De les van de Rechabieten

Schriftlezing: Jeremia 35 - Mattheus 28:16-20
Datum: 28 augustus 2016
Download PDF


1. De Amish.

Ze spreken tot de verbeelding van velen: de Amish uit de staat Pennsylvania, aan de oostkust van de Verenigde Staten. Sinds de achttiende eeuw wonen ze daar. Afkomstig uit het Zuiden van Duitsland en Zwitserland. Ze zijn vooral bekend geworden door de documentaire Out of order die in 2012 op National Geographic Channel verscheen. De Amish leven helemaal in de sfeer en de stijl van de negentiende eeuw. Ze lopen in klederdracht, reizen met koetsjes, hebben geen telefoon, tv en radio, maken slechts spaarzaam gebruik van elektriciteit. Ze gaan tot hun veertiende naar school gaan en daarna gaan ze werken; ze trouwen binnen de eigen kring; zingen graag a capella. Op s’ zondags komen ze als huisgemeenten bijeen. Gegrepen door het verlangen God te dienen, nemen ze Zijn Woord zo letterlijk mogelijk. Als gemeenschap hebben ze een set ongeschreven regels: de Ordnung, die iedereen moet houden. En die Ordnung is door de oprichter opgesteld. Wie ermee breekt, moet de gemeenschap verlaten.

2. De Rechabieten.

Als je dat zo hoort, lijken ze wel op de Rechabieten uit de tijd van Jeremia. Wat als er iets is dat zij doen, dan is dat het koesteren van de regels van de oprichter en zich afzijdig houden van de wereld om hen heen. Het is een opvallende groep, die nu zomaar in het vizier van Jeremia komt. Normaliter leven ze als nomaden buiten de stad, op de steppe en in de heuvels. Ze hebben geen vaste verblijfplaats, maar trekken van de ene plek naar de andere. Maar hier in Jeremia 35 bevinden ze zich in de stad Jeruzalem. Want het leger van Nebukadnezar is het land binnen gevallen. De Baylonische koning is bezig met een strafexpeditie tegen Juda. De soldaten marcheren richting Jeruzalem. De Rechabieten hebben uit angst voor de soldaten hun toevlucht in Jeruzalem gevonden, binnen de veilige muren van de stad. Daar midden in de stad vallen ze op. Boerenmensen in de stad. Misschien hebben ze hun tenten wel ergens opgezet op een van de pleinen in de stad.

Het is een bijzondere groep. Van huis uit waren het geen Israëlieten, maar Kenieten; de stam waar Mozes’s vrouw Zippora vandaan komt. Deze groep leeft als als nomaden in de woestijn. In tenten. Eenvoudig en sober. Als een soort bedoeïenen. Ze hadden zich bij Israël aangesloten, hun godsdienst overgenomen en zijn meegegaan het beloofde land in. Hun voorvader was Jonadab, de zoon van Rechab, waar de naam Rechabieten vandaan komt. In 2 Koningen 10 komen we hem tegen samen met koning Jehu. Beiden in een heftige strijd gewikkeld tegen de Baäl. Het was de tijd van Koning Achab. U weet wel de man van Izebel. De vrouw die er alles aan gedaan heeft om de invloed van Baäl te vergroten. Baäl was de god van de vruchtbaarheid. En werd door de Kanaänieten aanbeden en vereerd. Overal waren kleine tempeltjes ontstaan met beelden voor Baäl en andere afgoden. Er waren priesters in dienst van Baäl. Juist omdat het economisch zo goed ging en het land vruchtbaar was, was Baäl populair onder de mensen. Niet langer de God die hen had bevrijd, wiens naam was ‘Ik ben’ en ‘Ik zal er zijn’, de God die zijn volk trouw was geweest, maar deze afgod Baäl.

Jonadab kon dit niet langer aanzien en is een soort protestbeweging gestart. Hij had een oprecht verlangen dat het volk zou leven zoals God het had bedoeld. Daarom mochten de Rechabieten geen wijn drinken, geen wijngaard, akker of bouwland bezitten. Ze mochten geen huizen bouwen, maar moesten als nomaden in tenten blijven wonen. Jonadab gaf deze geboden niet om over de mensen te heersen. Nee, de geboden waren juist op het welzijn van het volk gericht. Jonadab zag het zedenverderf in Israël en hij was bang dat zijn kinderen erin meegezogen zouden worden. De wijn werd in de afgodendienst misbruikt, mensen gingen zich te buiten en alle remmen gingen los, ook op seksueel gebied. Hij zag hoe mensen in de ban raakten van geld en goed. Alles groeide en bloeide. Overal in het land werd gebouwd. Daarom moesten zijn volgelingen zich afzijdig houden. Als vreemdelingen leven. De tentpinnen moesten niet te vast in de grond, als een herinnering, dat ze geen blijvende stad op aarde hadden. Als een herinnering aan het pure leven zoals God dat had bedoeld.

3. Als lichtend voorbeeld.

Als Jeremia deze groep in Jeruzalem tegenkomt, is hun Jonadab, hun stamvader, al meer dan twee eeuwen dood. Maar nog altijd zijn ze trouw aan zijn regels. Want als Jeremia ze op Gods bevel naar de tempel brengt en ze kannen en bekers vol wijn voorzet, dan wijgeren ze die te drinken omdat hun voorvader Jonadab dat verbonden had. Al die jaren hebben wij naar de stem van onze voorvader geluisterd en niet gedronken en we zullen het nu ook niet doen! Ze doen geen water bij de wijn en schipperen niet met hun principes.

Dan gebeurt er iets bijzonders. God neemt deze Rechabieten als voorbeeld. Hij stuurt Jeremia naar het volk met de boodschap: hoe kan het dat de Rechabieten tot op de dag van vandaag trouw zijn aan het gebod van hun voorvader, dat ze luisteren naar de regels die door een mens zijn ingesteld, maar dat jullie niet luisteren naar Mij. Ik die de Schepper van hemel en aarde ben, de God die jullie bevrijd heeft? Dat is het verbijsterende, dat de Rechabieten zich strikt houden aan de regels van een mens, maar dat Juda niet luistert naar de geboden van God. Daar zit ook het verdriet van God. Want wat heeft Hij niet voor Zijn volk gedaan? Ze hebben hun leven, hun bestaan aan Hem te danken. Als Hij zich niet over hun had ontfermd, keer op keer, dan was er helemaal niets van het volk overgebleven. Als Hij niet genadig was geweest, was het volk verloren gegaan. Dat verdriet van God loopt als een rode draad door het hele boek. Steeds weer heeft Hij Israël gewezen op de bijzondere band die het met Hem had. We zijn toch met elkaar getrouwd, hoe kunnen jullie nu vreemd gaan, horen we in hoofdstuk 2. God heeft hen gewezen op de gang van de natuur, de les van de ooievaar in hoofdstuk 8. Nu neemt God de Rechabieten, een groep van buiten, als voorbeeld voor zijn volk.

Wat valt er dan van de Rechabieten te leren? Wat hebben zij, dat Israël niet heeft? Drie dingen vallen op en die hebben ons ook wat te zeggen, denk ik: 1.liefde tot voorvader; 2. trouw en gehoorzaamheid; 3. besef van vreemdelingschap.

4. Les van de Rechabieten.

a. Liefde tot de grondlegger.

Het eerste dat opvalt is hoe ze spreken over hun voorvader, Jonadab. Ze koesteren de woorden die hij in een ver verleden heeft gesproken. Elke generatie die er weer bij kwam, is in hetzelfde spoor gegaan. Uit hun woorden proef je de liefde tot hun stamvader. Want ze zeggen niet: zo zijn onze manieren, dit zijn de regels die wij volgen. Nee, we horen hen steeds weer zeggen – tot drie keer toe – ‘want onze voorvader Jonadab heeft gezegd’. Het leven wat ze vandaag leven, verbinden ze direct met de persoon van hun grondlegger.

Ik denk dat dit voor een christen eigenlijk niet anders moet zijn. Wie gelooft, heeft zijn leven te danken aan de Here Jezus. Als Hij niet voor mijn zonde was gestorven; als Hij zich niet had ontfermd over mijn leven en over dat van mijn kinderen, met die opstandigheid en ongehoorzaamheid van ons, dan was er voor mij geen vergeving, geen hoop en geen toekomst. Een christen is iemand die de Here Jezus liefheeft en Hem niet meer kan missen. Daarom is heel zijn leven gericht op Hem. Als je door genade het eigendom van Christus bent geworden, is er een band ontstaan. De band van het geloof. Daarom oriënteert elke gelovige zich – als het goed is – op Hem.

Op de doopzitting hadden we met elkaar een gesprek over de doop en ging het ook over de vraag: wat zou je nou aan je kinderen willen doorgeven, met betrekking tot de Heere God. Met elkaar kwamen we tot de conclusie: als ouder verlang je er naar, en met de hulp van God doeje je best ervoor, dat je zoon of dochter de Here Jezus leert kennen.

Jullie zeiden het zo in de doopbrief, die je aan je kind schreef: ‘De doop zien we als een teken en belofte van God, dat Hij voor jou heeft gekozen; dat Jezus Christus ook heeft geleden voor jouw zonden… Wij als ouders hebben beloofd je bij het geloof in Jezus Christus op te voeden. Hierbij zullen we hulp van God hard nodig hebben’. En: ‘het water van de doop betekent dat Jezus jouw zonden wil wegwassen. Dat is genade. Om dit te ontvangen is geloof nodig. Als ouders willen we je voorgaan in dit geloof. We bidden dat je Gods liefde mag ontdekken in een persoonlijk relatie met Hem en dat je als kind mag leven tot eer van Hem’. Dat is mooi gezegd. Allebei die focus op de Here Jezus. Je zoon of dochter zal veel moeten leren, maar vooral hoop je en bid je dat het de Heere Jezus leert kennen; dat zijn of haar leven op Hem gericht is.

Daarom staat Hij ook in de geloofsopvoeding centraal. Heel concreet, elke dag. Zoals jullie bij je kinderen doen: Waar zullen we de Heere Jezus vandaag voor danken? Wat ging niet goed en vragen we Hem vergeving voor? Wat zou Jezus willen dat we doen? Liefde tot de grondlegger. Jezus in het centrum. Dat is de eerste les van de Rechabieten. De tweede les is

b. Gehoorzaamheid.

Als Jeremia de Rechabieten wijn voorzet, dan wijzen ze dat resoluut af. Wat opvalt is dat de Rechabieten de regels die Jonadab hen had gegeven allemaal kunnen opsommen. Niet drinken. Geen huis hebben. Geen wijngaard. Geen akker. In tenten wonen. Vijf geboden. Ze weten het precies. Maar wat is nu zo opvallend? Ze spreken er heel persoonlijk over: ‘dit is wat Jonadab ons heeft geboden’. ‘Wij hebben geluisterd naar de stem van onze voorvader’.

Wat is hier de les? God vraagt niet in eerste instantie gehoorzaamheid aan regels maar aan een persoon. In de geboden zit een persoonlijk element. Dat zie je zo duidelijk hier in Jeremia 35. Want tot wel 6 keer toe gaat het hier over luisteren naar de stem van God. Vroeg en laat heb ik tot u gesproken, maar jullie hebben niet geluisterd. Wat God van zijn volk vraagt, is niet gehoorzaamheid aan regels, maar aan Zijn stem. Wat God van zijn volk vraagt, komt voort uit persoonlijke betrokkenheid op hun leven. Als dat persoonlijke element wegvalt, dan worden de geboden van God tot een koude en harteloze wet.

Dat zie je al in de 10 geboden. God richt zich tot Israël. Ik ben de God die jullie heeft bevrijd, leef daarom in vrijheid. Dit is wat nodig is om dicht bij je bevrijder te blijven. Al die geboden staan in een persoonlijke context.

Dat geldt ook ons als christenen. God vraagt gehoorzaamheid in geloof en leven. Dat klonk ook door in het zendingsbevel: leer hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. Ik. Dat is persoonlijk.

Gehoorzaamheid. Doen wat God van je vraagt. Dat je leeft naar Zijn richtlijnen. God vraagt geen gehoorzaamheid aan menselijke regels. Het is nu niet zo dat Israël ook moet gaan leven volgens de regels van Jonadab. Nee, dat is niet Jeremia’s boodschap. Het gaat God om de houding. Een houding van gehoorzame trouw.

De verhouding tussen menselijke regels en geboden van God is natuurlijk best lastig. Veel van wat we in de opvoeding hebben meegekregen over wat je als christen doet, is niet zo direct in de Schrift terug te vinden. Over hoe je je kleedt op zondag. Wat je wel of niet op deze dag doet. Hoe laat je op zaterdag thuis mag komen. Hoeveel je drinkt. Of je wel of niet naar de film gaat of de discotheek. Naar welke muziek je luistert. Of je samen op vakantie gaat of niet. Zoveel dingen. Zoveel regels. Als de opvoeding die je kreeg heel sterk om regels draaide, dan krijg je daar aversie tegen. En zeker ook als niet uitgelegd kan worden waarom iets van belang is.

Natuurlijk, we weten allemaal, er zijn nu eenmaal menselijke regels waar je je gewoon aan moet houden. Wanneer je ouders jouw bedtijd vaststellen. Wanneer je baas een kledingvoorschrift geeft voor op kantoor. Wanneer de overheid wil dat je een gevarendriehoek of een alcoholtest in je auto hebt. Een samenleving kan niet zonder regels functioneren.

Maar wat het geloof betreft, luistert het nauw. Het gaat in het christelijke geloof niet om regels, maar om relatie. Een relatie met de Heere Jezus Christus. Dat is de kern. En het gaat om gehoorzaamheid aan een persoon. Aan de God die mijn Schepper is en het goede met mij voorheeft. Met Christus die voor mijn zonden is gestorven en tot mij spreekt. Doe dit en je zult leven! Doet dat niet anders kun je verloren gaan! Gehoorzamen is luisteren naar de God die het beste met je voor heeft. En zo kom ik bij de laatste en derde les.

c. Vreemdelingschap.

De Rechabieten onderscheidden zich van de rest van het volk. De gerichtheid op hun stamvader en hun trouw aan zijn regels, maakte dat anders waren. Vreemdelingen. Wel in maar niet van de wereld.

Maar God vraagt van Israël niet om de regels van de Rechabieten over te nemen. Daar zit hun identiteit niet in. Onze identiteit zit ook niet in de regels van een bepaalde traditie. Hoe goed bedoeld allemaal. Geloven gaat niet op in een set van vormen en gewoontes, die verplichtend worden opgelegd. Maar onze identiteit wordt – als het goed is – bepaald door Jezus Christus. Dat maakt het verschil.

Als de apostel Petrus de gelovigen vreemdelingen noemt, die weten: we zijn op reis; We hebben hier geen blijvende stad. Dan is dat vreemdelingschap bepaalt door het feit dat zij van Christus zijn. Wat stempelt ons leven als christenen vandaag. Ik zou het zo willen zeggen: onze identiteit wordt bepaald door Jezus Christus. Wie tot geloof is gekomen is het eigendom van Christus geworden. Een nieuwe schepping. Dat bepaalt je identiteit. Zo sta je in de wereld. Morgen in het werk. Op school. In de universiteit. Als het eigendom van Christus. Als iemand die zich door Hem laat leiden. Wat zou Jezus gedaan hebben in deze situatie? Dat bepaalt de keuzes die je maakt.

Als je er samen voor kiest om voor je huwelijk niet met elkaar naar bed te gaan. Dat stempelt de keuze van de muziek en de films die je wel of niet ziet. Dat beïnvloedt hoe je met alcohol omgaat. Dat heeft gevolgen voor hoe je met mensen omgaat die je niet liggen. Dat bepaalt de invulling van de zondag. Dat komt tot uiting in de relaties die je hebt en hoe je met geld omgaat. Je bent van Christus en daarom steek je de hand uit naar iemand die eenzaam is en hulp nodig heeft; ben je barmhartig naar kwetsbare mensen en vluchtelingen. Daarom ben je zuinig op water en gooi je je afval niet zomaar weg. Daarom respecteer je ouderen en mensen die gezag over je hebben als politie en leeraren. En zo kan ik nog even doorgaan.

Natuurlijk zijn er dingen die je wel en niet doet. Regels zijn nodig. Maar altijd vanuit de kern, de bron, bedoeld om je te helpen en te stimuleren in het leven met en vanuit Christus.

4. Slot.

Ik eindig. Gelukkig staan we niet alleen. God geeft ons een gemeente. Broeders en zusters die ons helpen en voor ons en onze kinderen bidden. Maar alles staat of valt natuurlijk wel, dat je zelf ook de Heere Jezus kent. Ik hoop en bid dat u en jij de Heere Jezus liefhebt. Daar staat of valt alles mee. Wees niet als Israël ongehoorzaam, want dan loopt het niet goed af. Maar luister naar Zijn stem. De Heere Jezus heeft je lief en heeft je zoveel te zeggen.

Zo gij Zijn stem dan heden hoort, gelooft Zijn heil en troostrijk woord: verhardt u niet maar laat u leiden. Amen.