog drinken bij de moeder, die draagt Hij. Wat wil dat beeld zeggen?
De mensen die zijn vergeven (eerste punt), die heeft Hij tot Zijn eigendom gemaakt (tweede punt). Het loon, dat zijn de mensen over wie Hij zich heeft ontfermd. Ze zijn van Hem! Zijn eigendom. Zo mag Israël zich leren zien: als het volk dat vergeven is en als het volk dat Gods eigendom is. Ze hoeven zichzelf niet langer te zien als gras dat verloren gaat; de veldbloem die knakt en sterft; maar als het volk dat door Gods genade zijn eigendom is geworden.
Als ik de lijn nog even naar het avondmaal doortrekt, dat we hopen te vieren, dan zegt God tegen ons: Troost, troost mijn volk. En wij denken: maar Heer wat is dan onze troost? Dan is het antwoord tweeledig, ik citeer HC 1: (1) dat Jezus Christus, met Zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald (de eerste belofte van Jesaja voor het volk); en (2) dat ik met lichaam en ziel, zowel in leven als in sterven, niet mijzelf toebehoor, maar het eigendom ben van mijn getrouwe Heiland (de tweede belofte van Jesaja).
De Engelse prediker Martyn Lloyd-Jones schreef een boek over Geestelijke depressie: zijn oorzaken en zijn genezing. Daarin schrijft hij in de loop van de jaren heel veel christenen tegen kwam, die worstelen met angst en onzekerheid, soms meer dan niet christenen. Ze waren onzeker; makkelijk uit balans te brengen. Ze roddelden. Snel ontvlambaar. Voelden zich minderwaardig. Toen ontdekte hij dat ze het dubbele van Jezus redding niet hadden begrepen. Ze geloofden dat Jezus voor hun zonden betaald heeft; dat ze vergeving hadden ontvangen; dat ze niet verloren zouden gaan. Maar ze hadden het tweede deel van de belofte niet begrepen; dat als God je vergeeft, en je door geloof deze vergeving ook mag aanvaarden, dat je dan bij Hem mag horen. Dat je door genade Zijn eigendom bent geworden.
Maar dat is nu juist de troost van het evangelie. God doet geen half werk. Dankzij het werk van Christus mag je het dubbele uit Zijn hand ontvangen: Zijn vergeving en je mag een schaap of lammetje zijn van Zijn kudde.
5. Als God komt… komt Hij als Herder
Ik ga eindigen. Nog een ding. Wat Jesaja verkondigt en in het leven van de Heere Jezus werkelijkheid is geworden, dat is dit: voordat God komt als rechter, komt Hij als een Herder! Voordat God komt om te oordelen de levenden en de doden, komt Hij in de gestalte van Herder. Zo is Jezus gekomen. Ik ben de Goede Herder. Ik geef Mijn leven voor Mijn schapen. Niemand zal ze uit Mijn hand rukken.
Zo is de Heere Jezus met Kerst gekomen. En stak Hij zijn handen naar de mensen uit. Komt tot Mij allen die vermoeid en belast zijt, Ik zal u rust geven. Wat betekent dat? Hoe bereiden wij ons voor op zijn tweede komst? Wat moest het volk doen? Zorg dan dat de weg geëffend is, naar God toe. Ruim de hoogten op. Laat trots en zelfvoldaanheid je niet in de weg staan. Breek met de zonde van de hoogmoed. Maak de dalen vlak. Blijf niet zitten in je moedeloosheid. Zeg niet met mij wordt het toch nooit wat. Ik kan nu eenmaal niet veranderen. Blijf je zonden of je twijfel niet koesteren. Sta op, en kijk naar de Herder. Hij zegt: Ik heb de prijs betaald. En jij? Jij bent van Mij. Geloof het evangelie. Amen.